Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden: Gouden Eeuw

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden: Gouden Eeuw Aan het begin van de zeventiende eeuw brak er een periode van economische welvaart aan in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, welke later de naam de Gouden Eeuw kreeg. De enorme groei vond vooral plaats op het gebied van de handel, wetenschap en kunsten, maar ook politiek en militair gezien wist de Republiek alle aandacht op zich te vestigen. Wanneer de Gouden Eeuw officieel haar intrede deed was niet geheel duidelijk. De oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in 1602 zorgde voor een enorme groei van de handel maar ook het Twaalfjarig Bestand, gesloten in 1609, deed de groeiende economie veel goed. De periode van vernieuwing en bloei kwam abrupt tot een einde in 1672, het jaar dat ook wel bekend kwam te staan als het "rampjaar".

Inhoud


Aanleiding tot de Gouden Eeuw

Eind zestiende eeuw stonden de Nederlanden onder leiding van de Spaanse koning Filips, maar de spanningen tussen de beide partijen liepen in hoog tempo op. Onder druk van de Spanjaarden vond er een tweedeling in de Nederlanden plaats en de noordelijke en zuidelijke gewesten gingen ieder hun eigen weg. Met name de noordelijke Nederlanden gingen een periode van groeiende welvaart tegemoet ondanks het feit, of misschien wel dankzij het feit, dat zij met Spanje in een langdurige strijd verwikkeld was geraakt. Onder de naam de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bereikte de (noordelijke) Nederlanden haar hoogste welvaartsniveau ooit.

Koning van Spanje & Landheer der Nederlanden; Filips II / Bron: Antonis Mor, Wikimedia Commons (Publiek domein)Koning van Spanje & Landheer der Nederlanden; Filips II / Bron: Antonis Mor, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Voorgeschiedenis
Gedurende de zestiende eeuw waren de gebieden die tot de Nederlanden behoorden een onderdeel van het Heilige Roomse Rijk. Maar in 1554 kwam hier verandering in toen de toenmalige Rooms Duitse keizer; Karel V (1500-1598) de Nederlanden onafhankelijk verklaarde en zijn zoon Filips II (1527-1598), aanstelde als Landheer der Nederlanden. Aanvankelijk verliep het contact tussen Filips en de Nederlandse regenten voorspoedig, maar toen de Spaanse landheer de Nederlandse inwoners verplichtte zich tot het katholieke geloof te bekeren, liepen de spanningen in hoog tempo op. De Nederlanden, door een eeuwenoude taalgrens verdeeld in een noordelijk en zuidelijk deel, sloegen de handen ineen en kwamen gezamenlijk in opstand tegen het beleid van hun (inmiddels) Spaanse koning. Helaas had de opstand niet het gewenste effect en de zuidelijke gewesten waren de strijd meer dan zat. Met de ondertekening van de Unie van Atrecht besloten zij de Spaanse macht en het gezag te erkennen. De noordelijke Nederlanden verenigden zich op hun beurt door middel van de Unie van Utrecht en gingen onder de naam de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de strijd met de Spanjaarden aan.

Oorlog in de Republiek

Ondanks het feit, of misschien wel dankzij het feit, dat de Republiek sinds 1568 in oorlog verkeerde, draaide haar economie op volle toeren en de handel en welvaart nam in hoog tempo toe. Door de gunstige ligging van diverse steden werd de Republiek het middelpunt van de internationale handel en de VOC was uiterst winstgevend. De oorlog met Spanje, die in haar totaliteit tachtig jaar duurde, werd alleen onderbroken in de periode van 1609 tot en met 1621. Na het aflopen van het bestand laaide de strijd tussen beide landen weer in alle hevigheid op om definitief tot een einde te komen in 1648. Lang kon men in de Republiek niet genieten van de rust, want in 1652 verklaarde Engeland de Republiek de oorlog. Na de Eerste Engels-Nederlandse oorlog zouden er in totaal nog twee volgen en de bodem van de Nederlandse schatkist kwam langzaam maar zeker in zicht. Als in 1672 het zogenaamde "rampjaar" aanbreekt verliest de Republiek haar leidinggevende positie op het gebied van de handel en de economie komt abrupt tot stilstand. Met het aanbreken van het jaar 1674 was het definitief gedaan met de gouden eeuw in de Nederlanden als het land, naast Engeland, ook nog in een oorlog met Frankrijk en de Duitse bisdommen Keulen en Münster belandt.

