Het Begijnhof in Amsterdam
Midden in Amsterdam ligt het Begijnhof, een serie huizen met een kerk rondom twee bleekvelden. Het Hof dateert uit de 14e eeuw en werd bewoond door vrouwen die een godsdienstig leven wilden leiden buiten het klooster. De beroemdste begijn was Cornelia Arens. In 1971 stierf de laatste begijn, zuster Antonia, op de leeftijd van 84 jaar.
Gelofte van kuisheid
In het begin van de 14e eeuw woonden er al begijnen in Amsterdam, vrouwen die ervoor gekozen hadden een religieus leven te leiden buiten het klooster. Het is niet zeker of ze toen al op het huidige Begijnhof woonden. In 1346 was er al wel een ‘beghynhuys’, waar begijnen woonden, en waarschijnlijk nog geen hof. De eerste vermelding van een hof vinden we in 1389.
In de middeleeuwen was het Begijnhof aan alle zijden omringd door water: de Nieuwezijds Voorburgwal, de Begijnensloot en het Spui. Via een poortje bij de Begijnensteeg konden de vrouwen bij hun huizen komen. Vrouwen die in het Begijnhof wilden wonen, moesten ongehuwd zijn, een gelofte van kuisheid afleggen en waren verplicht de pastoor te gehoorzamen. Aan deze gelofte zaten zij niet hun hele leven vast, want zij konden haar opzeggen als ze wilden trouwen.
Uitbreidingen
Doordat in 1417 een gedeelte van het Spui gedempt werd, kon het Begijnhof naar het zuiden worden uitgebreid. Het stadsbestuur besloot om het Spui voor altijd onbebouwd te laten en door de inzet van de begijnen en hun vertegenwoordigers is dit besluit van kracht gebleven. In 1511 vond een nieuwe uitbreiding plaats door het bouwen van huizen op een stuk grond langs de Nieuwezijds Voorburgwal. Het Begijnhof bestond toen uit 140 huizen, voornamelijk eenkamerwoningen.
Brand
Op 23 april 1421 woedde er brand in Amsterdam en ging een derde deel van de (houten) huizen verloren. De kapel en een aantal huizen van het Begijnhof raakten zwaar beschadigd. In de nacht van 23 op 24 mei 1452 brak opnieuw brand uit in de stad. De brand begon bij de Oude Kerk. Schepen die in de buurt van de kerk in het Damrak lagen vlogen in brand en dreven naar de overkant met als gevolg dat ook daar brand ontstond. Een groot deel van de stad brandde af, alleen de buurten langs het IJ niet. Het Begijnhof werd ook nu niet gespaard. Bij de herbouw werden de meeste huizen en ook de kerk opgetrokken in steen.
Overgang naar het protestantisme
In 1578 ging de stad over tot het protestantisme. Het stadsbestuur nam het beheer van de kerken en kloosters over en legde beslag op de eigendommen. De kerk op het Begijnhof kwam in handen van de presbyterianen – Engelse protestanten – en werd vanaf die tijd de Engelse kerk genoemd. Rooms-katholieken mochten hun geloof niet langer in het openbaar belijden en kwamen bijeen in schuilkerken. Dat gold ook voor de Begijnen. Zij belegden diensten in een van de huizen en toen dat door het grote aantal bezoeksters niet langer mogelijk was, vroegen zij het stadsbestuur of er een kapel gebouwd mocht worden.
De magistraat ging akkoord, maar eiste wel dat van buitenaf niet zichtbaar mocht zijn dat het om een gebedshuis ging. In 1682 werd de schuilkerk geopend en opgedragen aan Johannes de Evangelist en Sinte Ursula. Er woonden toen 150 begijnen en 12 weduwen en alleenstaande vrouwen op het Begijnhof.
Legende
In de 17e eeuw leefde ook de beroemdste begijn die het Hof gekend heeft. Zij heette Cornelia Arens en stierf op 14 oktober 1654. Omdat de kerk in Cornelia’s ogen ontheiligd was na de overgang naar het protestantisme wilde ze niet in de kerk begraven worden, zoals toen gebruikelijk was, maar langs het pad naar de kerk. Cornelia werd toch in de kerk begraven en op 2 mei 1655 herbegraven tegen de buitenzijde van de kerkmuur. Rond deze geschiedenis ontstond een legende waarbij Cornelia in de kapel begraven werd, maar haar lichaam op mysterieuze wijze ’s nachts naar de plek verhuisde waar ze begraven wilde worden: het pad naar de kerk. Dit herhaalde zich twee keer. Zij werd daarop volgens haar wens begraven langs het kerkpad. Volgens een variant op de legende kon Cornelia’s ziel geen rust vinden na haar begrafenis en zwierf ’s nachts over het kerkhof. De begijnen besloten daarop haar lichaam alsnog langs het pad te begraven.
Houten Huys
In de 17e en 18e eeuw lieten de begijnen de kapel vergroten en de voorgevel vernieuwen. Er kwam een toegangspoort tot het Begijnhof en een aantal huizen kreeg een nieuwe gevel. In de 19e eeuw verving het gemeentebestuur het toegangspoortje aan het Spui door een poortgebouw. Door samenvoegingen van huizen bleven er uiteindelijk 47 over. Een van deze huizen, het Houten Huys op nummer 34, is rond 1530 gebouwd en behoort tot de oudste huizen van de stad. Het huis heeft stenen zijmuren en een houten voor- en achtergevel met een typische, middeleeuwse, uitstekende voorgevel.
De laatste restauratie vond plaats in de jaren 1984 – 1987. Daarbij werden de huizen vergoot en het Hof in zijn geheel opgeknapt. Met het verstrijken van de tijd nam het aantal begijnen af. De laatste begijn, de 84-jarige zuster Antonia, stierf in 1971.