De bouw van de Atlantikwall
Vanaf 1942 tot 1945 bouwden de Duitsers aan de Atlantikwall, een verdedigingslinie vanaf Noorwegen langs de kust naar de grens met Spanje. Door de bouw van bunkers en het aanbrengen van luchtafweer- en antitankgeschut wilde de bezetter een geallieerde invasie vanuit zee voorkomen. De bouw werd uitgevoerd door Organisation Todt.
Organisation Todt
Het idee van een bunkerlinie was niet nieuw. Al in 1935 hadden de Duitsers langs de grens met Polen de Ostwall gebouwd en in 1938 startten ze de bouw van de Westwall langs de Franse grens. De uitvoering begon in de nazomer van 1942. Hitler wilde 15.000 bunkers plaatsen langs de kust, voornamelijk de nieuwste modellen (van de 600-reeks) maar ook oudere types, die aan de Westwall stonden.
Het project werd uitgevoerd door de vestingpioniers, die het ontwerp leverden van de bunkers en de inrichting van het te verdedigen gebied, en Organisation Todt (OT). Organisation Todt was een Duitse maatschappij die wegen aanlegde en bruggen bouwde en ook de Westwall had gebouwd. Zij maakte in eerste instantie gebruik van betaalde arbeiders en Duitse soldaten, later ook van dwangarbeiders en krijgsgevangenen. Aannemers in bezet gebied hielpen bij de uitvoering van het project. Bekende Nederlandse bunkerbouwers waren de Amsterdamse Ballast Maatschappij (later Ballast Nedam) en de Hollandsche Beton Mij. Nederlandse aannemers waren over het algemeen zeer bereidwillig als het ging om levering van arbeidskrachten aan Organisation Todt. Vanaf 1942 werkten er ongeveer 291.000 mensen aan de verdedigingslinie.
Meerdere linies
De Atlantikwall bestond uit verschillende linies. De eerste werd gevormd door mijnenvelden en obstakels op het strand die landingsvaartuigen en tanks moesten hinderen. Op de eerste duinenrij kwamen kazematten met kanonnen of mitrailleurs om te schieten op de geallieerde soldaten na de landing. Ook werden er observatieposten en kustbatterijen van de marine en het landleger geplaatst. Achter de gevechtsbunkers lagen de bunkers voor de manschappen en voor munitie, en daarachter de commandobunkers en de hospitaalbunkers. Tussen de linies lagen radiostations van de Luftwaffe en de Kriegsmarine. Bij de bouw maakte de bezetter gebruik van bestaande verdedigingswerken langs de kust. In Nederland waren dat onder andere de vesting van Hellevoetsluis en in Den Helder fort Erfprins.
Op twee en een halve kilometer van de kust lagen de veldbatterijen die zorgden voor de dekking van de stranden. Mochten de geallieerden doorstoten dan kregen ze alsnog de volle laag.
Aanslag op de natuur
De bouw van de Atlantikwall was een aanslag op de aanwezige hoeveelheid bouwmateriaal in bezet gebied en eveneens op de natuur langs de kust. Elke maand was 600.000 kubieke meter beton nodig. Verschillende bunkers hadden een dak van twee meter dik dat de soldaten moest beschermen tegen bombardementen, en dat vereiste nogal wat beton. OT-arbeiders groeven gaten in de duinen, waarin zij een frame van betonijzer zetten, waarna ze een houten bekisting plaatsten. Als dat klaar was, werd er beton gestort. Het gebruikte hout verkreeg de Duitse bouwmaatschappij door bomen om te zagen op verschillende plekken in het land. Veel bouwland werd verwoest door inundaties, het plaatsen van versperringen en het leggen van mijnen. Alleen al in mei 1944 legden de Duitsers 6.675.000 mijnen langs het hele kustgebied.
Evacuatie
Voor de bevolking had de bouw van de Atlantikwall verregaande consequenties. De Duitsers verklaarden in 1942 de hele kust tot spergebied en evacueerden de bewoners. Tienduizenden huizen werden afgebroken en de bewoners van de kuststrook moesten elders in het land onderdak zoeken. De meesten slaagden daar zelf in en voor de rest zorgde in Nederland het Bureau Afvoer Burgerbevolking. Dat verdeelde de evacués over verschillende gemeenten, vooral in de Achterhoek en Twente.
Alle inspanning om een geallieerde invasie te voorkomen, bleek uiteindelijk voor niets: op 6 juni 1944 landden de bevrijders op de kust van Normandië en begonnen zij aan de opmars door Europa.