Het logo van de Verenigde Oost-Indische Compagnie / Bron: VOC, Wikimedia Commons (Publiek domein)Het logo van de Verenigde Oost-Indische Compagnie / Bron: VOC, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Gouden Eeuw
In de eerste jaren van de zeventiende eeuw vonden er een tweetal veranderingen plaats die van grote invloed waren op de economische situatie van de Republiek; de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in 1602 en het aangaan van het Twaalfjarig Bestand in 1609. De oprichting van de VOC kwam voort uit de fusie van diverse kleine handelscompagnieën die sinds 1595 zelf hun specerijen haalden in Oost-Indië. De specerijenhandel tussen Europa en Oost-Indië was al jaren in handen van de Portugezen, maar nadat deze gingen samenwerken met Spanje, ontzegden zij de Nederlandse handelsschepen de toegang tot de Portugese havens. De Nederlanders werden daardoor gedwongen om zelf hun specerijen in te kopen in Indië en in allerijl werden er diverse kleine handelscompagnieën opgericht. Zowel de Staten-Generaal als politiek adviseur en landsadvocaat van Holland; Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619), waren van mening dat al deze kleine bedrijven alleen maar onnodig veel concurrentie veroorzaakten en daarnaast waren de compagnieën te klein om tijdens hun reizen van enige waarde te zijn op het gebied van de verdediging van de Nederlanden tegen de Spaanse troepen. De handelscompagnieën kregen de opdracht om met elkaar te fuseren en op deze manier wisten de Nederlanden een handelsvloot op te bouwen die een krachtig wapen was op zowel economisch als militair gebied. In 1609 sloten Spanje en de Nederlanden een wapenstilstand voor de duur van twaalf jaar en de rust die deze wapenstilstand met zich meebracht zorgde ervoor dat de Republiek en haar inwoners zich volledig konden richten op de opbouw van het land.

Economie

De drijvende kracht achter de Nederlandse economie was in de zeventiende eeuw, zonder twijfel, de handel. En mede door de enorme groei in deze sector werden ook de andere economische sectoren van de Republiek in staat gesteld om te groeien. Door diverse ontwikkelingen die de productie- en arbeidsprocessen vergemakkelijkten was de Republiek in staat voldoende grondstoffen te produceren die nodig waren om in de stijgende vraag naar producten te kunnen voorzien. Naast internationaal handelscentrum vormde de stad Amsterdam ook al snel het middelpunt van de internationale geldmarkt en diverse vorsten, edelen en handelaren uit de omliggende landen klopten bij de Republiek aan voor financiële steun.

Handel & nijverheid

De grootste aanjager van de Nederlandse economie was in de zeventiende eeuw de handel en haar leidinggevende rol op dit gebied was niet geheel en alleen te danken aan het succes van de VOC. Ook de Hollandse stad Amsterdam nam op dit gebied een belangrijke rol in, mede door haar gunstige ligging aan de druk bevoeren Oostzee. Het merendeel van de internationale handelsschepen passeerden tijdens hun reizen Amsterdam en al spoedig meerden de meeste schepen ook daadwerkelijk aan om handel te drijven. Amsterdam verkreeg, mede door haar gunstige ligging, het recht om vrijwel alle goederen, producten en grondstoffen die er voor handen waren te stapelen (op te slaan en als eerste te koop aan te bieden) en werd door de overige landen benoemd tot internationaal handelscentrum. In het kielzog van de groeiende handel vond men de nijverheid, die ook goed van het groeiende welvaartsniveau in de Republiek wist te profiteren. Doordat er voldoende grondstoffen en arbeidskrachten in de Nederlanden voor handen waren kon de nijverheid aan de stijgende vraag naar goederen voldoen. De ontwikkelingen volgden elkaar in de zeventiende eeuw in hoog tempo op en diverse productie- en arbeidsprocessen werden hierdoor verbeterd. Een zeer belangrijke ontwikkeling was de omvorming van de windmolen tot houtzaagmolen waardoor de Republiek in staat was een enorme hoeveelheid houten planken te produceren. Het hout vond niet alleen gretig aftrek in de omliggende landen ook de Nederlandse scheepsbouwers wisten wel raad met al dat hout. In hoog tempo wisten zij diverse nieuwe handels- en oorlogsschepen te ontwikkelen die de Republiek in de aankomende jaren goed van pas zouden komen.

Bron: Michael Czytko, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Bron: Michael Czytko, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Het fluitschip

In de zeventiende eeuw was het voor een land gebruikelijk om diverse waterwegen en handelsroutes te "claimen" die in de nabije omgeving lagen. Het doel hiervan was het spekken van de schatkist door middel van het heffen van tol. De hoeveelheid tol dat een schip diende te betalen werd berekend aan de hand van de breedte van het dek van het schip, want hoe breder het dek, des te breder het ruim, des te meer goederen kon het schip vervoeren. De VOC was al enige tijd op zoek naar manieren om de kosten van de tol-betalingen te drukken en de oplossing werd aangedragen door de Nederlandse scheepsbouwers. Zij wisten het zogenaamde fluitschip te ontwikkelen; een schip met een zeer smal dek, maar een zeer breed ruim. Door het fluitschip was de VOC in staat een enorme hoeveelheid aan goederen te vervoeren tegen een zeer lage tol-betalingen en de winsten die hiermee werden behaald legden de Republiek geen windeieren.

Landbouw

De landbouw, en dan met name de akkerbouw, was de gehele zestiende eeuw aan het worstelen geweest met het probleem om voldoende (brood)granen te produceren voor de inwoners van de Republiek. Op de drassige veengronden wilden de granen slecht groeien en de inwoners werden regelmatig geconfronteerd met de gevolgen hiervan; honger. Toen de gouden eeuw aanbrak werd dit probleem opgelost en wel door de vissers, die besloten om graan in te kopen tijdens hun vistochten en samen met hun visvangst weer aan land te brengen. Doordat het graantekort was opgelost werd de landbouw in staat gesteld zich te specialiseren en veel akkerbouwers besloten het roer om te gooien. De akkers, die een aantal jaren geleden nog vol stonden met (onvolgroeide) granen werden nu volgeplant met zogenaamde commerciële gewassen; vlas voor de touwslagerij of hop voor bierbrouwerijen. Een ander deel van de boeren besloot zich in plaats van de akkerbouw te richten op de veeteelt en met name de melkveehouderij en vetweiderij werden populair. Het grote voordeel van de omslag in de landbouw was dat zowel de nijverheid als de handel over meer dan voldoende grondstoffen konden beschikken die nodig waren om verdere groei in deze sectoren te realiseren.

