Liefde en huwelijk in de 17e eeuw
In de 17e eeuw zocht je een partner binnen je eigen sociale klasse, je kerk en meestal ook in je eigen woonplaats. Bij een huwelijk ging het er niet om hoe je jezelf het beste kon ontplooien, maar om het voeren van een gezamenlijke huishouding, het opvoeden van de kinderen en beheren van het kapitaal en de goederen - als je die had. Ouders speelden een belangrijke rol bij de partnerkeuze. Bij minderjarigheid konden zij een huwelijk verbieden.
Meisjes versieren
Er waren in de 17e eeuw tal van gelegenheden om een meisje te ontmoeten: in een herberg, op het ijs, de kermis, een bruiloft of in de kerk. Maar hoe kwam je met haar in contact? Daar waren boekjes voor met waardevolle tips, zoals: breng het meisje thuis, ga zo vaak mogelijk bij haar op bezoek en geef cadeaus. Handschoenen bijvoorbeeld of een strik voor in het haar. De belangstelling van een meisje kon je wekken door iets eetbaars mee te nemen, bijvoorbeeld vers fruit of wafels.
Wanneer een jongeman na enige tijd het idee had dat een meisje echt iets voor hem voelde, vroeg hij haar ouders of hij met haar mocht wandelen. Tijdens die wandeling deed hij een huwelijksaanzoek. Bij minderjarigheid was ook toestemming van de ouders vereist. Een jongen was op zijn 25e meerderjarig en een meisje op haar 20e. Gaven de ouders geen toestemming, dan ging het huwelijk niet door. Minderjarigen probeerden daar soms aan te ontkomen door in het geheim in Brabant te trouwen, waar toestemming van de ouders niet vereist was.
Trouwbelofte
Jongeren die meerderjarig waren, kozen zelf hun huwelijkspartner als zij tot de lagere klassen behoorden. Bij de adel was dat niet het geval. Daar bemoeiden de ouders zich met de keuze van een partner om het bezit in stand te houden of uit politieke overwegingen.
Wanneer een meisje het huwelijksaanzoek accepteerde en de ouders zo nodig hun instemming hadden betuigd, legden zij en haar aanstaande echtgenoot de trouwbelofte af. Dat was een bindende overeenkomst die niet eenzijdig kon worden opgezegd. De belofte werd bezegeld door het geven van een penning of een ring.
Misbruik maken van de trouwbelofte was strafbaar. In 1678 moest Jan Daniëls dan ook voor de rechter in Delft verschijnen, omdat hij aan verschillende vrouwen trouw had beloofd, hen mee had genomen naar zijn huis en gemeenschap met hen had gehad. Jan werd voor 13 jaar verbannen en de vrouwen voor 25 jaar. Hun straf was zwaarder, omdat zij Jan steeds opnieuw thuis hadden opgezocht.
Ondertrouw
Voordat een stel in het huwelijk trad, vond de ondertrouw plaats. De jongen en het meisje legden in aanwezigheid van getuigen de ondertrouw belofte af. Ook lieten zij huwelijksvoorwaarden opstellen. Meestal deed de notaris dat. Hij maakte een overeenkomst die zowel de bruid en bruidegom als hun ouders of voogden moesten ondertekenen. Het afleggen van de ondertrouw belofte werd beschouwd als het begin van het huwelijk. Wettig was de echtvereniging echter nog niet, want daarvoor was bevestiging door een predikant of de magistraat nodig.
Naar de koster
Het aanstaande echtpaar moest zich daarvoor laten inschrijven bij de koster van de kerk. Dat was vaak ook degene die kon lezen en schrijven, omdat het kosterschap een bijbaan was voor onderwijzers. Na de inschrijving bezochten zij een vertegenwoordiger van de plaatselijke overheid die uitzocht of zij niet te nauw aan elkaar verwant waren, zij niet te veel verschilden in leeftijd en er een schriftelijk bewijs van instemming van de ouders was bij minderjarigheid. Ontbrak dit dan vroeg hij de ouders langs te komen om uit hun mond te horen of zij de echtvereniging goedkeurden. Waren zij na twee weken nog niet geweest dan mocht hij dat als instemming beschouwen.
De minimumleeftijd om te trouwen was voor een jongen 13 jaar en voor een meisje 12.
Bruiloft
Als de trouwdatum vastgelegd was konden de bruid en bruidegom voorbereidingen voor de bruiloft treffen. Zij lieten kleding maken, bestelden taarten, pannenkoeken en wijn en regelden muzikanten. Behoorde het echtpaar tot de hogere sociale lagen, dan lieten zij een portret schilderen en feestgedichten maken. Ter gelegenheid van het huwelijk gaf men elkaar soms zilveren lepels, al dan niet versierd met religieuze voorstellingen. De lepels werden slechts een paar keer gebruikt, bijvoorbeeld voor het scheppen van brandewijn om een toast uit te brengen op het kersverse echtpaar. Aan het einde van het feest, dat niet zelden ontaardde in een braspartij, brachten de gasten het bruidspaar naar bed.
Bloedschande
Vonden er na de huwelijkssluiting overtredingen plaats, dan greep de politie in. Overspel was strafbaar, evenals ongehuwd samenwonen. Wie de huwelijkswetten overtrad, kon rekenen op een strafproces. Dat ondervond de Veenendaalse ds. Keijenberg die na het overlijden van zijn vrouw in 1698 met zijn schoonzus was gaan samenwonen. Zij raakte zwanger en dus was er sprake van bloedschande, omdat zowel de kerkelijke als de burgerlijke wetten de omgang van een man met de zus van zijn overleden vrouw verboden. De predikant en zijn vriendin moesten voor het gerecht in Rhenen verschijnen waar na een grootschalig onderzoek hun straf werd uitgesproken: verbanning uit de streek en betaling van de proceskosten: 3000 gulden, een enorm bedrag. De dominee kreeg nog een extra straf, want hij werd ontheven uit zijn ambt.
Was er sprake van overspel dan mocht een echtpaar scheiden. Meestal kwam het niet zover. Vrouwen kozen er vaak voor om bij hun man te blijven, omdat zij geen middelen van bestaan hadden en tot de rand van de samenleving gingen behoren. Overspel werd daarom niet altijd aangegeven.