Verzuild Katholicisme in de 20e eeuw
Dit artikel draait inzake de vraag of de geschiedenis van het Nederlands katholicisme in de twintigste eeuw gezien moet worden als een continuüm of eerder in termen van breuk? Er wordt gekeken naar de bronnen waarop verschillende auteurs zich baseren. Daarnaast wordt een vergelijking gemaakt tussen de Nederlandse geloofsgeschiedenis en elders.
'Gefractureerd' verzuild Katholicisme
De vraag of er sprake is van een breuk of continuïteit in de moderne tijd is al precair. Waar hang je dit aan op? Welke facetten pak je uit deze geschiedenis? Wanneer deze vraag enger wordt, bijvoorbeeld door het nemen van een specifieke groep, beter nog een specifieke religieuze groep dan wordt het weliswaar eenvoudiger. Toch overheerst de vraag, welke bevolkingsgroep moet men hierin nemen? De jeugd, ouderen, religieuze leiders of de intellectuelen? Of moeten we allen erin betrekken. Als laatste vanuit welke benaderingswijze moet je dit proces bekijken? In dit artikel zal ik proberen om zoveel mogelijke facetten van het verzuilingsproces en de verzuildheid door de decennia te behandelen. Dit zal ik aan de hand doen van vier artikelen, twee van Luykx, een van Van Rooden en een van Jacobs.
Als eerste kijken we naar het artikel van Luykx, Andere katholieken, 1920-1960. Zijn artikel probeert een herdefiniëring op papier te zetten betreffende het overgeleverde beeld van de verzuiling in Nederland. 'Dit overgeleverde beeld is er een van verzuiling en verzuildheid als een buitengewoon succesvolle onderneming.1' Het is algemeen bekend dat Nederland een verzuilde identiteit gekend heeft en dat katholieken daar een grote rol in hadden. De vraag in deze is of de katholieken in het algemeen deze verzuiling steunden en of de verzuiling voor de katholieken geslaagd is. Om deze herdefiniëring te laten slagen dan moet men uitgaan van een sociaal-historische aanpak. Wat expliciet betekent dat je moet kijken met open vizier naar de mogelijke diversiteit aan reacties en houdingen binnen de verzuildheid.
Achter de verzuilingsbeweging gingen meer strategieën schuil, een daarvan was een strategie, van de katholieken, gezien worden om de positie van hun kerk in de moderne samenleving te verdedigen. Verzuiling heeft in deze voor katholieken een defensieve connotatie. Deze organisatiedrift van verzuiling is vooral een initiatief van de katholieke bovenlaag om de katholiek binnen de eigen katholieke sfeer te laten functioneren.
Volgens Luykx kunnen we concluderen, zonder dat ik zijn argumenten hiervoor uitvoerig behandel, dat ondanks sancties en controle van bovenaf, wel degelijk sprake is van openlijke kritiek en onverzuild gedrag. Dit doet hij aan de hand van drie terreinen. De eerste is de politiek, hierbinnen ziet Luykx, als ik goed geteld heb, vijf soorten van afwijkend gedrag. De eerste is ongehoorzaamheid van politici ten opzichte van het episcopaat. Daarnaast zijn vele katholieken, wegens ontevredenheid over de RKSP/KVP, overgestapt naar andere politieke partijen. Verder was er sprake van dissidentisme, onder andere flirten met het fascisme en nationaal-socialisme was hier een onderdeel van. De vierde afwijkende vorm van politieke activiteit kan men zien in partijen die niets katholieks in hun grondslagen hadden. Een voorbeeld is het bellamyanisme, welke pleitte voor een sterk op het gemeenschapstaken gerichte staat. Als laatste was er sprake van een conflict binnen de de katholieke eenheidspartij, zo legden in 1921 bisschoppen een verbod op samenwerking binnen een regering met socialisten. Voor 1940 werd deze stellingname door politici te niet gedaan en sinds Schermerhorn-Drees weten we niet beter.
Resumerend, binnen de politiek is er duidelijk sprake van een breuk. Vervolgens gaat het artikel verder met het seksuele leven. Ook hier zien we een breuk, als is deze kleiner, de oorzaken zal ik hier opvolgend uiteenzetten. Als eerste zien we een grote diversiteit van de uitoefening van geboortebeperking. De officiële leer werd pas in 1951 opgesteld door Pius XII. Waarin enkel absolute onthoudingen en, in uitzonderlijke gevallen, periode onthouding werd toegestaan. Onderzoek leert ons dat bevolking niet zo streng was. Vooral periodieke onthouding was dankzij de arts J. Smulders al in 1930 breed verspreid. In 1938 werd het ook door andere artsen ruimer toegepast. Opvallend is dat de moderne middelen minder vaak voorkwamen.
Heel kort de jeugd en de intellectuelen. Daarin zien we ook een breuk met het verleden. Er waren verschillende dans- en cultuurgemeenschappen voor de jeugd. Hier kwam men in contact met alle bevolkingsgroepen van socialist tot protestant. Nogal wiedes dat het episcopaat hier niet blij mee was. Maar wat konden ze er tegen doen? Bij de intellectuelen lag dit anders. De kerk probeerde de werkzaamheid en inzet van deze groep te claimen. Hierin ging de kerk erg ver, zoals blijkt uit het voorbeeld over de de conflicten rondom de wetenschapsbeoefening. Hier geeft Luykx twee redenen. Opeenvolgend, de sterk empirische inslag, daarnaast zorgden de hypothesetoetsing en theorievorming voor dat de menselijke vrijheid ontkend zou kunnen worden. Toch een essentieel onderdeel van het de verhouding mens-God.