Een tekening van de oorspronkelijke Amsterdamse Beurs bij opening / Bron: Johannes Ludovicus Springer (1850-1915) after Louis Marie Cordonnier (1854-1940), Wikimedia Commons (Publiek domein)Een tekening van de oorspronkelijke Amsterdamse Beurs bij opening / Bron: Johannes Ludovicus Springer (1850-1915) after Louis Marie Cordonnier (1854-1940), Wikimedia Commons (Publiek domein)
Financieel centrum
Mede door de handel die plaats vond in Amsterdam ontstond hier ook de eerste internationale "geldmarkt". De Nederlanden beschikten, in tegenstelling tot de omliggende landen, over een enorme groep zeer vermogende inwoners die het al snel gewoon vonden om geld te lenen, uit te lenen of te investeren in bedrijven of verschillende vormen van kunst. Het gemak waarmee geld geleend en uitgeleend werd in Amsterdam raakte al snel in andere landen bekend en vele edelen reisden richting de Republiek om zaken te doen. Zelfs vorsten van diverse landen klopten bij de Republiek aan voor een lening om hun oorlogen of excentrieke levensstijl te bekostigen. Mede door het gunstige investeringsklimaat dat in de Republiek heerste was het voor de VOC mogelijk om de grootste handelsonderneming ter wereld (!) te worden. Aangezien de VOC tevens het eerste bedrijf ter wereld was dat haar aandelen vrij verhandelbaar aanbood (Naamloze Vennootschap) werd in 1606 een eerste vorm van de Amsterdamse Beurs opgericht, welke was gelegen aan het Damrak. Het pand werd al spoedig te klein en er ontstond een behoefte aan een gebouw waar vraag en aanbod van de geld- en goederenmarkt elkaar gemakkelijk konden vinden. De Amsterdamse architect en beeldhouwer Hendrick de Keyser (1565-1621), kreeg de opdracht een nieuw gebouw te ontwerpen en in 1611 werd de Amsterdamse Beurs officieel geopend.

Dagelijks leven

Het leven in de Republiek werd gekenmerkt door een grote mate van vrijheid voor en een grote mate van tolerantie onder de Nederlandse bevolking. Mede door deze kenmerken kwam de Republiek onder de Europeanen bekend te staan als het land van de ware vrijheid en diverse andersdenkende en gelovigen wisten de weg naar de Nederlanden te vinden. Ook een duidelijke scheiding tussen de verschillende sociale klassen ontbrak en de Nederlandse bevolking was hierdoor beter in staat om samen te werken. En de positie van de vrouw was opvallend te noemen in vergelijking met haar geslachtsgenoten in de omliggende (Europese) landen.

Vrijheid & tolerantie

De Republiek werd opgericht naar aanleiding van de heersende onvrede van haar inwoners ten opzichte van het beleid van hun Spaanse koning. De Nederlanders waren van mening dat de Spaanse koning hen onderdrukte omdat zij niet het recht hadden hun eigen geloof te kiezen en het werd de Staten-Generaal dan ook al snel duidelijk dat de Nederlanders er niet van gediend waren als hun de wet werd voorgeschreven. Bij de oprichting van de Republiek bepaalden de leden van de Staten-Generaal dat één van de kernwoorden van het land "vrijheid" moest zijn en dat dit geen loze woorden waren bleek wel uit het feit dat de macht ook daadwerkelijk in handen van de Staten-Generaal werd gelegd. Door de aanstelling van de Staten-Generaal waren de Nederlanders in staat hun eigen regenten te kiezen en zo te bepalen wat de koers van het land in de komende periode moest worden. In een tijdperk dat het gebruikelijk was dat er een vorst aan het hoofd van een landstond, werd deze opmerkelijke keuze van de Nederlanden, door veel staatshoofden niet begrepen, maar hun onderdanen waren er juist van overtuigd dat de Republiek door deze keuzes het land van de "ware vryheid" was. Mede door de grote mate van vrijheid die de inwoners van de Republiek kregen, was ook de tolerantie onder de inwoners opmerkelijk hoog en veel steden waren dan ook een sociale smeltkroes van verschillende nationaliteiten, geloven en culturen.

