1918: meer kiesgerechtigden en vrede - revolutie en onrust
Op 12 december 1917 werd het Nederlandse volk officieel in kennis gesteld van de dat jaar in het parlement overeengekomen grondwetsherziening. Vanaf toen gold het algemene kiesrecht voor mannen. Bovendien werd, in plaats van het districtenstelsel, de evenredige vertegenwoordiging ingevoerd. De effecten ervan werden voor het eerst in 1918 merkbaar: toen werden er verkiezingen gehouden, voor de gemeenteraad, op basis van de nieuwe grondwet. Consequentie van de herziening was ook dat er nu meer, kleinere, partijen in het parlement kwamen. In het verlengde daarvan werd in 1918 de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) opgericht. Bovendien – internationaal gezien van meer gewicht – kwam er in dat jaar een eind aan de Eerste Wereldoorlog. Wat niet weg nam dat het onrustige tijden waren; er braken revoluties uit in Europa en in Nederland was er het soldatenoproer in de Harskamp en de revolutiepoging van J.P. Troelstra.
1918: Gevolgen van de grondwetsherziening ten aanzien van het kiesrecht en schoolstrijd
Nederland werd weliswaar niet rechtstreeks betrokken bij de wereldoorlog van 1914-1918 maar ondervond er wel de nodige negatieve gevolgen van. Vele schepen gingen verloren, zeker nadat de Duitsers in 1917 de onbeperkte duikbotenoorlog hadden afgekondigd, de handel stagneerde en als gevolg daarvan ook de productie in diverse sectoren. De regering zag zich genoodzaakt de distributie van levensmiddelen in te voeren. Een prestatie des te meer dat die regering, het extra-parlementaire ministerie-Cort van der Linden (1913-’18), toch een complete grondwetsherziening wist te realiseren. Ook afgezien daarvan kan niet anders dan met waardering geconstateerd worden dat de regering van Cort van der Linden erin slaagde Nederland netjes door de oorlog te loodsen.
Strijd voor uitbreiding kiesrecht en financiële gelijkstelling onderwijs
Behalve door de strijd om uitbreiding van het kiesrecht werd de politiek sinds de tweede helft van de 19e eeuw ook beheerst door de zogenaamde
schoolstrijd, eigenlijk: de strijd voor de financiële gelijkstelling van het bijzonder en het openbaar lager onderwijs. Beide kwesties werden door de grondwetsherziening in principe opgelost – verdere uitbreiding, verbetering en daadwerkelijk invoering van de betreffende organieke wetten vonden later plaats. Die oplossing kon er komen door de zogenaamde
package deal tussen de twee groepen politieke partijen in het parlement die in de twee kwesties tegenover elkaar stonden.
package deal
De ‘linkse’ (socialistische en liberale) partijen hadden geijverd voor uitbreiding van het kiesrecht, de ‘rechtse’ (christelijke) partijen voor de financiële gelijkstelling van het onderwijs. De twee betreffende voorstellen ten bate van grondwetsherziening werden als één pakket aan de Kamers gepresenteerd. ’t Werd zo een soort koppelverkoop (als we beide – links en rechts – de voorstellen aannemen, krijgen we beide ons zin; zo helpen we elkaar). De kamers namen in juni het regeringsvoorstel aan en dat gebeurde ook in tweede lezing. In december daaropvolgend vond de officiële afkondiging van de grondwetsherziening plaats.
Mijlpalen in een proces
De officiële afkondiging in december 1917 was in wezen een (fundamentele) mijlpaal in een proces. Dat proces werd na 1917 voortgezet om de gestelde doelen ten aanzien van de uitbreiding van kiesrecht en de financiering van het onderwijs uiteindelijk ten volle te bereiken. Zo kregen de vrouwen eerst in 1918 door de wet Marchant ook, net als de mannen kiesrecht. Maar wel met de bekerking (voor beide) dat de kiesgerechtigde leeftijd 25 jaar was. Later vond stapsgewijs verlaging van die grens plaats, tot 18 jaar in 1972.
Wat betreft het onderwijs: eerst in 1919 werd het betreffende grondwetsartikel uitgewerkt in een organieke wet: de Lager Onderwijswet van de
Christelijk-historische minister J.Th. de Visser. Sindsdien is dat uitgebreid, via opeenvolgende wetgeving, naar ook andere vormen van onderwijs dan het lagere.
Kleinere partijen doen ook mee
Nu ten aanzien van het kiesstelsel het districtenstelsel was vervangen door de evenredige vertegenwoordiging kregen ook
kleinere politieke partijen de kans om in de volksvertegenwoordiging te komen. Zo lukte het de Communistisch Partij Holland en de Plattelandersbond in 1918. Bovendien werd in dat jaar de SGP opgericht. In 1922 behaalde de partij een zetel bij de verkiezingen. Die ene zetel werd ingenomen door de stuwende kracht achter en in de partij,
ds. G.H. Kersten, predikant binnen het verband van de
Gereformeerde Gemeenten). De SGP is een stabiele partij in die zin dat het aantal zetels nauwelijks schommelingen vertoont – al vele jaren behaalt ze landelijk altijd een kleine 2% van de stemmen. En sinds jaar en dag is ze de oudste politieke partij in Nederland.
