Handelsposten van de VOC in Japan
De eilandenstaat Japan is gelegen in het oostelijke deel van Azië en wordt in het Japans ook wel Nippon of Niphon genoemd. Japan telt in totaal 6.852 eilanden, die allemaal zijn gelegen in de Stille (of Grote) Oceaan en de vier grootste eilanden - Hokkaido, Honshu, Shikoku en Kyushu - vormen gezamenlijk 97% van Japans totale oppervlakte. Het merendeel van de eilanden die tot de eilandenstaat worden gerekend zijn dan ook uiterst klein en (in veel gevallen) onbewoond. De eilanden van Japan worden in het noorden begrensd door Rusland, in het oosten door de Stille (Grote) Oceaan, in het zuiden door de Filipijnen en in het westen door het vasteland van China en Zuid-Korea.
Inhoud
Overzicht van de Nederlandse handelsposten in Japan
Waar het in vele landen gebruikelijk was om één of meerdere handelsposten te openen, opende de VOC er in Japan maar één. In het jaar 1609 opende de Nederlandse handelspost in de Japanse stad Hirado, gelegen op het eiland Kyushu, haar deuren en werd al snel belangrijk voor de in- en verkoop van vele producten. Zo importeerde de VOC vele goederen zoals globes, verrekijkers, klokken, schilderijen, kroonluchters, westerse muziekinstrumenten, atlassen en boeken over uiteenlopende onderwerpen naar Japan om deze daar te ruilen tegen zilver, goud, koper, kleding en/of verfijnd porselein. In de loop van de zeventiende eeuw beging de VOC enkele misstappen die maakten dat haar relatie met de Japanse shogun (Japanse opperbevelhebber) flink onder druk kwam te staan. In het jaar 1641 werd de Nederlandse handelspost in Hirado op last van de shogun gesloten en de VOC werd gedwongen om te verhuizen naar het kunstmatige eiland Deshima (vandaag de dag Dejima genoemd), gelegen in de Baai van Nagasaki. Ondanks de vele beperkingen die de VOC vanaf dat moment kreeg opgelegd, wist zij haar handelspost tot het jaar 1800 te behouden voordat deze op last van de Heren XVII werd gesloten.
De lange reis naar Japan
De eerste Nederlander die voet aan land zette op het Japanse eiland Kyushu was kapitein Jacob Janszoon Quaeckernaeck (geboortedatum onbekend - 1606), maar voor hij dit kon doen moest hij eerst een lange en zware reis doorstaan. In juni 1598 was er - onder leiding van de Nederlandse ontdekkingsreiziger Jacques Mahu (geboortedatum onbekend - 1598) - een expeditie vertrokken uit de Rotterdamse haven. Omdat de Portugezen de gebruikelijke vaarroute naar Oost-Azië, via Kaap de Goede Hoop, in beheer hadden besloten de Nederlanders om de zuidelijke route, langs Zuid-Amerika, te nemen, maar deze route eiste vele levens. Bij het oversteken van de Noordelijke en Zuidelijke Atlantische Oceaan waren vier van de vijf schepen vergaan en alleen het schip de Liefde, met aan boord kapitein Quaeckernaeck, wist op 6 april 1699 de Straat van Magellaan te bereiken. Vanaf de Straat van Magellaan deed de Liefde er vervolgens vijf maanden over om het zuidelijke deel van de Stille (Grote) Oceaan over te steken en nog eens zeven om ook het noordelijke deel te passeren.
Land in zicht
In april van het jaar 1600 kreeg de bemanning van de Liefde eindelijk land in zicht en enkele dagen later zeilden ze de haven van de stad Hirado, op het Japanse eiland Kyushu binnen. De Portugezen - die al vele jaren handel dreven met de Japanners - waren alles behalve blij met de komst van de Nederlanders en zij wisten de toenmalige Japanse shogun, Tokugawa Ieyasu (1543-1616), er dan ook van te overtuigen dat de Nederlanders niets goeds in de zin hadden. Voordat kapitein Quaeckernaeck en zijn bemanning de kans hadden gekregen om aan land te gaan werden ze gevangen genomen en overgebracht naar het paleis van shogun Tokugawa Ieyasu in Hirado. In de vier lange jaren die volgden wist de Nederlandse kapitein het vertrouwen van de Japanse shogun te winnen en in 1604 werd Quaeckernaeck weer op vrije voeten gesteld. Hij mocht met een Japans schip meevaren naar Europa en kreeg bij zijn reis niet alleen de persoonlijke zegen van de shogun mee, maar ook het aanbod om een handelspost te openen in de stad Hirado. Helaas zag kapitein Quaeckernaeck de Nederlanden nooit meer terug want in de omgeving van het Maleisisch Schiereiland (ook bekend als Malakka) voegde hij zich bij de Nederlandse vloot die tegen de Spaanse Armada vocht en sneuvelde tijdens een zeeslag in het jaar 1606.