Sociale klasse

In het merendeel van de Europese landen werd er een strikte scheiding tussen de verschillende standen (sociale klassen) gehanteerd, maar in de Republiek was deze scheiding niet tot nauwelijks aanwezig of merkbaar. In de omliggende landen werden de eerste twee treden van de sociale ladder bekleed door de katholieke geestelijkheid en de adel, maar beide groepen hadden in de Republiek vrijwel geen macht. De katholieke geestelijkheid was verdreven met de komst van de diverse protestantse stromingen en de adel had in de afgelopen jaren veel macht verloren aan de vermogende handelaren en de invloedrijke steden. Het merendeel van de Nederlanders werd gerekend tot de gegoede - of de burgerij, wat in de omliggende landen werd gezien als de derde en laagste stand. Binnen de (gegoede) burgerij waren er wel verschillende standen te vinden al werd je sociale status in de Republiek niet bepaald aan de hand van je afkomst, maar aan de hand van je inkomen: tot de gegoede burgerij behoorden onder andere de protestantse geestelijken, edelen, artsen, juristen, industriëlen en hooggeplaatste regenten (ambtenaren). Iets lager in aanzien, maar nog wel behorend tot de gegoede burgerij waren kleine zelfstandigen, administratief personeel, gespecialiseerde handwerklieden en boeren. Tot de burgerij werden de geoefende arbeiders, huisbedienden en al het overige dienstverlenende personeel gerekend. De dagloners of bedelaars hadden geen sociale status en werden gerekend tot de "paupers".

Positie van de vrouw

De grote mate van vrijheid van de Nederlands ten opzichten van de inwoners van de omliggende landen was ook te zien aan de vrijheden die de vrouw kreeg in de Republiek. Ondanks dat zij in lager aanzien stond dan de man beschikte zij over een groot aantal privileges die voor vrouwen uit andere landen ondenkbaar waren, al gold het merendeel van deze privileges alleen voor getrouwde vrouwen. Volgens de Staat was een vrouw handelingsonbekwaam en was zonder echtgenoot of mannelijk familielid dan ook niet in staat om transacties te verrichten of overeenkomsten aan te gaan, maar ze mocht zich wel zonder mannelijke begeleider of chaperonne op straat begeven. Getrouwde vrouwen stonden een stuk sterker in de door mannen gedomineerde Republiek. Een gehuwde vrouw werd geacht handelingsbekwaam te zijn en kon zich hierdoor een stuk meer vrijheden veroorloven. Ook was het merendeel van de Nederlandse vrouwen in staat hun eigen echtgenoot te kiezen en uithuwelijken gebeurden dan ook alleen in adellijke of vorstelijke kringen, puur met het doel de familiebelangen te behartigen. Kindhuwelijken waren ook zeldzaam omdat de vrouw geacht werd haar eigen uitzet bij elkaar te sparen voor ze in het huwelijk trad en aangezien vrouwen niet hoorden te werken duurde dit vele jaren. Ongehuwde vrouwen vielen onder de directe verantwoording en zorg van hun vader, en mocht deze niet meer in leven zijn, onder die van een ander mannelijk familielid. Ongehuwde vrouwen die niet terug konden vallen op de zorg van een mannelijk familielid hadden wel een moeilijk bestaan. De enige mogelijkheid om brood op de plank te krijgen was vaak door te gaan werken in het oudste beroep ter wereld; de prostitutie.

Religie

Het katholieke geloof was al sinds jaar en dag leidend in de Nederlanden maar eind zestiende eeuw kwam hier verandering in. Het protestantisme kreeg vaste voet aan de grond en het aantal volgelingen groeide in hoog tempo. Helaas veroorzaakte de grote groep volgelingen voor veel onrust toen steeds meer aanhangers het oneens werden met de leer van de Gereformeerde kerk. Toen de spanningen tussen de verschillende protestante stromingen dusdanig hoog opliepen dat de Staten-Generaal de situatie niet meer onder controle kon krijgen werd de hulp van de Synode van Dordrecht ingeroepen.

Katholiek vs. protestants

Vanaf het begin van onze jaartelling was in de gebieden die later bekend kwamen te staan als de Nederlanden het (rooms) katholieke geloof leidend geweest, maar eind zestiende eeuw kwam hier voor het eerst verandering in. Vanuit Duitsland en Frankrijk bezochten geestelijken de Nederlanden en introduceerden het gereformeerde geloof met haar bijbehorende protestantse stromingen. Met name in de noordelijke delen won het geloof al snel aan volgelingen en dit was een doorn in het oog van de katholieke Spaanse koning. De koning drong het katholieke geloof met geweld op aan de Nederlanders en deze reageerden hierop door in opstand te komen en uiteindelijk hun Spaanse koning volledig af te zweren. Nadat de katholieke koning was afgezet was de weg vrij voor het protestantse geloof en de eerste reactie van de protestantse aanhangers was het bannen van het katholieke geloof en haar geestelijkheid. Naarmate het aantal aanhangers van het protestantisme begon te groeien ontstonden er meerdere stromingen die al snel met elkaar in botsing kwamen en de spanningen onder de gelovigen liep in hoog tempo op. Nadat het probleem was opgelost zorgden de diverse stromingen binnen het christelijk geloof er mede voor dat de tolerantie onder de inwoners van de Republiek ten opzichten van andersdenkenden en gelovigen zo groot was.

