Calvijn en de opstand in de Nederlanden in de 16e eeuw
De opstand in de Nederlanden in de 16e eeuw mondde uit in de 80-jarige oorlog (1568-1648). Het begon in de tijd van de Reformatie - hervorming van de toen alleen-heersende Rooms-katholieke Kerk. Reformatie bracht Contra-Reformatie met zich mee en Europa was weldra in de ban van godsdienstoorlogen. Daarbij speelde strijd om de politieke macht een belangrijke rol. De leer en inzichten van de reformator Johannes Calvijn en diens volgelingen (calvinisten) waren van doorslaggevend belang bij het godsdienstige aspect en hebben daarmee ook het politieke aspect mede bepaald: juist Calvijn kreeg in de Nederlanden navolging omdat deze, in tegenstelling tot onder anderen de reformator Maarten Luther, het recht van gewapend verzet, onder veel voorbehoud, kon billijken.
Inhoud
De 80-jarige oorlog: politieke of godsdienstige strijd?
Veel Nederlanders zagen en zien die oorlog als een godsdienstoorlog die gevoerd moest worden tegen de toen dwalende (volgens anderen ‘verdorven’) Rooms-katholieke Kerk (RKK). Dit temeer omdat die kerk de aanhangers van Reformatie (de protestanten) vervolgde, ook in Nederland. Dit leidde automatisch tot oorlog met de gezagsdrager in ons land, de (Habsburgse) koning van Spanje. Deze wilde koste wat kost dat de Nederlanders rooms-katholiek bleven, onder zijn gezag. Anderen zien de 80-jarige oorlog in de eerste plaats als
een politieke strijd tegen de politieke, centralistische heerschappij van de Habsburgers; door middel van die politiek probeerden dezen hun macht te handhaven en adequater het protestantisme te bestrijden. Dat zowel het godsdienstige, kerkelijk element als het politieke een rol speelde en dat die twee elkaar beïnvloed hebben zal niemand ontkennen. Zeker in de Nederlanden speelden daarbij de opvattingen van Johannes Calvijn een belangrijke rol.
Johannes Calvijn
Johannes Calvijn (1509-1564) was een Fransman – eigenlijk heette hij Jean Cauvin (ook wordt hij in de literatuur wel
Calvin genoemd). Hij was jurist en, natuurlijk, rooms-katholiek opgevoed. Als student in Parijs had hij kennis gemaakt met de geschriften van de humanist
Erasmus van Rotterdam. En met die van Maarten Luther wiens openbare optreden in 1517 als beginpunt van de Reformatie wordt aangehouden in de geschiedschrijving. Ook in Frankrijk had die kerkelijke beweging aanhangers – ook in Parijs. Zij werden door de RKK in samenwerking met justitie vervolgd. Calvijn sloot zich bij hen aan en moest vervolgens in 1533 vluchten uit Parijs. Hij brak met de RKK. Uiteindelijk kwam hij terecht in de stad die in 1535 protestants was geworden: Genève. Hij had zich onderwijl vergaand verdiept in de theologie en in 1536 werd hij in die stad aangesteld als predikant. Ook in dat jaar verscheen al de eerste uitgave van zijn belangrijkste theologische boek: de
Institutie. In ’38 werd hij verbannen uit Genève en vestigde zich in Straatsburg waar hij werkte als predikant en als lector in de theologie aan een academie in die stad. Ook schreef hij boeken en nam hij deel aan openbare godsdienstgesprekken. In 1541 keerde Calvijn terug naar Genève – hij accepteerde de uitnodiging van het stadsbestuur daar om er weer predikant te worden.
Kerk en overheid
De nieuwe kerkorde in Genève werd samengesteld door vertegenwoordigers van het kerk- en het stadsbestuur samen. Dr. Dankbaar omschrijft in zijn boek over de reformator uit 1982 de positie van Calvijn ten aanzien van deze discutabele situatie als volgt: “Calvijn bedoelde niet anders dan dat kerk en overheid tezamen voor één zaak zouden staan. De kerk moest de richtlijnen geven voor het godsdienstige, zowel als voor het maatschappelijk leven; de overheid behoorde haar daarin te volgen en met haar gezag en macht de ware dienst van God voor te staan.” (p. 85). Wel is duidelijk dat dit vaak aanleiding was tot onenigheid tussen kerk en overheid. Naar inzicht van Calvijn moest Gods eer opgeëist worden op alle terreinen van het maatschappelijk leven – die opvatting werd in Nederland in de 19e-20e gedeeld en uitgedragen door de neo-calvalvinist
Abraham Kuyper.