Rooms-katholieken, socialisten en liberalen
Bij de rooms-katholieken, socialisten en liberalen vond een vergelijkbare ontwikkeling plaats. Bij de katholieken ging het verschijnsel ten kostte van de grote, heersende en door de RK-kerk gesteunde Rooms-Katholieke Staatspartij, de voorloper van de latere Katholieke Volkspartij (KVP) die in 1980 opging in het CDA.
Repertorium
Behalve dat kleine partijen nu een kans maakten op een zetel in de volksvertegenwoordiging, nam hun aantal ook geducht toe. Dit mede door de vele splitsingen (en soms fusies) die zich sinds 1918 voordeden. Al met al ontstond er een klein woud aan partijen en partijtjes. Het Huygens Instituut heeft daarvan voor de periode 1918-1967 een overzicht samengesteld, die door de geïnteresseerde lezer geraadpleegd kan worden via www.resources.huygens.knaw.
In 1918 vrede, maar ook onrust, en revolutie
Het lukte Nederland wel haar neutraliteit te handhaven, om buiten de directe oorlogsvoering te blijven; maar ze heeft er wel, in meerdere opzichten, negatieve gevolgen van ondervonden. Vooral in 1918 ontstond er een ronduit slechte situatie.
Oorlogsdreiging
Ten behoeve van de geallieerde oorlogsinspanning werden de Nederlandse koopvaardijschepen die in Amerikaanse havens lagen (ongeveer een derde van de hele vloot) in maart 1918 in beslag genomen. En het ging al niet best met de scheepvaart en de daarmee verbonden handel door de onbeperkte duikbotenoorlog. De situatie verslechterde in de loop van 1918 en in de grote steden braken hongeroproeren en relletjes uit.
Revoluties
In 1917 was de
Russische revolutie uitgebroken die een einde maakte aan het tsarenregime. Ook in Duitsland maakte een revolutie in 1918 een eind aan de monarchie en de Donau-monarchie Oostenrijk-Hongarije hield met het eind van de oorlog eveneens op te bestaan. Nederland kreeg ook te maken met de omwenteling in Duitsland. Op 9 november 1918 werd
Keizer Wilhelm II afgezet, de volgende dag passeerde hij met zijn gevolg de Duits-Nederlands grens bij Eysden in Limburg. Spoedig vroeg hij asiel aan in Nederland. Hij kreeg waarom hij verzocht en vestigde zich in Huis Doorn.
Harskamp
Er hing revolutie in de lucht, ook in Nederland. In de Harskamp op de Veluwe brak muiterij uit. De soldaten leefden er onder slechte omstandigheden, de uitrusting en bewapening van de soldaten waren onder de maat. Bovendien bracht de langdurige mobilisatie de nodige verveling met zich mee. Toen in die situatie ook nog eens de verloven werden ingetrokken, sloeg op 26 oktober de vlam in de pan. Soldaten belegerden het officierenverblijf, er werd brand gesticht. Officieren schoten, soldaten schoten terug. Er vielen geen doden, zelfs geen gewonden, maar het gerucht over de gebeurtenis verspreidde zich snel en veroorzaakte veel onrust in het land.
Troelstra doet een revolutiepoging
Nederland kreeg dus te maken met de revolutie vanwege de vlucht van de Duitse keizer naar ons land. Maar meer nog met revolutiedreiging. Gezien de situatie in het buitenland (Rusland, Duitsland en de Donaumonarchie) en het binnenland, onder meer de muiterij in de Harskamp, meende de leider der sociaal-democraten,
P.J. Troelstra, dat Nederland ook rijp was voor een revolutionaire omwenteling. Nu was, zijns inziens, de kans om de socialistische idealen ook in Nederland te realiseren. Op 12 november 1918 riep hij tijdens een zitting van de Tweede Kamer de arbeidende klasse van Nederland op om ‘thans den macht te grijpen’. De oproep sloeg echter niet aan en Troelstra moest inbinden. Op 18 november volgde er een grote
nationale manifestatie op het Malieveld in Den Haag, een massale aanhankelijkheids- en steunbetuiging aan koningshuis en regering, waarbij koningin Wilhelmina, prins Hendrik en kroonprinses Juliana ook present waren.
Beoordeling
Troelstra schreef zelf in zijn Gedenkschriften (1931) over zijn revolutiepoging:
‘Voor mij persoonlijk behoren die dagen tot de donkerste van mijn leven. Wat ik toen heb moeten ondervinden, ook van de kant van verschillenden mijner vrienden, was meer dan ik dragen kon; doch kan ik gelukkig zeggen, dat daarover in mijn gemoed geen wrok bestaat. De Novemberdagen liggen nu ver genoeg achter ons, om er zonder opwinding en zonder verblindende eenzijdigheid over te kunnen spreken”
Hij had inderdaad binnen een week na de coupepoging al toegegeven dat hij te ver was gegaan en dat hij de machtsverhoudingen verkeerd had ingeschat. Blijkbaar werd dit excuus geaccepteerd., want hij is niet vervolgd wegens opruiing, poging tot revolutie of iets dergelijks. Wel wordt sindsdien ‘Troelstra’s vergissing’ gebruikt om aan te tonen dat in Nederland een revolutie niet zo makkelijk van de grond zal komen.