Opening handelspost Hirado
Een jaar na Quaeckernaecks overlijden besloot de VOC gebruik te maken van het aanbod dat de Japanse shogun aan de Nederlandse kapitein had gedaan en er werd een nieuwe expeditie op touw gezet. Onder leiding van de Rotterdamse koopman, Nicholas Puyck (geboorte- en overlijdensdatum onbekend), verlieten de schepen, de Rode Leeuw (met Pijlen) en de Griffioen, in het jaar 1607 de Nederlandse haven en zetten koers richting Japan. Toen de schepen (vele maanden later) de Japanse stad Nagasaki naderden werden ze door twee Japanse loodsen verder geleid naar de stad Hirado, gelegen aan de noordwestkant van het eiland Kyushu. Wanneer de Nederlanders precies in de stad arriveerden is niet duidelijk, maar in het jaar 1609 opende de Nederlandse handelspost in ieder geval haar deuren. Dat de relatie tussen de Japanse shogun en kapitein Quaeckernaeck goed was geweest, bleek wel uit het feit dat de VOC naast het mogen openen van een handelspost, ook nog diverse privileges kreeg toebedeeld. Zo mochten de VOC-schepen in iedere Japanse haven aanmeren en mochten de VOC-leden zich vrijelijk begeven in en om de stad Hirado.
Misstappen van de VOC
De eerste man die de eer kreeg om het opperhoofd van de nieuwe Nederlandse handelspost in Hirado te worden was Jacques Speckx (1585-1652). Bij zijn aanstelling had opperhoofd Speckx van de VOC een grote voorraad handelsgoederen - bestaande uit; 204 stukken lood, 12.000 pond peper, een onbekend geldbedrag aan Realen en een onbekende hoeveelheid zijde - gekregen, maar na een jaar was deze voorraad zo goed als volledig verbruikt. Omdat opperhoofd Speckx maar geen informatie kreeg wanneer er nieuwe schepen met voorraden zouden arriveren en hij bang was dat het ontbreken van handelsgoederen de Nederlandse privileges zouden schaden, besloot hij het heft in eigen hand te nemen. Speckx organiseerde een expeditie naar Malakka waar hij eigenhandig nieuwe handelsgoederen en diverse geschenken voor de toenmalige Japanse shogun, Tokugawa Hidetada (1579-1632), inkocht. In juli van het jaar 1611 was opperhoofd Speckx weer terug in Hirado en pas in augustus 1612 arriveerde er een Nederlands schip met handelsgoederen. Na het eerste schip volgde al snel een tweede, maar hierna duurde het wederom erg lang voor er nieuwe handelsgoederen werden geleverd wat betekende dat de opperhoofden van Hirado bij tijd en wijle bijzonder vindingrijk moesten zijn.
De kaapvaart
Ondanks de vele privileges die de VOC genoot mocht ze de eerste jaren na opening van haar handelspost alleen handelen in tarwe en rijst en niet in het (winstgevende) zilver, goud, koper en/of Chinese zijde. Aangezien de handel in tarwe en rijst nauwelijks winstgevend was, moest de VOC andere manieren verzinnen om haar hoofd boven water te houden en ze besloot om Portugese schepen te gaan kapen. Aangezien de Nederlanden en Portugal in oorlog verkeerden zag de VOC geen kwaad in deze oplossing, maar de Japanse shogun dacht daar volledig anders over. Hij was van mening dat de kaapvaarten van de VOC zijn handelsbelangen met de Portugezen schaadden en aangezien de shogun de Portugezen nodig had om met de Chinezen te kunnen handelen, verbood hij de VOC de kaapvaart. De VOC moest op haar beurt wel gehoor geven aan dit verzoek van de shogun omdat ze anders haar eigen handelspositie in Japan in gevaar zou brengen.