De politieke situatie (16e eeuw) en de positie van de protestanten, inclusief Calvijn
Door de opgang van de beweging der Reformatie is de 16e en aansluitend een groot deel van de 17e eeuw een turbulente periode geweest. Het was de tijd van Reformatie maar ook van Contra-Reformatie en zodoende van godsdienstoorlogen (waarbij strijd om de politieke macht maar al te vaak een belangrijke rol speelde).
De grootmachten in die tijd die in dit verband een grote rol speelden waren Spanje en Frankrijk. Duitsland was ook belangrijk, maar hierbij zij in het oog gehouden dat het land zoals we dat nu kennen niet bestond. Daar was het Heilige Roomse rijk der Duitse Natie, bestaande uit de landen die tegenwoordig de Bondsrepubliek Duitsland vormen, de Zwitserse confederatie en delen van het huidige Italië. Ook het latere keizerrijk Oostenrijk was ermee verbonden. Zo ook de Nederlanden trouwens – pas met de vrede van Münster in 1648 werden de banden met de ‘Duitse Natie’ officieel verbroken.
De macht van de heersers uit het Huis Habsburg
Toen Maarten Luther voor het eerst zijn reformatorische inzichten openbaar maakte, in 1517, was de Habsburger Karel V (1500-1558) Heer der Nederlanden en Koning van Spanje. Daarbij werd hij in 1519 Keizer van het Duitse Rijk en ook nog voor een paar jaar Aartshertog van het thuisland van de Habsburgers: Oostenrijk (in 1521 kreeg zijn broer Ferdinand die heerschappij, waarmee er uiteindelijk een Oostenrijkse en een Spaanse tak van het Huis Habsburg ontstond). Karel was niet alleen de machtige heerser in alle hierboven genoemde landen, behalve Frankrijk, en vanwege de koloniën ook nog in een groot deel van de wereld elders – maar ook een toegewijd rooms-katholiek. Hij zag het als zijn taak de christenheid, de RKK en haar hoofd de paus te beschermen en haar vijanden te bestrijden, inclusief ketters. In de praktijk betekende het laatste dat de aanhangers van de 'nieuwe leer', het protestantisme, inclusief het calvinisme, te vuur en te zwaard bestreden werden. Na Karel V nam zijn zoon Filips II die taak over, misschien met nog wel meer passie; hij regeerde van 1556 - 1598.
Strijd om de macht en de godsdienst
Om hun taken goed uit te kunnen voeren streefden Karel en Filips naar centralisatie van de macht (onder hun heerschappij). Zeker in de Nederlanden bracht hun dat - en met name dan Filips II - in conflict met de hoge edelen en tevens gezagsdragers onder leiding van stadhouder Prins Willem van Oranje-Nassau die niet in hun macht beperkt wensten te worden. Die houding liep parallel met de gewesten waarin die edelen namens de koning het gezag uitoefenden: deze wilden niet dat hun rechten door centralisme beperkt werden. Een deel van die adel was aanhanger van de Reformatie. Dus politieke en religieuze strijd vermengden zich spoedig.
De strijd tussen rooms en protestants speelde ook in de andere Europese landen, niet in de laatste plaats in de Duitse landen en zeker ook in Frankrijk. In het laatste land leidde dat vanaf 1559 tot een conflict dat uitgroeide tot een serie godsdienstoorlogen tussen protestanten (hugenoten) en rooms-katholieken: de hugenotenoorlogen. Daarbij wisselden de wereldlijke gezagsdragers nog al eens van religieuze partij.
Calvijns betrokkenheid bij het lot van de hugenoten
Het zal duidelijk zijn dat Calvijn vanuit Straatsburg en Genève volop meeleefde met het wel en wee van de hugenoten in Parijs en elders in zijn geboorteland. Hij heeft hun opvattingen ook beïnvloed, vooral door zijn geschriften en anderzijds beïnvloedde de positie (in de meeste gevallen: de overlevingsstrijd) van de hugenoten de opvattingen van Calvijn.