Concluderend kunnen we met Luykx stellen dat 'te sterker suggereert dit alles dat de zuil vanaf het moment van haar voltooiing verre van een monoliet was. De 'wankelbaarheid' was van stond af aan ingebouwd, omdat het voetstuk waarop zij ruste, poreus was.' Ook de groeiende economie speelde hierbinnen een grote rol.
Omwille van de lengte gaan we nu kort in op het artikel van Jan Jacobs, het verval van de katholieke zuil. Eerst gaat Jacobs in op de ontstaansgeschiedenis van de verzuiling, hier zal ik niet verder op in gaan. Wel op de vier geponeerde stellingen die het karakter en de werking van de katholieke zuil en de effecten van de afbouw van die zuil moeten laten zien. Deze zal ik in het vertoog behandelen.
Ten eerste ziet Jacobs dat het gebruikte begrippenpaar 'verzuiling en ontzuiling' het eigen karakter en dynamiek van de afzonderlijke zuilen negeert. Hiervoor geeft hij een aantal redenen. Kort gezegd vindt Jacobs dat er weliswaar sprake is van een algemene, brede verzuiling, maar dan pas in tweede instantie. In zijn tweede stelling gaat hij uit van diocesane verschillen binnen de zuil, echter is de studie hierna nog te weinig ontwikkeld om tot conclusies te komen. De volgende stelling gaat over het ontstaan van de ontzuiling, hij vindt dat de zuilenstructuur een kader bood aan de industrialiserende maatschappij, na 1945 kon de verzuiling niet meer op dat fundament staan. Zo blijkt dat sinds de lange jaren vijftig de katholieke zuil scheuren is gaan vertonen. Mede door de snelle, radicale modernisering die gepaard ging met de materialisatie van de maatschappij.
Als laatste oppert Jacobs dat de snelle en ingrijpende afbouw van de katholieke zuil in de jaren zestig is mede veroorzaakt doordat de katholieke ideologie die aan de basis had gelegen van de katholieke zuilvorming, door toedoen van het Tweede Vaticaans Concilie ter discussie is gekomen. Kort beschouwt zorgde de ontzuiling in de jaren vijfenveertig en vijftig tot een herdefinitie van het katholicisme, men ging van een 'organisatie-geloof' naar een 'gemeenschaps-geloof'. Daarmee kunnen we concluderen dat er wederom sprake is van een breuk binnen het katholicisme.
Als laatste worden er twee artikelen tegelijk behandelt, namelijk Peter van Roodens Oral history en het vreemde sterven van het Nederlandse Christendom en de aanvullende reactie van Paul Luykx. In het begin praat Van Rooden veel over de grote secularisatie van Nederland en de daaropvolgende desecularisering. Een conclusie die Van Rooden stelt verwoord hij als volgt, 'De belangrijkste indruk die ik uit de interviews naar voren komt, is dat de godsdienst in de jeugd van de kerkelijk betrokkenen volledig vanzelf sprak. Godsdienst was bovenal aanwezig in handelingen en rituelen, die het dagelijks leven doorlopend omlijstten.' Vervolgens geeft Van Rooden in mooie bewoordingen en volzinnen weer dat in de jaren zestig toch meer mensen gingen twijfelen over het geloof. Zelfs deze loslieten. Zoals een citaat mooi weergeeft: ''Je kon toch niet zomaar naar de kerk gaan!(...) Die rituelen ook, dat biechten bijvoorbeeld (...) als je erover nadacht was het gewoon belachelijk.'' Zodoende is er ook bij Van Rooden sprake van een breuk.
Als laatste reageert Luykx op het artikel van Van Rooden, waarin ik geen duidelijke standpunten in kan vinden. Hij heeft weliswaar wat kritiek op Van Rooden, bijvoorbeeld op het plotselinge afsterven van de religie in Groot-Brittannië en Nederland sinds de jaren zestig.
De bronnen
Luykx richt zich vooral wetenschappelijke studies, waar Jacobs ook gebruik maakt van zogenaamde 'ego-documenten' zoals gepubliceerde levensverhalen en memoires. Daarnaast bestudeert hij ervaringsgegevens met behulp van vraaggesprekken met oudere mensen die reflecteren op eigen ervaringen met verzuiling en verzuildheid. Daarnaast gebruikt hij wetenschappelijke studies. Van Rooden is in deze het evenals Jacobs origineel, zo maakt hij gebruik van het cultureel planbureau. wetenschappelijke studies en geïnterviewden.
Is de kwestie 'breuk-continuüm' specifiek voor de geschiedenis van het Nederlands katholicisme?
Kortweg, nee. Althans als we Van Rooden mogen geloven. Zo interpreteert Brown in Van Roodens artikel het Britse christendom in de moderne tijd als volgt. 'Deze interpretatie van de jaren zestig als de popularisering van het romantische, expressieve en reflexieve zelf is een gelukkige greep, die ook buitengewoon vruchtbaar lijkt voor het begrip van wat er in Nederland vanaf de jaren zestig met het christendom is gebeurd.' Echter moeten er wel bepaalde verschillen worden belicht. Zo nam vanaf 1880 het politieke en religieuze belang van godsdienst in Engeland gestaag af.
In Nederland was dit precies omgekeerd. Er kwam juist een debat, katholieken mengden zich in de Nederlandse politiek. Daarnaast is in Nederland sprake van 'een psychologisering van het geloof.' Denk bijvoorbeeld aan boeken van Kuitert en Kushner. Enerzijds is het specifiek Nederlands, de 'breuk-continuüm'. Anderzijds is er overal wel een parallel te trekken.