De Synode van Dordrecht / Bron: Pouwel Weyts, Wikimedia Commons (Publiek domein)De Synode van Dordrecht / Bron: Pouwel Weyts, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Calvinisme
De belangrijkste leer binnen het protestantisme was de predestinatieleer; een christelijk geloofsstuk waaruit bleek dat het lot van de mens door God was voorbeschikt. Met andere woorden; bij de geboorte stond al vast of de persoon in kwestie aan het einde van zijn leven naar het eeuwige heil (de hemel) of de eeuwige verdoemenis (de hel) zou gaan. De eventuele goede daden die de mens tijdens zijn leven verricht had, hadden dan ook geen invloed op de eindbestemming van de persoon in kwestie. Een groot aanhanger van de predestinatieleer was de Frans-Zwitserse theoloog Johannes Calvijn (1509-1564) en hij besteedde dan ook veel tijd aan het bestuderen en begrijpen van het geloofsstuk. Naar aanleiding van zijn studie stelde Calvijn een sociale en politieke leer op die gelovigen moest helpen de predestinatieleer goed te begrijpen. Het gedachtegoed van Calvijn, verwoord in zijn leer, werd het Calvinisme genoemd. Binnen de protestantse stromingen die in de Republiek actief waren was het Calvinisme veruit het populairst en had dan ook de meeste aanhangers. In de loop van de zeventiende eeuw begon er onder de aanhangers van het Calvinisme onvrede te ontstaan over de algemeen geldende theorie van de predestinatieleer. De Gereformeerde Kerk beweerde wel dat de mens geen invloed op zijn eindbestemming kon uitoefenen, maar een degelijk en goed onderbouwd argument kon zij hier niet voor geven.

Remonstranten vs. contraremonstranten

De "tegenstanders" van de predestinatieleer waren van mening dat de mens wél invloed kon uitoefenen op zijn eindbestemming mits de persoon in kwestie hier voor open stond. De groep tegenstanders van de leer werd steeds groter en zij besloten zich te verenigen onder de naam remonstranten. De oorspronkelijke aanhangers van de predestinatieleer voelden zich geroepen om tegen de remonstranten op te treden en zij verenigden zich onder de naam contraremonstranten. De spanningen tussen beide partijen liepen hoog op en de Staten-Generaal kregen de situatie niet meer onder controle. Ze besloten de Synode van Dordrecht (de hoogste geestelijkheid van de protestantse kerk in de Nederlanden) bijeen te roepen en vroegen hen om het meningsverschil tussen de strijdende partijen op te lossen. In 1618 kwam de Synode van Dordrecht bijeen en naast de hoogste protestantse geestelijken uit de Nederlanden waren ook diverse geestelijken uit het buitenland uitgenodigd, dit met het idee de kwestie omtrent de predestinatieleer meteen, voor eens en voor altijd, op te lossen. De contraremonstranten werden al spoedig in het gelijk gesteld aangezien hun theorie het dichtst bij de oorspronkelijke predestinatieleer lag en de remonstranten besloten zich op hun beurt van de Gereformeerde Kerk af te keren en hun eigen weg te gaan. Na de uitspraak van de Synode van Dordrecht keerde de rust onder de gelovigen weer terug en de tolerantie ten opzichte van andere religieuze stromingen nam met sprongen toe.

Onderwijs

Vanaf de vroege middeleeuwen waren scholen alleen toegankelijk voor jongemannen die een carrière in de geestelijkheid ambieerden, maar met het aanbreken van de gouden eeuw kwam hier verandering in. Met name onder de welgestelden van de Nederlanden ontstond er een grote vraag aan en behoefte naar scholing en naast de bestaande kloosterscholen kwamen er ook andere vormen van onderwijs. Het volgen van onderwijs werd al spoedig steeds gebruikelijker in alle lagen van de bevolking maar de kwaliteit van het onderwijs was wel sterk afhankelijk van het inkomen van de ouders.

Lager onderwijs

Door de toenemende welvaart nam ook de vraag naar scholing toe en al spoedig werd het gewoon dat jongemannen in de leeftijd van ongeveer vijf tot en met tien jaar les volgden aan de lagere school. Alle kinderen, van verschillende leeftijden, zaten bij elkaar in één klas en het lesgeven gebeurde door middel van hoofdelijk onderwijs. De leerling diende de schoolmeester voor aanvang van de les te betalen en na de betaling ontving de leerling een opdracht die passend was bij zijn niveau. Twee keer per dag diende de leerling zich aan de lessenaar van de schoolmeester te melden en dan werd zijn opdracht nagekeken en overhoord. Als een leerling hulp nodig had bij een opdracht kon hij hulp vragen aan één van de ouderen leerlingen in de klas of aan iemand die op een hoger niveau zat. Leerlingen kregen op de lagere school les in het lezen, schrijven en rekenen waarbij de laatst genoemde les ook tevens de duurste les van de drie was. Leren rekenen was daarom alleen voorbehouden aan kinderen van meer vermogende ouders. De leeftijd van de schoolverlaters van de lagere school varieerden enorm; kinderen volgden lessen totdat zij moesten gaan werken, de ouders geen geld meer hadden of als zij de leeftijd van tien jaar bereikten. Ook het kennisniveau van de leerlingen die van school kwamen verschilde aanzienlijk, aangezien het vermogen van de ouders leidend was voor het aantal lessen dat een leerling kon volgen.

