Handelsposten van de VOC in Vietnam
De Socialistische Republiek Vietnam (kortweg Vietnam genoemd) is een land dat is gelegen in Zuidoost-Azië. Het land is gelegen op het schiereiland Indochina en wordt in het noorden begrensd door het land China, in het noordoosten door de Golf van Tonkin en het Chinese eiland Hainan, in het zuidoosten in de Zuid-Chinese Zee gelegen en in het zuid- en noordwesten vormen de landen Cambodja en Laos de grens van Vietnam. Indochina is een geografische term waarmee de landen Vietnam, Laos en Cambodja worden bedoeld en soms wordt ook het oostelijke deel van Thailand tot Indochina gerekend. De hoofdstad van Vietnam is de in het noorden gelegen stad Hanoi en de grootste stad is de in het zuiden gelegen Ho Chi Minhstad, dat vroeger bekend was onder de naam Saigon. In het jaar 1976 besloten het noorden en het zuiden van Vietnam zich weer te verenigen en sinds die dag gaan beide delen door het leven als de Socialistische Republiek Vietnam.
Inhoud
Overzicht van de Nederlandse handelsposten in Vietnam
Toen de eerste Nederlandse handelaren aan het begin van de zeventiende eeuw voor anker gingen in één van de havens van Vietnam, werden zij alles behalve vriendelijk ontvangen. Na een tweede poging enkele maanden later lukte het toch om handel te drijven en in het jaar 1637 opende de VOC haar eerste (en enige) twee handelsposten van het eiland. De ene handelspost was gelegen in het noordelijke koninkrijk Tonkin, de andere in het koninkrijk Quinam dat het midden van Vietnam besloeg.
Comptoir Faifo
De Nederlandse handelspost in de stad Faifo (vandaag de dag Hội An genoemd) was gelegen in het koninkrijk Quinam. Het comptoir werd, net als de handelspost in Tonkin, geopend in het jaar 1637 en was actief tot aan het jaar 1652. In Faifo kocht de VOC vooral Chinees zijde, gomlak en goud in.
Comptoir Tonkin
De Nederlandse handelspost in de stad Tonkin (vandaag de dag Hanoi genoemd) was gelegen in het gelijknamige koninkrijk Tonkin. Het comptoir werd in het jaar 1637 geopend en was vooral belangrijk voor het inkopen van het Chinees zijde, die de VOC op haar beurt ruilde tegen Japans zilver. De handelspost werd in het jaar 1699 weer gesloten.
Vietnam in de zeventiende eeuw
Voor we verder kijken naar de handelsposten en -gebieden van de VOC is het belangrijk om te weten dat Vietnam er aan het begin van de zeventiende eeuw heel anders uitzag. Het land was toentertijd opgedeeld in een drietal koninkrijken, te weten; koninkrijk Tonkin (ook geschreven als Tonquin), koninkrijk Quinam (ook wel Annam genoemd) en koninkrijk Cochin China. Koninkrijk Tonkin besloeg het noordelijke deel van Vietnam en had als hoofdstad de gelijknamige stad Tonkin (vandaag de dag Hanoi genoemd). Koninkrijk Quinam (Annam) besloeg het middendeel van Vietnam en had als hoofdstad de stad Hue (vandaag de dag gespeld als Huế). En koninkrijk Cochin China besloeg het zuidelijke deel van Vietnam en had als hoofdstad de stad Saigon (vandaag de dag Ho Chi Minhstad genoemd). De koninkrijken Tonkin en Cochin China waren rechtstreeks onderhorig aan China en haar keizers en koninkrijk Quinam was onderhorig aan koninkrijk Tonkin, maar Quinam was Tonkin helaas vijandig gezind.
De ontdekking van Vietnam
Aan het einde van de zestiende eeuw zeilden de twee Nederlandse schepen de Haarlem en de Leiden, onder leiding van commandeur Gaspar van Groesbergen (geboorte- en overlijdensdatum onbekend), richting het kleine koninkrijk Quinam, gelegen op het hedendaagse eiland Vietnam. Na aankomst in de haven van een onbekende stad werden de Nederlanders uiterst onvriendelijk ontvangen want commandeur Van Groesbergen werd direct gevangen genomen en drieëntwintig leden van zijn bemanning werden op brute wijze vermoord. Pas na betaling van losgeld – in de vorm van twee kanonnen – werd de Nederlandse commandeur weer vrij gelaten en beide schepen lichtten direct het anker. De commandeur en zijn manschappen besloten zich echter niet te laten ontmoedigen door deze tegenslag en enkele maanden later waagden ze een tweede poging om in koninkrijk Quinam aan land te gaan.
