De Spoorwegstaking van 1944
Gedurende het grootste deel van de Tweede Wereldoorlog vervoerden de Nederlandse Spoorwegen Joden, politieke gevangenen en zigeuners naar concentratiekampen en dwangarbeiders naar werkkampen. Pas op 17 september 1944 legde het personeel het werk neer. Daarna reden er geen treinen meer tot aan de bevrijding.
De roof van Joods bezit
Vanaf de invasie had de NS samengewerkt met de bezetter. De slogan van voor de oorlog, ‘Veilig, vlug, voordelig’, bleef gelden tijdens de bezettingsjaren. Nooit viel er een trein uit, NS garandeerde een veilige reis en het transport was voor de Duitsers zeer goedkoop. Uiteraard diende NS rekeningen in voor de transporten, maar het geld daarvoor kwam uit geroofd Joods bezit.
De Joden hadden tijdens de eerste oorlogsjaren hun waardevolle voorwerpen in moeten leveren. Na hun deportatie legden de nazi’s beslag op hun inboedel en werd het geld dat zij op hun rekening hadden, overgeboekt naar een speciaal daarvoor opgerichte bank. Hun huizen werden verkocht, hun schilderijen geveild en hun aandelen verhandeld. De nazi’s gebruikten dit geld onder meer voor het vervoer van Joden naar de concentratiekampen. Ook betaalden zij de Spoorwegen voor het benodigde materieel en aanpassingen aan het spoorwegnet. Voor de transporten huurde de bezetter van NS 65 stoomlocomotieven, 200 personenrijtuigen en 24.000 goederenwagons.
Rekeningen
In totaal stuurden de Nederlandse Spoorwegen 30 rekeningen aan de Duitse overheid. De laatste, van 10 juni 1944, betrof het vervoer van in Den Haag en Amsterdam opgepakte Joden naar Assen. De rit vanuit Den Haag kostte f 5,85 per persoon en vanuit Amsterdam f 4,80 of 4,90, afhankelijk van welk station de trein vertrok. NS rekende f 1.999,45 voor in totaal zes ritten naar Assen.
Een van de rekeningen die tijdens de oorlog ingediend werden, betrof de aanleg van een spoorlijn van station Hooghalen naar kamp Westerbork. De eerste Joden die met de trein afgevoerd werden, moesten de 5 km tussen Hooghalen en het kamp lopen. Daarom kwam er een spoorlijn, zodat de Joden in het kamp konden uitstappen en na een korter of langer verblijf konden instappen in de trein naar Auschwitz of Sobibor.
Kritiek op NS-beleid
Vreemd is dat bijna niemand bij NS zich verzette tegen de transporten van Joden en andere gevangenen. Het NS-personeel deed niet mee aan de Februaristaking van 1941 en evenmin aan de April-Mei stakingen twee jaar later. De illegale pers bekritiseerde het beleid van NS. En daar bleef het niet bij: verzetslieden pleegden aanslagen op treinen en vroegen werknemers of ze lid wilden worden van een verzetsgroep. Maar de meesten waren daartoe niet bereid. Toen de oorlog uitbrak, had de directie hen ingeprent dat, wat er ook gebeuren mocht, de treinen altijd moesten blijven rijden. Je plicht doen, daar ging het om bij NS. Daar kwam bij dat NS een goede werkgever was. Niet dat de lonen zo hoog waren, maar het personeel was wel verzekerd tegen ziekte, ongevallen en ouderdom. Het was dan ook niet snel bereid het werk neer te leggen.
Oproep om te staken
Naarmate de tijd vorderde, werd het werk gevaarlijker. Het verzet probeerde vanaf 1943 regelmatig treinen te laten ontsporen en de geallieerden voerden beschietingen uit. Op 4 augustus 1944 waren daardoor al 51 personeelsleden omgekomen en 198 gewond geraakt.
Directeur Hupkes had echter gezegd pas tot staking over te gaan als de regering in ballingschap daartoe opriep. Op zondag 17 september 1944 was het zover. De regering in Londen liet weten dat het moment gekomen was om te staken, ‘teneinde het vijandelijk vervoer en troepenconcentraties zo veel mogelijk te beletten’. Het Londense Bureau Inlichtingen had om een spoorwegstaking gevraagd op de dag waarop de geallieerde troepen de grens met Nederland over zouden trekken. De Nederlandse regering was daarin niet gekend. En dus kwam de oproep om te staken voor hen net zo onverwacht als voor de spoorwegmedewerkers. Die moesten zelf beslissen of ze het werk neerlegden of niet en dat leidde tot chaotische situaties. In het oosten van het land werkte het personeel nog enkele dagen door, maar uiteindelijk gaven alle medewerkers gehoor aan de stakingsoproep. Dat betekende wel dat zij moesten onderduiken. Het verzet kreeg er enorm veel werk bij om voor deze mensen – 30.000 in totaal – een onderduikadres te vinden en hen te voorzien van bonkaarten.
Nadelen staking
De staking die op zo’n laat tijdstip kwam, had uiteindelijk slechts nadelen. Eten en brandstof konden nu alleen maar per schip naar het westen van het land vervoerd worden. Toen in januari de rivieren dichtvroren, was scheepvaart niet meer mogelijk en begon de Hongerwinter. Ook konden er geen Rode Kruispakketten meer naar gevangenen in concentratiekampen gebracht worden. Leden van het verzet ondervonden veel hinder van de staking, omdat zij regelmatig met de trein reisden om elders in het land vergaderingen bij te wonen of acties te ondernemen. Ook vervoerden zij bonkaarten en wapens met de trein. Op 27 september, tien dagen na de staking, hadden de Duitsers hun eigen vervoer weer in orde en konden zij de transporten van gevangenen hervatten.
Aanbieden van excuses
Aan het vervoeren van Joden en andere gevangenen heeft NS tijdens de oorlog omgerekend 2,5 miljoen euro verdiend. Het heeft 60 jaar geduurd voor de spoorwegmaatschappij zijn excuses voor de diensten aan de bezetter heeft aangeboden. Pas in 2005 bood directeur Aad Veenman zijn verontschuldigingen aan aan de Joodse gemeenschap voor de rol van het bedrijf in de oorlogsjaren. In de jaren vijftig had de directie al wel een algemene schadevergoeding betaald ter compensatie van het leed van de Jodenvervolging. In de jaren daarna was NS betrokken bij het plaatsen van monumenten en gedenkplaten op stations van waaruit gevangenen met de trein weggevoerd werden.