Universiteit van Leiden
Door de toegenomen vraag naar scholing was in 1425 de eerste Universiteit van de Nederlanden geopend, welke was gevestigd in de Vlaamse stad Leuven. Rijke (koopmans)zonen vanuit alle delen van de Nederlanden konden hier een opleiding volgen in de theologie, rechten, geneeskunde of de kunsten. Toen de noordelijke Nederlanden besloten om in opstand te komen tegen hun Spaanse koning, reageerde het zuiden hierop door de noordelingen de toegang tot de Universiteit te ontzeggen. Het was de stadhouder van Holland en Zeeland, Willem van Oranje (1533-1584) die de noodzaak van goede scholing inzag en in 1575 werd in de Hollandse stad Leiden de eerste Universiteit van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden geopend. De Leidse Universiteit was uniek in haar soort; de theologie die werd onderwezen was namelijk niet volgens de katholieke leer, wat gebruikelijk was in deze tijd, maar de protestantse leer.

Latijnse school

Na het doorlopen van de lagere school hadden de leerlingen de mogelijkheid zich in te schrijven aan de Latijnse school - ook wel middelbare school genoemd. De school had haar naam te danken aan het enige vak dat er werd onderwezen: het Latijn. Het doel van de opleiding was om de leerling het Latijn net zo eigen te maken als zijn moedertaal zodat hij klaar zou zijn voor een vervolgopleiding aan de Universiteit of voor een carrière in de theologie, waarbij de voertaal Latijn was. Ten opzichte van de lagere school was het onderwijssysteem op de Latijnse school uitermate goed georganiseerd. De leerlingen doorliepen een viertal klassen en aansluitend volgden zij een leerjaar. Voor iedere klas stond officieel een half jaar studeren, maar in de praktijk mocht de leerling net zolang in een klas blijven tot hij zich de lesstof volledig eigen had gemaakt. Als de leerling de vier klassen en zijn leerjaar met succes had doorlopen, mocht hij zijn felbegeerde "promotie" (diploma) in ontvangst nemen.

Universiteit

Onder de welgestelde Nederlanders werd het al spoedig een goed gebruik om hun zonen een studie aan één van de Europese Universiteiten te laten volgen. Het aantal afgestudeerde; theologen, meesters in de rechten en dokters groeide in hoog tempo en een geheel nieuwe generatie was in staat in zijn eigen inkomen te voorzien. Het lesprogramma, gebaseerd op de Zeven Vrije Kunsten, en de voertaal, Latijn, was op alle Universiteiten gelijk, maar de kwaliteit van de lessen verschilde per Universiteit aanzienlijk. Voor de studenten, die het zich konden veroorloven, was het gebruikelijk om onder begeleiding van een privé leraar een "Grande Tour" langs de Universiteiten van Europa te maken. De student volgde hierbij zijn vakken aan de Universiteit die op dat gebied het beste stond aangeschreven. Vele Nederlandse jongemannen kregen hierdoor de best mogelijke opleiding die er voor handen was. Het zeventiende-eeuwse Universitaire lesprogramma bestond uit twee delen. Het eerste deel van de studie was gericht op het behalen van het magisterschap en het tweede deel op het behalen van de dokterstitel.

Magisterschap - Trivium (Taalvakken) Doctorstitel - Quadrivium (Rekenvakken)
Grammatica (taalkunde) - Gericht op het leren lezen, schrijven en spreken van het LatijnAritmetica (rekenkunde - Gericht op het leren rekenen door middel van optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, machtsverheffingen en worteltrekken
Dialectica - Het logisch beredeneren en oplossen van vraagstukkenGeometria - Het "meten" van de aarde; afmetingen, vormen en posities van de planeten ten opzichte van de aarde
Retorica - De kunst van het effectief spreken, schrijven en overtuigenMusica - Door middel van zang of het bespelen van een instrument leerde de student de harmonie tussen dingen te zien
Astronomia (sterrenkunde) - Het observeren van objecten die zich buiten de atmosfeer van de aarde bevonden

Kunst

Door de toe nemende welvaart waren ook diverse vormen van kunst in staat zich in hoog tempo te ontwikkelen. Met name de schilderskunst van de Hollandse schilders stak overal met kop en schouders boven uit en de Hollandse schilderijen vonden dan ook wereldwijd gretig aftrek. Naast de schilderskunst was ook muziek zeer belangrijk voor de Nederlanders, maar in tegenstelling tot de schilderskunst kenden de Nederlandse muziek in deze periode vrijwel geen grote namen.

Schilderkunst

Door de groeiende handel en stijgende welvaart werden er steeds meer financiële middelen beschikbaar gesteld aan de kunsten en met name de Hollandse schilders wisten hier goed van te profiteren. Diverse welgestelde kunstliefhebbers wierpen zich op als beschermheer van een (veelbelovend) kunstenaar wat betekende dat zij de kosten van het levensonderhoud van de schilder, en eventueel zijn gezin, op zich namen. De schilder kreeg hierdoor alle tijd om zich op het schilderen te richten en mede hierdoor lag het niveau van de Hollandse schilders aanzienlijk hoger dan die van hun Europese collega's. Naast de beschermheren droeg ook de levendige handel in kunst in hoge mate bij aan de specialisatie van de Hollandse schilders, mede omdat ze hier door in staat waren hun eigen onderwerpen te kiezen en niet afhankelijk waren van opdrachten. De schilderijen van Hollandse hand vielen op door hun enorme verscheidenheid aan thema's en het veelvuldige gebruik van symbolen.