Verkrijging van het Japanse handelsmonopolie
Bij aankomst in Japan was de VOC niet de enige Europese compagnie die er handel wilde drijven en de Nederlanders hadden dan ook concurrentie van de Portugezen, Spanjaarden en Engelsen. De Engelsen besloten in het jaar 1613 een handelspost in Hirado te openen, maar trokken zich rond het jaar 1623 al weer terug omdat de winsten tegen vielen. De Spanjaarden en de Portugezen sneden zichzelf in de vingers toen ze besloten het christendom onder de Japanners te verspreidden en hier de toenmalige shogun, Tokugawa Iemitsu (1604-1651), mee voor het hoofd stootten. In het jaar 1624 was voor de shogun de maat vol en hij besloot de Spanjaarden de toegang tot Japan te ontzeggen, maar omdat hij de Portugezen nodig had om te kunnen handelen met de Chinezen, besloot hij hen diverse privileges te ontnemen. Helaas bleken de Portugezen hardleers en in het jaar 1634 begon de shogun met het aanleggen van een klein kunstmatig eiland in de Baai van Nagasaki. Nadat het eiland in 1636 was voltooid werden de Portugezen gedwongen om hier heen te verhuizen, maar in 1639 ontzegde de shogun hen alsnog de toegang tot Japan. Vanaf dat moment was de Nederlandse VOC het enige westerse land dat toegang had tot Japan, maar dat zij dit twee eeuwen lang zou blijven had niemand kunnen voorzien.
Foutje van Formosa
Vanaf het jaar 1624 begon de Nederlandse handel in Japan op te leven, mede omdat de VOC grote delen van het nabij gelegen eiland Formosa (vandaag de dag Taiwan genoemd) op de Portugezen wist te veroveren. Wegens een gebrek aan Portugese handelaren besloten de Chinese en Japanse handelaren - die het eiland al diverse eeuwen lang bezochten om er handel te drijven - hun handelswaar voortaan aan te bieden aan de VOC en de VOC kreeg op haar beurt eindelijk een ingang in de Chinese handel. Helaas steeg het succes van de handelsposten op Formosa de toenmalige gouverneur van het gebied, Pieter Nuyts Senior (1598-1655), naar het hoofd en hij besloot een handelsbelasting voor de Japanse handelaren in te voeren. Toen de Japanse shogun hier lucht van kreeg kwam de relatie tussen de VOC en hem ernstig onder druk te staan en hij besloot alle beambten van de Nederlandse handelspost in Hirado per direct te laten arresteren. Het was (het eerder genoemde) opperhoofd Jacques Speckx die de gemoederen uiteindelijk weer tot bedaren wist te brengen door de gouverneur Nuyts uit te leveren aan de Japanse shogun.
Verbanning naar Deshima
De kaapvaarten op de Portugezen en het akkefietje met de gouverneur van Formosa hadden veel kwaad bloed gezet bij de Japanse shogun en bij het bereiken van het jaar 1641 was voor hem de maat vol. Omdat de Nederlanders het jaar daarvoor een pakhuis hadden gebouwd met daarop de tekst 'Anno Christi 1640' - een gebruikelijke verwijzing naar de christelijke jaartelling - besloot de shogun om de Nederlandse handelspost in Hirado per direct te sluiten. Net als de Portugezen diverse jaren eerder werden ook de Nederlanders gedwongen om voortaan op het kleine, kunstmatige eiland Deshima (Dejima), gelegen in de Baai van Nagasaki, te leven. Het eiland was maar 214 meter bij 64 meter groot en mocht met recht een gevangenis zonder muren worden genoemd. Naast de gedwongen verhuizing werden ook de vrijheden van de Nederlandse handelaren in Japan flink aan banden gelegd, maar ondanks al deze beperkingen wisten de handelaren van de VOC tot aan het jaar 1800 haar uitzonderlijke handelsmonopolie te behouden.