Zijn positie in Genève
Calvijn was dus begaan met het lot van zijn geloofsgenoten in Frankrijk. Zijn eigen positie in Genève was ook niet altijd makkelijk; in tegendeel, hij had de nodige tegenstanders en ondervond er veel tegenwerking van libertijnse kant. Echter, in 1555 was een libertijnse volksopstand tegen Calvijn en de zijnen uit de hand gelopen, het stadsbestuur van Genève greep in met als resultaat dat de partij van Calvijn in dat jaar de macht in Genève stevig in handen kreeg.
Calvijn en na hem zijn opvolger Thedorus Beza (1519-1605) oefenden veel invloed uit op het stadsbestuur - ze zagen er bijvoorbeeld op toe dat de openbare zeden gezuiverd werden. Ook stichtte Calvijn in 1559 een academie met een theologische, een medische en een juridische faculteit (te vergelijken met de oprichting van de Vrije Universiteit in 1880, onder leiding van de neo-calvinist Abraham Kuyper).
Het recht van verzet bij Calvijn en zijn volgelingen
Voor Calvijn, en voor Luther trouwens ook, was wat betreft de houding van de onderdanen jegens de overheid het bijbelboek Romeinen en daarvan hoofdstuk 13 leidend. Daar wordt de christen voorgehouden dat de overheid een instelling van God is en dus moet worden gehoorzaamd. Echter, vonden Luther en Calvijn, als die overheid ingaat tegen Gods Woord (de Bijbel) dan mag/moet men zich tegen haar verzetten. Maar beiden waren daarin zeer terughoudend - Luther nog veel meer dan Calvijn. Calvijn stond verzet toe, maar dan wel onder leiding van een 'lagere overheid' (de beeldenstorm in de Nederlanden in 1566 o.l.v. graven en jonkers en dergelijke gezagsdragers was dus een actie die voor een calvinist volstrekt legitiem en in overeenstemming met het Woord van God was). Calvijn stond verzet van christenen tegen een overheid die zich keert tegen God en Zijn Woord niet alleen toe, hij achtte het dan zelfs hun plicht om zich te verzetten. (Tijdens de
Tweede Wereldoorlog namen calvinisten verschillende, zelfs tegengestelde, posities in met betrekking tot het recht van verzet tegen de Duitse bezetting.)
Ontwikkeling in die visie
Bij Calvijn valt er ten aanzien van die visie een ontwikkeling te bespeuren. Eerst was hij zeer terughouden wat betreft het recht van verzet. De voormannen van zijn volgelingen in Frankrijk, de hugenoten, hadden veel minder problemen met toepassing van dat recht - geen wonder gezien de levensbedreigende situatie waarin deze zich bevonden. Calvijn wendde eerst zijn invloed aan om het door de hugenoten gewenste verzet zoveel mogelijk te temperen. In 1562 hadden de hugenoten genoeg van hun - zoals ze het zagen - martelaarschap en grepen naar de wapens. De daarop volgende serie hugenotenoorlogen duurde tot 1598. In dit verband is het van groot belang dat de leider der hugenoten, de admiraal graaf Caspar de Coligny, in nauw contact stond met Calvijn en na hem Beza. Tekenend voor de veranderende visie van Calvijn en ontwikkelingen bij de hugenoten is ook hetgeen de reformator schreef in zijn geschrift
Praelectiones dat verscheen in 1561 aan de vooravond van het begin der hugenotenoorlogen. Daarin stelt hij dat aardse vorsten hun macht verspelen als ze zich tegen God keren.