Thema Uitleg
StillevenEen schilderij van roerloze of levenloze objecten die met zorg zijn belicht. Het schilderen van een stilleven was voor de schilder vaak bedoeld als proefstuk en gaf blijk van de virtuositeit van de schilder.
LandschapEen, niet altijd geheel, waarheidsgetrouwe afbeelding van een landschap bestaande uit onder andere; bergen valleien, bomen, rivieren, bossen en de lucht. De afgebeelde weersomstandigheden waren bepalend voor de compositie van het schilderij.
PortretEen afbeelding van één persoon, of twee personen (duoportret) of meerdere personen (groepsportret). Het doel was de geportretteerde zo waarheidsgetrouw mogelijk afbeelden.
StasdgezichtHet uitzicht op een stad waarbij één bepaald punt van de stad centraal wordt gesteld.
MarineOok wel een zeegezicht genoemd. Een schilderij met de zee als onderwerp eventueel aangevuld met schepen. Ook schilderijen met afbeeldingen van rivieren, havens en/of booten op het strand worden tot het thema marine gerekend.
HistoriestukHet schilderen van een scene, met verhalende inhoud, uit de klassieke, christelijke of mythologische geschiedenis. Ook schilderijen die een weergave geven van een historische gebeurtenis uit de verre of nabije geschiedenis worden tot dit thema gerekend.
GenrestukEen schilderij dat een voorstelling geeft uit het dagelijks leven of uit de alledaagse omgeving. Het aantal onderwerpen binnen dit thema is zeer divers, maar veel gebruikte onderwerpen waren: huiskamer- en salontaferelen, keuken scene's, markten en herbergen en voorstellingen van figuren uit diverse beroepen. Het merendeel van de personen dat op een genreportret is afgebeeld is anoniem.

Met name het gebruik van symbolen was in de zeventiende eeuw zeer gebruikelijk aangezien het merendeel van de bevolking (nog) niet in staat was om te lezen en/of te schrijven. Door symbolen veelvuldig in schilderijen te verwerken was het ook voor personen die niet in staat waren de Bijbel te lezen, mogelijk een Bijbelverhaal te begrijpen door het kijken naar bijvoorbeeld een historiestuk. Een geliefde en veel gebruikte metafoor in de gouden eeuw was het uitbeelden van de deugden en ondeugden; beide bestaande uit zeven onderwerpen die gelijk stonden aan de goede en slechte daden van de mens.

Deugden Symbool Ondeugden Symbool
GeloofKruisHoogmoedPauw (met spiegel)/ leeuw
HoopAnkerAfgunstSperwer
LiefdeHartToornHaan
VoorzichtigheidSlangLuiheidUil
RechtvaardigheidWeegschaalGierigheidGeldbuidel
Kracht/ sterktePantser, schild en/of zwaardGulzigheidKiekendief
MatigheidTwee schalen met een vloeistofOnkuisheidGeit of stier

Wetenschap

Door de hoge mate van tolerantie en de vele vrijheden die men zich kon veroorloven in de Republiek ontstond er een uitstekend wetenschappelijk klimaat. De Universiteit van Leiden werd de ontmoetingsplek voor wetenschappers en andersdenkende uit verschillende Europese landen en gezamenlijk deed men onderzoek en/of nieuwe ontdekkingen en uitvindingen. Het wetenschappelijk onderzoek bestond in de zeventiende eeuw voornamelijk uit het doen van theoretisch onderzoek en weinig bevindingen werden ook daadwerkelijk in de praktijk getoetst. Toch zijn sommige ontdekkingen uit deze periode nog steeds van onschatbare waarde voor de hedendaagse wetenschap. Diverse Nederlanders wisten op het gebied van de wetenschap de aandacht op zich te vestigen zoals; Hugo de Groot (1583-1645) - legde de basis voor een internationaal verdrag op het gebied van conflicthantering, Christiaan Huygens (1629-1695) - verklaarde de ringen van "gasplaneet" Saturnus, was de uitvinder van het slingeruurwerk en de geestelijk vader van de golftheorie van het licht en Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) ontwikkelde de eerste microscoop met kraal-lens en legde, met gebruik van zijn eigen microscoop, de basis voor de celbiologie.

Literatuur

Doordat de geletterdheid onder de Nederlandse bevolking toenam, nam ook de vraag naar literatuur en drukwerk aanzienlijk toe. Net als elders in Europa werden ook in de Nederlanden de eerste drukkerijen geopend, maar deze hadden een streepje voor op hun Europese collega's. De Nederlandse drukkerijen kenden geen censuur en waren dus gemachtigd zowel katholiek als protestants drukwerk te drukken. In een tijd dat in veel landen het protestantse geloof werd onderdrukt leverde dit de Nederlandse drukkerijen aanzienlijk veel werk, en de daarbij behorende inkomsten, op. Naast de drukkerijen was ook de rederijkerskamer verantwoordelijk voor de toenemende vraag naar en verspreiding van literatuur. Een rederijker was de benaming van een middeleeuwse dichter of voordrachtskunstenaar en zij groepeerden zich in de gouden eeuw tot een vereniging waarbij de leden lid waren van een eigen afdeling, die kamer werd genoemd. De diverse kamers organiseerden met enige regelmaat dichtwedstrijden en literatuuravonden en ze stimuleerden schrijvers om ook korte (fictieve) verhalen te schrijven. Mede door de schrijfwedstrijden kwam er naast voornamelijk Bijbelse literatuur, ook steeds meer literatuur ter vermaak in omloop.