De stad Faifo
Commandeur Van Groesbergen had zijn oog laten vallen op de natuurlijke haven van de stad Faifo (vandaag de dag Hôi An genoemd), maar besloot het dit keer wat voorzichtiger aan te pakken. De commandeur besloot met zijn schip de Haarlem buiten de haven te blijven liggen terwijl de Leiden, onder leiding van de Nederlandse koopman Jeronimus Wonderaer (geboorte- en overlijdensdatum onbekend), voor anker ging. Gelukkig werden koopman Wonderaer en zijn bemanningsleden vriendelijk ontvangen in de stad en in de maanden die volgden deed de koopman diverse pogingen om een handelsovereenkomst te sluiten met de koning van Quinam. Tijdens de onderhandelingen spraken de koning en Wonderaer niet alleen over de handelsovereenkomst maar ook over het voorval dat had plaats gevonden toen de Nederlanders voor de eerste keer aan land wilden gaan. En de koning beloofde, als blijk van zijn goede wil, Wonderaer om de verantwoordelijke daders te zoeken en te straffen. Helaas bleek het woord van de koning niets waard te zijn, want terwijl Wonderaer nietsvermoedend aan de onderhandelingstafel zat, ving commandeur Van Groesbergen diverse geruchten op dat de koning van plan was om de twee Nederlandse schepen aan te vallen en te plunderen. Van Groesbergen bracht zijn koopman direct op de hoogte en Wonderaer besloot Faifo de rug toe te keren nadat hij uit wraak een dorp plunderde en in brand stak.
Opheffing handelsembargo Japan
Nadat ook de tweede poging om handel te drijven in Quinam was mislukt besloot de VOC het koninkrijk voorlopig links te laten liggen en ook de VOC toonde na haar oprichting in het jaar 1602, weinig interesse in het gebied. De drie koninkrijken die Vietnam vormden kwamen pas in het jaar 1637 weer onder de aandacht van de Nederlandse handelaren omdat de Japanners besloten hun handelsembargo op te heffen. Met andere woorden; Japan stond diverse naties toe om handel met hen te drijven, maar ze wilden hun Japanse zilver alleen ruilen tegen het zeer goede Chinese zijde. Aangezien China in het begin van de zeventiende eeuw alleen indirecte handel met Japan toestond via de Portugezen was het voor de VOC onmogelijk om Chinees zijde in China zelf in te kopen. Om de zeer gewilde zijde toch te kunnen bemachtigen besloot de VOC zich in de omliggende gebieden van China te vestigen aangezien diverse Chinese handelaren hier (illegaal) handel dreven.
Opkomst van de handelsposten
Om de Chinese zijde te kunnen inkopen opende de VOC in het jaar 1637 een tweetal handelsposten in het gebied dat wij vandaag de dag Vietnam noemen. De Nederlandse koopman, Abraham Duijker (geboorte- en overlijdensdatum onbekend) kreeg de opdracht om in de stad Faifo een eerste handelspost te openen welke in het jaar 1637 was voltooid. Duijker werd na opening het eerste opperhoofd van de handelspost die – naast hem – ook nog werd bemand door twee Nederlandse assistenten en een zevental Japanse dienaren. De tweede handelspost werd gevestigd in het naastgelegen koninkrijk Tonkin en kwam onder leiding van de Nederlandse koopman, Karel Hartsinck (geboorte- en overlijdensdatum onbekend). Comptoir Tonkin was gelegen net buiten de gelijknamige hoofdstad Tonkin, op de westelijke oever van de Rode Rivier en belangrijk voor de inkoop van Chinees zijde. Via het comptoir in Faifo kocht de VOC voornamelijk goud, gomlak en Chinese zijde in. Met name in de eerste helft van de zeventiende eeuw floreerde de zijdehandel in beide koninkrijken, maar daarna begon de handel al snel weer terug te lopen.
Neergang van de handel
Rond het jaar 1651 was de handel in zijde in en rond de stad Faifo dusdanig ver terug gelopen dat de VOC besloot een nieuw handelscontract te sluiten met de toenmalige koning van het gebied. Helaas konden beide partijen het – om onduidelijke redenen – niet eens worden en om druk uit te oefenen besloot de koning van Quinam alle VOC-leden van de Nederlandse handelspost gevangen te nemen. Toen de Hoge Regering in Batavia op de hoogte werd gesteld van de moeizame onderhandelingen besloot zij de knoop door te hakken en comptoir Faifo sloot in het jaar 1652 haar deuren voorgoed. Nu de handelspost in het koninkrijk Quinam was gesloten was de handelspost in Tonkin nog de enige, maar ook deze kreeg halverwege de zeventiende eeuw te maken met teruglopende winsten. De VOC besloot hierop in het jaar 1664 om de handelspost in Tonkin te sluiten, maar heropende het comptoir alweer hetzelfde jaar toen de koning van Tonkin hen vroeg dit te doen.
Sluiting laatste handelspost
Waar de relatie tussen de VOC en de koning van Tonkin in het jaar 1664 nog goed was geweest, was deze bij het aantreden van Jacob van Loo (geboorte- en overlijdensdatum onbekend), als opperhoofd van het comptoir in Tonkin, in het jaar 1691 ronduit slecht. Wanneer de geschenken die het Nederlandse opperhoofd bracht niet naar de zin van de koning waren diende opperhoofd Van Loo dit te bekopen met een gevangenisstraf van enkele dagen tot enkele weken. Nadat de koning opperhoofd Van Loo meerdere malen gevangen had genomen was in januari 1698 de maat voor de Hoge Regering in Batavia vol en zij besloot de handelspost te sluiten. Opperhoofd Van Loo ontving het bericht van de sluiting in het jaar 1699 en arriveerde – samen met de overige leden van de gesloten handelspost – op 8 februari 1700 weer in Batavia, waarmee het Nederlandse avontuur in Vietnam officieel ten einde kwam.