Karmijn - een korte geschiedenis van een rode kleur
Kleuren zijn voor de mens altijd belangrijk geweest, zowel in het gewone leven als in de kunst, en de manieren om pigmenten te winnen werden vaak strikt geheim gehouden. Zo werd het rode pigment karmijn, dat wordt gewonnen uit het bloed van cochenilleluizen, eeuwenlang door de Inca's en Azteken als een grote schat beschouwd. Vóór de verovering van Zuid-Amerika werden in Europa andere schildluizen gebruikt voor de winning van de rode kleurstof.
Inhoudsopgave
De kleur rood
De kleur rood was waarschijnlijk de eerste kleur waarmee de mens ging verven. Reeds in de prehistorie werd
rode oker, een rood pigment dat afkomstig is van ijzerhoudend gesteente, gebruikt voor grotschilderingen. Later werden andere rode pigmenten gevonden en gebruikt, zoals
kermes,
meekrap en pas later,
cochenille.
Middellandse zeegebied - kermes
Reeds in de vroege oudheid gebruikten de Egyptenaren, Grieken en Romeinen een rode kleurstof voor het verven van wol, leer en zijde. Deze kleurstof werd gewonnen uit de kermesschildluis
Kermes vermillio (Orde: Hemiptera; Familie: Kermesidae), die op de bladeren van de in het Middellandse zeegebied inheemse kermeseik (
Quercus coccifera) leven. Het pigment wordt kermes genoemd, maar ook wel karmozijn, scharlakenrood of vermiljoen. De vrouwelijke luizen leven onder een schildje en leggen daaronder ook hun eieren. Na het leggen van de eieren sterven ze. Deze schildjes met eieren werden van de bladeren verwijderd en gedroogd, waarna het pigment werd gewonnen.
West- en Zuid-Europa - meekrap
In Europa werd veel meekrap gebruikt. Meekrap komt van de meekrapplant,
Rubia tinctorum en wordt gewonnen uit de gedroogde wortel. Vanaf de vijftiende eeuw was Nederland (Zeeland) de grootste producent van meekrap. De meekrap gaf verschillende soorten oranje-achtig rood, afhankelijk van het alkalinegehalte van de wortel.
Oost-Europa
In Oost-Europa leeft een andere schildluis die rood pigment bevat ondergronds op wortels van de overblijvende hardbloem (
Scleranthus perennis). Dit is de Poolse cochenilleluis,
Porphyrophor apolonica (Orde: Hemiptera; Familie: Margarodidae). Om het rode pigment te winnen, moesten de planten uitgegraven worden. De luizen werden gedood in kokend water of azijn en dan gedroogd, waarna het pigment werd geëxtraheerd.
De cochenilleluis op schijfcactus
Zuid-Amerika - karmijn
De Mexicaanse cochenilleluis
Beide eerdergenoemde schildluizen werden in veel mindere mate gebruikt na de verovering van Zuid-Amerika en de ontdekking van de
Mexicaanse cochenilleluis,
Dactylopius coccus (Orde: Hemiptera; Familie: Dactylopiidae), die behalve in Zuid-Amerika ook in Mexico voorkomt en uit wiens bloed het prachtige karmijnrode pigment kon worden gewonnen. Vanaf 1554 werden deze luizen massaal in Europa geïmporteerd, vooral toen bleek dat ze ook in bepaalde delen van Europa, vooral op de
Canarische eilanden, goed gekweekt konden worden op de eveneens geïmporteerde en goed gedijende schijfcactus,
Opuntia ficus-indica. Bovendien bevat deze luis een hoger gehalte aan pigment dan de Europese soorten.
De schijfcactus,
Opuntia Winning van karmijn
Deze kleurstof wordt nog steeds gebruikt, en om die te winnen worden de luizen met de hand (met handschoenen tegen de fijne stekels!) van de cactus afgeschept, waarna ze geplet worden en het bloed eruit gefilterd. Omdat het verkregen pigment niet kleurvast is, moet aluin of tin worden toegevoegd. De verkregen kleurstof wordt
karmijn genoemd (niet te verwarren met karmozijn, welk pigment afkomstig is van de eerdergenoemde kermesschildluis).
Tegenwoordig gebruik van karmijn
Het karmijn van de cochenilleluis wordt nog steeds gebruikt in lippenstift en andere cosmetica, in aquarelverf en olieverf, en ook in
voedingsmiddelen zoals snoep en alcoholische dranken, waarin het als
E120 wordt aangeduid. Tegenwoordig zijn er echter synthetische vervangers voor het cochenillekarmijn die veel kleurvaster zijn en steeds vaker worden die ook in levensmiddelen gebruikt ter vervanging hiervan.