Hugo de Groot / Bron: Michiel van Mierevelt, Wikimedia Commons (Publiek domein)Hugo de Groot / Bron: Michiel van Mierevelt, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Constantijn Huygens / Bron: Jan Lievens, Wikimedia Commons (Publiek domein)Constantijn Huygens / Bron: Jan Lievens, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Antoni van Leeuwenhoek / Bron: Jan Verkolje, Wikimedia Commons (Publiek domein)Antoni van Leeuwenhoek / Bron: Jan Verkolje, Wikimedia Commons (Publiek domein)

Muziek

Een ander aspect van de kunsten, die veel minder in de belangstelling stond maar wel van groot belang was voor de inwoners van de Republiek, was muziek. Aan het begin van de middeleeuwen hadden Nederlandse musici nog aan de basis van een muziekrevolutie gestaan door de uitvinding van de polyfonie - meerstemmige muziek, maar daarna was het op dit gebied stil gebleven. Dit was gerust opvallend te noemen mede omdat muziek een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven van de Nederlanders was. In de meeste gezinnen waren één of meerdere gezinsleden in staat om een muziekinstrument te bespelen en in veel gezinnen werd er wekelijks, gezamenlijk, gezongen. Het doel van deze bezigheid was het creëren van saamhorigheid binnen het gezin en er werd dan ook vaak veel tijd en aandacht aan besteed. De gezangen die werden gezongen stonden in liedboeken en deze waren dan ook erg populair. De muziek en de drukkunst vonden elkaar op dit gebied want al spoedig werd het liedboek een waar statussymbool onder de welgestelden en hoe weldadiger het boek versierd was, des te vermogender was zijn of haar eigenaar. De (blad)muziek en liederen was voornamelijk afkomstig uit omliggende landen zoals Engeland, Frankrijk en Italië en varieerde van stemmig tot zeer uitbundig. Opvallend was wel dat de gereformeerde kerk wars was van alle opsmuk tijdens de kerkdienst en hierdoor was het spelen van orgelmuziek dan ook verboden. Om de bevolking met meer vormen van muziek kennis te laten maken werd in 1638 de Amsterdamse Opera geopend en onder andere opera's en ballet werden geïntroduceerd.
© 2016 - 2024 Marjolijnr, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De Keteloorlog (Marmietenoorlog)Op 8 oktober 1784 werd er een oorlog gevoerd tussen Nederland (de Republiek) en Oostenrijk. Een oorlog waarbij maar één…
Hollandse handel, aanloop naar de Gouden EeuwDe start van de Gouden Eeuw in de 17de Eeuw van de Noordelijke Nederlanden en de Republiek der Nederlanden heeft zijn oo…
In oorlog en vreêIn oorlog en vreêNa de beroemde Gouden Eeuw zakte de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden langzaam weg als wereldmacht. Na de Franse…

Calvijn en de opstand in de Nederlanden in de 16e eeuwDe opstand in de Nederlanden in de 16e eeuw mondde uit in de 80-jarige oorlog (1568-1648). Het begon in de tijd van de R…
De geschiedenis van de Tower of LondonDe geschiedenis van de Tower of LondonDe Tower of London ligt in het centrum van Londen aan de oever van de Thames. Dit kasteel werd in 1066 gebouwd door Will…
Bronnen en referenties
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Gouden_Eeuw_(Nederland)
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Tachtigjarige_Oorlog
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Republiek
  • http://www.encyclo.nl/begrip/MONARCHIE
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Vereenigde_Oostindische_Compagnie
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Calvinisme
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Calvijn
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Remonstranten
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Gisbertus_Voetius
  • http://www.profi-leren.nl/files/oa_dc_34_geschiedenis.pdf
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Latijnse_school
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Universiteit
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Zeven_vrije_kunsten
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Universiteit_Leiden
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Ludolph_van_Ceulen
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Maurits_van_Oranje
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Simon_Stevin
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Barok_(stijlperiode)
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Hugo_de_Groot_(rechtsgeleerde)
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Galileo_Galilei
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Sacharias_Jansen
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Antoni_van_Leeuwenhoek
  • http://resantiquae.nl/gouden-eeuw/symboliek-schilderkunst
  • https://nl.wikipedia.org/wiki/Allegorie_(beeldende_kunst)
  • http://www.geschiedenisvanzuidholland.nl/verhalen/schilderkunst-in-de-gouden-eeuw
  • Afbeelding bron 1: Antonis Mor, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 2: VOC, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 3: Michael Czytko, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
  • Afbeelding bron 4: Johannes Ludovicus Springer (1850-1915) after Louis Marie Cordonnier (1854-1940), Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 5: Pouwel Weyts, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 6: Michiel van Mierevelt, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 7: Jan Lievens, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Afbeelding bron 8: Jan Verkolje, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Marjolijnr (218 artikelen)
Laatste update: 09-02-2020
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Geschiedenis
Bronnen en referenties: 33
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.