Bijnamen van inwoners van plaatsen in Drenthe
In de loop der eeuwen hebben de inwoners van diverse Drentse plaatsen bijnamen gekregen. De inwoners van de stad Meppel werden bijvoorbeeld 'muggenspuiters' genoemd en de inwoners van het dorp Elp noemde men 'koekoeksdieven'. Bij sommige bijnamen is de oorsprong in de mist der tijden verdwenen, maar bij andere bijnamen bestaat er een bekend verhaal (al dan niet fictief) over het ontstaan van die spotnaam.
Meppel: muggenspuiters en kluiten
De sage van de muggenspuiters
Wat is de oorsprong van de bijnaam 'muggenspuiters'? Er is een bekende sage die deze spotnaam verklaart. Zoals vaak het geval is bij sagen (wat immers van oorsprong mondeling doorvertelde verhalen zijn), bestaan er veel versies van het verhaal over de muggenspuiters, die qua details erg uiteenlopen. De kern van de meeste versies is echter hetzelfde.
Op een zomeravond keek een jongen naar de torenspits van de grote kerk van Meppel. Daar bevond zich een zwerm muggen. De jongen dacht echter (mogelijk als gevolg van de lichtinval) dat het een rookwolk was. Hij begon te roepen: 'Brand! Brand! Brand in de toren!' Daarop rukte meteen de brandweer uit. Op de plaats des onheils aangekomen, begonnen ze water naar de kerktoren te spuiten. Een voorbijganger zag dit allemaal geschieden. Volgens sommige versies van het verhaal was die passant een 'snuggere inwoner van Meppel', volgens andere versies was dit iemand uit een andere plaats, die kijkend naar dit alles ‘de Meppelers stond uit te lachen'.
De voorbijganger had door dat het niet om een rookwolk ging, maar om een zwerm muggen. Hij vertelde dit lachend aan de brandweer, die bij nadere bestudering van de 'rookwolk' moest concluderen dat de voorbijganger gelijk had en de kerktoren helemaal niet in de brand stond. De voorbijganger zou toen die Meppelse brandweer een 'stelletje muggenspuiters' hebben genoemd. Later werd muggenspuiters de bijnaam voor alle inwoners van Meppel. Men noemde hen ook wel: 'Meppeler muggen'.
Hoewel dit verhaal al heel lang wordt doorverteld en het in talloze boeken en op veel websites is beschreven, is het uitermate twijfelachtig of dit beroemde verhaal een historische kern van waarheid bevat. Het blijkt namelijk een verhaal te zijn dat op heel veel plekken in de wereld rondgaat, maar dan met betrekking tot andere plaatsen dan Meppel. Het is kortom een soort standaardverhaal, dat in heel veel streken gebruikt wordt om de inwoners van een bepaalde plaats voor onnozelaars uit te maken.
Meppeler kluiten
Inwoners van Meppel werden ook wel ‘kluiten’ of (in het Drents) ‘kloeten’ genoemd. Deze bijnaam dankten de Meppelaars aan de boterhandel, die tot in de 19e eeuw in deze Drentse plaats floreerde. Boerinnen uit de zuidwesthoek van Drenthe (de omgeving van Meppel) karnden een groot deel van de melkopbrengst van hun boerderijen tot boter, die ze op de markt in Meppel verhandelden. De boter werd per 'kluit' verkocht, dat was een stuk boter van ongeveer anderhalve kilo. Veel van deze boter werd door handelaren op de Meppelse markt ingekocht en vervolgens in Amsterdam verkocht onder de naam 'Meppelse kluiten'. Omdat deze boter goedkoper was dan de meeste Hollandse en Friese boter, waren de ‘Meppeler kluiten’ indertijd een zeer populair product bij de 'kleine burgerij' van Amsterdam. Aangezien 'Meppeler kluiten' zo'n bekende productnaam werd, gaf men op den duur de inwoners van Meppel als bijnaam 'kluiten'.
Elp: koekoeksdieven of koekoeken
Koekoeksdieven
De inwoners van het Drentse dorp Elp werden 'koekoeksdieven' of 'koekoeken' genoemd. Er is een bekend volksverhaal dat de bijnaam 'koekoeksdieven' verklaart. In vroeger tijden vroeg men zich immers af: ‘Hoe kan het dat men koekoeken in Drenthe tijdens de lente en zomer volop hoort en ziet, maar dat deze vogels in de herfst en winter verdwenen zijn?’ De biologische verklaring hiervoor is, dat deze vogels in de nazomer richting zuidelijke landen vliegen om daar te overwinteren.
In een bekend Drentse volksverhaal had men daar echter een andere uitleg voor. Men zag en hoorde de koekoek ieder jaar maandenlang niet, omdat de inwoners van Elp die beesten 'na de langste dag' (na het midden van de zomer) naar zich toe lokten en opsloten in een kist. Pas als het voorjaar werd, lieten de Elpers deze vogels weer uitvliegen. Wat precies de reden was voor de Elpers om ieder jaar die vogels maandenlang op te sluiten? Dat is het 'geheim van Elp'.