Monarchomachen
Hugenootse juristen ontwikkelden die visie verder en kwamen tot radicalere opvattingen dan Calvijn. Zij meenden dat de monarch als hij zich tegen God keert en Diens onderdanen onderdrukt bevochten mag worden; zij worden wel monarchomachen genoemd (
machos is Grieks voor
bevechten). Dit brengen zij later zelfs in verband met de wenselijkheid van volksdemocratie en de mogelijkheid van
tyrannenmoord. Zo ver was het in de tijd van Calvijn nog lang niet, maar als in 1572 tijdens de beruchte 'bloedbruiloft' grote aantallen hugenoten vermoord worden, waaronder De Coligny, dan wint deze theorie aan invloed. Ook in de Nederlanden: de
Acte van Verlatinghe van 1581, waarin de Staten-Generaal der Nederlanden hun vorst Filips II vervallen verklaren van de troon omdat hij hun rechten en vrijheden heeft geschonden en die daarmee gezien kan worden als onafhankelijkheidsverklaring der Nederlanden, ademt de geest van de monarchomachen.
De Nederlanden – het calvinisme en de opstand in de 16e eeuw
Aan de Acte van Verlatinghe van 1581 ging vanzelfsprekend een hele geschiedenis vooraf. Uit hetgeen al naar voren kwam moge duidelijk geworden zijn dat in die voorgeschiedenis de inzichten van Calvijn en diens volgelingen een grote rol speelden.
Ook in de Nederlanden had de Reformatie naar aanleiding van het optreden van Luther dus aanhangers gekregen. De daarop volgende kettervervolging riep er veel weerstand op. Dat ging hand in hand met weerstand tegen de andere macht die het leven bepaalde, de wereldlijke; in de Nederlanden werd die macht, zoals al naar voren kwam, in de 16e eeuw voor het overgrote deel uitgeoefend door de Habsburgers Karel V en Filips II. Met name de laatste was een fel tegenstander der Reformatie en bovendien gespitst op versterking van zijn absolute macht. Dit ging ten koste van de macht van de Nederlandse gewesten. Deze gewesten werden bestuurd door plaatsvervangers van de vorst: de stadhouders. De belangrijkste was Willem van Oranje; hij werd de leider van de opstand die uitmondde in een 80-jarige onafhankelijkheidsoorlog. Vertegenwoordigers van die gewesten vergaderden, centraal, in de gezamenlijke vergadering der Staten-Generaal. Dit orgaan was door de vorst vooral bedoeld om 'beden' te doen (in de praktijk: verzoeken om financiële steun). Ten tijde van de opstand ontwikkelde het zich als een samenbindend orgaan van opstandige Nederlandse gewesten dat uiteindelijk (in 1581) het staatsgezag aan de vorst, Filips II, ontnam.
De invloed van Calvijn en het calvinisme in de Nederlanden
Met name in de zuidelijke, Franstalige Nederlanden bestonden al in een vroeg stadium contacten tussen de aanhangers der Reformatie daar en protestanten in Staatsburg en Genève; de laatsten waren dus overwegend volgelingen van Calvijn. Het ging daarbij onder meer om Nederlanders die naar die steden waren gevlucht omdat ze aanhangers waren geworden van de Reformatie (of daarvan verdacht werden). Ze vestigden zich daar en volgden bijvoorbeeld een opleiding aan de academie van Calvijn in Genève. (Straatsburg was een vrijstad en Genève een vrije stadstaat met eigen wetten en een onafhankelijke regering). Omgekeerd kwamen er op den duur volgelingen van Calvijn die het calvinisme in de Nederlanden propageerden. Bijvoorbeeld Marnix van St. Aldegonde die een belangrijke rol aan de zijde van Willem van Oranje zou vervullen tijdens de opstand in de Nederlanden. Een vergelijkbare achtergrond had Petrus Datheen. Ook hij was als calvinist gevormd in Genève en is tot op de dag van vandaag bekend als degene die de psalmberijming verzorgde voor de
calvinisten/gereformeerden in de Nederlanden. En zo waren er meer calvinisten die onder invloed van Calvijn en het calvinisme stonden en een leidende rol tijdens de opstand en de oorlog speelden.
Met zijn aanhangers zegevierde het calvinisme, ook wel genoemd 'het staal in het bloed van de opstand' en daarmee in de strijd om onafhankelijkheid. Zo vormde zich de
Republiek der Verenigde Nederlanden, waarvan de onafhankelijkheid in 1648 door de 'koning van Hispanje' officieel werd erkend. Binnen die Republiek - en dat zegt veel over de positie en het belang van
het calvinisme - werd de gereformeerde (calvinistische) kerk de nationale, bevoorrechte, enige officieel-toegestane kerk.
Lees verder