De oprichting van concentratiekampen in het Derde Rijk
Vanaf 1933 richtten de nazi’s ruim 1600 concentratiekampen in, eerst in Duitsland en vanaf het einde van de jaren dertig ook in bezet gebied. Zij brachten daar in eerste instantie politieke gevangenen onder en vanaf 1938 ook Joden, zigeuners, homo’s, Jehova’s Getuigen en krijgsgevangenen. Zeven concentratiekampen waren uitsluitend bestemd voor het ombrengen van gevangenen; de overige hadden de functie van werk-, internerings- of doorvoerkamp. Verschillende kampen waren zowel in gebruik als werk- en vernietigingskamp.
Eerste kampen
De oprichting van concentratiekampen begon direct na de machtsovername van Hitler, in januari 1933. De SA sloot politieke tegenstanders op in leegstaande fabrieken en kantoren, onder meer in Sonnenburg bij Frankfort aan de Oder en Papenburg-Esterwegen, net over de grens bij Drenthe. Het ging daarbij vooral om communisten, socialisten en links-radicale schrijvers. De SA onderwierp hen aan dezelfde discipline als in het Duitse leger met dit verschil dat mishandeling aan de orde van de dag was en de gevangenen weinig te eten kregen. Zij sleten hun dagen met het afgraven van veen.
Onder leiding van de SS
De organisatie liet in deze tijd nog veel te wensen over en Himmler ergerde zich daaraan. Hij was de kampen gaan zien als een permanente instelling, waar gevangenen zo niet omgebracht dan wel geestelijk gebroken dienden te worden. Himmler plaatste de kampen onder leiding van de SS en begon met de opleiding van SS’ers tot kampbewaker. Hij liet hen trainen in hardheid en meedogenloosheid en bijbrengen dat gevangenen
Untermenschen waren tegenover wie alles geoorloofd was. Wie niet hard genoeg kon zijn, moest zich terugtrekken.
Nieuwe kampen
De SS’ers konden wat ze geleerd hadden direct in de praktijk brengen in kamp Dachau, dat in maart 1933 in gebruik genomen werd. Gevangenen moesten hier negen tot veertien uur per dag werken op het land, in werkplaatsen of in nabijgelegen steengroeven.
In de loop van de jaren dertig volgden nieuwe kampen, onder meer in Buchenwald, Sachsenhausen en Mauthausen. Voor vrouwen kwamen er een kamp in Ravensbrϋck. Hitler liet de kampen oprichten in de buurt van steengroeven of plaatsen waar voldoende klei voorhanden was. De gevangenen moesten er graniet uithakken of stenen bakken van klei. Deze bouwmaterialen waren bestemd voor de bouwwerken waarmee de Fϋhrer enkele Duitse steden wilde verfraaien.
De gevangenen moesten de kampen zelf bouwen, inclusief de huizen en sportvelden voor de SS en de riante villa voor de kampcommandant. De kampbewakers maakten het zich zo makkelijk mogelijk. Dat betekende ook dat zij de gang van zaken in het kamp aan gevangenen overlieten. Zij stelden kamp- en barakoudsten aan en lieten hen de administratie doen. De gevangenen hadden vaak veel te lijden van deze mensen die zeer hun best deden om bij de SS in het gevlij te komen en hard optraden.
Vernietiging
Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog richtten de nazi’s vooral werkkampen op. Gevangenen die sterk genoeg waren, werkten daar voor de Duitse industrie of voor de oorlogvoering. De levensomstandigheden waren er zo slecht dat grote aantallen gevangenen stierven. Toen de oorlog begon, in september 1939, kwamen er tal van nieuwe werkkampen bij, onder meer in Vught, maar ook vernietigings-, internerings- en doorgangskampen.
Zeven kampen waren uitsluitend ingericht voor het op grote schaal ombrengen van gevangenen, namelijk Birkenau (onderdeel van het Auschwitz-complex), Chelmno, Belzec, Sobibor, Treblinka, Majdanek en Maly Trostenets, in de buurt van de Russische stad Minsk. De gevangenen die in deze kampen aankwamen, werden direct gedood in de gaskamers. Een enkeling bleef korte tijd in leven om kleding te sorteren en de verbrandingsovens te bedienen. Deze kampen bestonden uit barakken, gaskamers, crematoria en werkruimten. In Birkenau was plaats voor 100.000 gevangenen. Er waren vijf gaskamers en crematoria, waar dagelijks circa 12.000 mensen gedood konden worden. Vooral Joden en zigeuners kwamen om in de vernietigingskampen.
Internering
Voor politieke tegenstanders en krijgsgevangenen openden de nazi’s interneringskampen. Bekend zijn de kampen voor Russische krijgsgevangenen die onder erbarmelijke omstandigheden vastgehouden werden. Een deel van hen doodden de SS’ers direct via een nekschot. In Nederland was kamp Schoorl als interneringskamp in gebruik. De Duitsers brachten hier in eerste instantie buitenlanders onder en later communisten, gijzelaars en Joden. De gevangenen werden na enige tijd vrijgelaten of naar kamp Amersfoort gebracht.
In doorgangskampen ten slotte bracht de bezetter grote groepen gevangenen bijeen die ‘gesorteerd’ werden voor werk- en vernietigingskampen. Een klein gedeelte van deze mensen bleef in het kamp om er te werken. In Nederland had kamp Westerbork deze functie. De Duitsers brachten Joden uit heel Nederland naar deze plek, van waaruit ze met de trein verder gevoerd werden.
Veel kampen hadden meerdere functies. Zo was Auschwitz een werk- en vernietigingskamp, waar tijdens de oorlog 1100.000 mensen omkwamen.
Tijdens de oorlog stierven miljoenen mensen - vooral Joden - in de kampen. Ongeveer twee derde deel van de mensen die tussen 1933 en 1945 naar een concentratiekamp zijn gebracht, overleefde het kamp niet. Opgeteld bij degenen die direct na aankomst in een kamp werden vermoord, zijn er naar schatting, meer dan vier miljoen mensen in de concentratiekampen om het leven gebracht.