Ontstaan van Gent

Het ontstaan van Gent
Gent is ontstaan aan twee waterlopen: De Leie en de Schelde. In de derde eeuw na Christus ontstond daar een nederzetting. Rond 630 na Christus stichtte Amandus een kloostergemeenschap, de Sint-Pietersabdij. Deze vestigde zich ten zuiden van de nederzetting, op de Blandijnberg. In de nederzetting zelf stichtte Amandus ook een kerk. De nederzetting kreeg een naam: Ganda ('monding'). De kerk groeide tot de Sint-Baafsabdij en werd een van de twee grote Gentse abdijen, naast de Sint-Pietersabdij.De bevolking van Gent bestond voornamelijk uit horigen van de Sint-Baafsabdij die handel dreven voor hun heren. Maar de nederzetting werd in 879 verwoest door de vikingen. De overigen verhuisden wat verderop naar het westen, waar ze hun eigen handel konden drijven.
De Oudburg, wat verderop gebouwd, diende als versterking tegen de vikingen. Hier liet de graaf van Vlaanderen in de tiende eeuw een burcht bouwen, voorganger van het Gravensteen. Eromheen leefden zijn horige leerwerkers. In de burcht werden de oogsten van de landerijen opgeslagen. Zo gebeurde het dat die oogsten werden verkocht aan de handelaars. Dit gebeuren vond plaats op twee markten die nog steeds bestaan:
De naam
Van het Keltisch: Gond -> Germaans: Gand -> Latijn: Gandavum (-avum betekent waterloop).En daaruit: Ganda.
Er zijn Gentse sportploegen die Ganda noemen (bv. korfbal).
De website van Gent: Gent.be