Megafauna uit het Pleistoceen: de reuzenluiaard
Tijdens het Pleistoceen, dat liep van 2,5 miljoen jaar tot 12 duizend jaar geleden, volgde de ene ijstijd de andere op. Het was een tijd waarin uiterst opmerkelijke diersoorten floreerden, spijtig genoeg doen enkel de naam mammoet en sabeltandtijger bij de meeste mensen een belletje rinkelen. Er waren echter veel meer diersoorten die de toenmalig bevroren aarde hun thuis mochten noemen. De zogenaamde megafauna van het Pleistoceen. Onder hen de reuzenluiaarden.
De reuzenluiaard
Uiterlijk
Er zijn een handvol geslachten reuzenluiaarden, met als bekendste vertegenwoordiger het genus Megatherium. De grootste reuzenluiaard ooit behoort echter niet tot dit dit geslacht bestaande uit negen soorten. Die titel is weggelegd voor de Eremotherium rusconi, van het geslacht Eremotherium. Afgezien van hun hoogte deelden alle reuzenluiaarden wel een gelijkaardig uiterlijk. Reuzenluiaarden konden maximaal zes meter lang en twee meter hoog worden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze kolossen tot wel 4 ton konden wegen. De kop van de reuzenluiaard was bevestigd op zijn romp met een dikke nek en was relatief klein. Daarnaast beschikten ze over een grote, gespierde staart. De twee opmerkelijkste eigenschappen van dit dier waren zijn gekrulde klauwen en lange tong, hoewel er controverse bestaat over het laatstgenoemde.
Tijd en ruimte
De Megatherium en de Eremotherium dwaalden zo'n vijf miljoen jaar geleden rond in licht beboste gebieden in Zuid-Amerika. Toen de landengte van Centraal-Amerika 3 miljoen jaar geleden ontstond zijn exemplaren van de Eremotherium naar Noord-Amerika migreerden. Deze populaties zouden later evolueren in nieuwe geslachten grondluiaarden zoals de Megalonyx. Ruim 11 duizend jaar geleden legde de laatste reuzenluiaard het loodje, na een hopeloze strijd tegen enerzijds de klimaatverandering en anderzijds de jagende mens.
Ontdekking
De reuzenluiaard werd voor het eerst beschreven in 1796 door de beroemde Franse natuurkundige Georges Cuvier. Hij baseerde zich op fossiele resten die in 1788 in Argentinië, bij de Lujánrivier ontdekt werden. Het betrof een Megatherium americanum. De gelukkige vinder heette Manuel Torres, deze man liet de beenderen zo snel hij kon overbrengen naar het natuurhistorisch museum van Madrid. Spanje was dus als eerste in het bezit van het skelet van een reuzenluiaard. Daarnaast eist ook de ontdekking van een bepaalde soort Megalonyx een opmerkelijke plaats in de geschiedenis op. In 1796 worden drie grote klauwen en andere fossiele resten, die waren gevonden in Virginia, opgestuurd naar de toenmalige vicepresident van de VS, Thomas Jefferson. Hij publiceert een studie over deze botten en stelt deze een jaar later voor aan de
American Philosophical Society in Philadelphia. In de paper stelt Jefferson dat het gaat om de overblijfselen van een gigantische leeuw, die hij de Megalonyx noemt. Zijn presentatie wordt beschouwd als de aanzet voor het losbreken van de paleontologie over gewervelde dieren. Pas in 1822 worden de klauwen door Caspar Wistar toegewezen aan hun echte eigenaar: de reuzenluiaard. Hij doopte het organisme passend de Megalonyx jeffersonii.
Gedrag
De reuzenluiaard was, zoals zijn naam impliceert, geen snelheidsduivel. Het logge beest bewoog zich traag voort. Door zijn lange klauwen was de reuzenluiaard genoodzaakt op de zijkant van zijn poten te stappen, wat het bereiken van hoge snelheden verhindert. Zijn dieet bestond uit planten hoewel het mogelijk is dat reuzenluiaarden hun energiereserve regelmatig aanvulde met vlees. Hier zijn echter niet alle paleontologen het over eens. Om ook de bladeren van hoge bomen te kunnen bereiken beschikte de reuzenluiaard over een opmerkelijke eigenschap voor een schepsel van zijn formaat. Aan de hand van zijn grote staart kon hij zich oprichtten om hoge takken te grijpen met zijn lange tong. Een andere manier waarop hij zich voedde was gebruikmakend van zijn lange klauwen. Deze dienden als effectief hulpmiddel om takken te ontdoen van hun bladeren, en mogelijks woelden ze er de grond mee om op zoek naar wortels. Hiernaast waren de klauwen een imponerend wapen tegen roofdieren. Maar een handvol roofdieren zouden een omvangrijke prooi als de reuzenluiaard aandurven.