De heer Koekoek
Vanwege dit verhaal zou men de inwoners van dit dorp dus 'koekoeksdieven' of 'koekoeken' zijn gaan noemen. Toch bestaat er voor die tweede bijnaam ook een totaal andere verklaring. In vroeger tijden zou er in Elp een man hebben gewoond die Koekoek heette. Hij was buitengewoon rijk en bijna alle gebouwen en landerijen in Elp waren zijn bezit. De heer Koekoek had zelfs een eigen kerk. Omdat hij als het ware de 'koning van Elp' was, ging men zijn 'onderdanen' (de inwoners van Elp) koekoeken noemen.
Drouwen: steenbillers
De inwoners van het dorp Drouwen hadden als bijnaam 'steenbillers'. Het werkwoord 'billen' betekent 'het bewerken van stenen' en stamt af van het Franse woord rhabillage, dat opknappen of renoveren betekent. In het Drentse Drouwen werden in het verleden op grote schaal zwerfkeien verzameld, die vervolgens bewerkt werden om gebruikt te werden voor de verharding van wegen, of voor de versterking van dijken.
Grolloo: knollen
De inwoners van het Drentse dorpje Grolloo werden 'knollen' genoemd. Het verhaal gaat, dat men die bijnaam dankte aan een oud gebruik in dat dorp. Wanneer er een nieuwe huurder (pachter) in Grolloo kwam, dan werd er voor diens voordeur door de inwoners van Grolloo een knol opgehangen. Pas wanneer de nieuwkomer de knol weg had gehapt, mocht hij in het huis gaan wonen.
Zuidlaren: zoeploarders
De plaats Zuidlaren is al eeuwenlang internationaal bekend vanwege de jaarlijkse 'Zuidlaardermarkt' (de Zuidlaarder paardenmarkt). Dit wordt beschouwd als de grootste Europese najaarsmarkt voor paardenliefhebbers. Het evenement is een groot volksfeest, waarbij de alcohol rijkelijk vloeit. Hierdoor zouden de inwoners van dit dorp als bijnaam hebben gekregen: 'Zoeploarders' (Zuiplaarders).
Beilen: straatlikkers en slaapkoppen
Een oude bijnaam voor de inwoners van het Drentse dorp Beilen is 'straatlikkers'. Vroeger was Beilen een arm dorp en het verhaal ging dat de Beilenaars 'uit armoede het eten van straat likten'. Een andere bijnaam was 'slaapkoppen'. Een verklaring hiervoor is, dat het indertijd een slaperig dorpje was.
Overige bijnamen
Hieronder staat een overzicht van overige bijnamen van inwoners van Drentse plaatsen. Net als bij de bovenstaande bijnamen, geldt ook hier dat er vaak geen zekerheid is over de oorsprong van die spotnamen. Achter sommige namen staat in dit overzicht tussen haakjes een vertaling en/of een mogelijke verklaring van de bijnaam.
Historische bijnamen van inwoners van Drentse plaatsen:
- Anloo (en Annen): oelen (uilen)
- Assen: straotsliepers (straatslijpers), biggen en tellerlikkers (teljoorlikkers, aflikkers van borden)
- Borger: schottellikkers
- Dalen: hamkers (vanwege de vele veehandel tussen Dalen en de Overijsselse gemeente Den Ham)
- Duurse: geldbeurzen (rijkaards)
- Donderen: wiezen (wijzen, ironisch bedoeld)
- Drouwen: steenbillers en bontrokken
- Deurze: geldbulen
- Dwingeloo: doeven (duiven)
- Eekst: ossen
- Eelst: hekkenspringers (wildebrassen)
- Eexlo: taten
- Eursinge: grieze Kreeien (grijze kraaien)
- Gasselte: beren (bromberen), diknakken (diknekken) en botterkrammers
- Gasteren: botterkrammers (boterhandelaars)
- Gieten: heeren en beren
- Havelte: koestaarten
- Hijken: stalpaolen (stijve, houterige personen)
- Hoogeveen: pannekoeken
- Ide: kulworsten
- Koekange: pekelherings (pekelharing)
- Kolderveen: heeboeken (theebuiken)
- Nijeveen: haverdoppen (aangezien er veel haver rondom dit dorp groeide)
- Orvelte: stalpoalen (net als inwoners van Hijken)
- Peize: aalkoppen (er zat veel paling in de beekjes rondom Peize)
- Roden: metworsten (er werden daar veel varkens gefokt)
- Roden: zeuten (zuipers), motooren (varkensoren), lawaaimakers en metworsten
- Ruinderwold: Spekbranders
- Schoonloo: knienen (konijnen, vanwege de grote konijnenpopulatie)
- Sleen: boneneters (aangezien er veel bonen werden geteeld)
- Smilde: veenkloeten
- Tynaarlo: ganzen
- Veenhuizen: koloniebonken (de stijve ambtenaren bij de strafkolonie)
- Westerbork: oelen (net als Annen en Anloo)
- Zeien: gelen (platvissen)
- Zuidwolde: bolkalver
- Zwiggelte: ramshorens (vanwege de vele schapen daar op de heide)