Goudsbloem in oude kruidenboeken
Planten hebben een lang gemeenschappelijk verleden met de mens. Die kruidengeschiedenis van duizenden jaren vinden we terug in de oude kruidenboeken van Dioscorides over Dodonaeus tot Mrs. Grieve. Een boeiende wereld van serieuze maar ook van vreemde verwarrende verhalen waar we nu nog altijd, maar wel op een kritische manier, gebruik van kunnen maken. Dus het verleden van ...een kruid.
Het verleden van....Goudsbloem.
Vermoedelijk was de goudsbloem in de Oudheid als geneeskruid gekend. Zo maken Theophrastus en Dioscorides melding van een plant onder de naam 'Klymenon', die waarschijnlijk identiek is met Calendula officinalis. Columella en Plinius beschrijven een 'Caltha flaventia lumina' en Vergilius heeft het over een 'Caltha palustris' welke eveneens van toepassing kan zijn op 'Calendul'. Mogelijk gaat het hier echter om Calendula arvensis L., dus onze Akkergoudsbloem alhoewel Caltha nu de naam is van Dotterbloem.
Goudsbloem en Hildegard
De eerste verwijzing naar de goudsbloem voor medicinale toepassing vindt men in de geschriften van Hildegard von Bingen (1098-1179). In haar werken 'Causae et curae' en 'Physica' heeft de abdis van het klooster Rupertsberg, de heilwerking der 'ringula' beschreven. Inwendig te gebruiken tegen spijsverteringsstoornissen en als antidot bij vergiftigingen van mens en dier en uitwendig bij etterig eczeem. Hildegard beveelt reeds de aanmaak van goudsbloemzalf aan met gesmolten varkensvet als medicijn tegen hoofdschurft.
Albertus Magnus en Sponsa solis.
Honderd jaar later gebruikt Albertus Magnus (l 193-1280) de goudsbloem, die hij 'sponsa solis' noemt, tegen de beet van wilde dieren en bij lever- en miltaandoeningen. Verder adviseert hij Calendula als visvergif te benutten: "Een recept om vissen te doen inslapen: Neem goudsbloemen, versnijdt ze fijn en werpt ze vervolgens in het water, waar u de meeste vissen verwacht. Ge zult zien dat ze allen machteloos aan de oppervlakte van het water komen en zo kunt u ze vervolgens gemakkelijk met de hand vangen". De goudsbloem duikt vervolgens opnieuw in de kruidenboeken op tijdens de Renaissance.
Dodonaeus en Fuchsius
Rembert Dodoens (1517-1585) beschrijft haar 'Kracht ende werckinghe': De bloemen van Goudt-bloem-cruydt als sy dor oft ghedrooght zijn worden voor seer goedt gehouden om het herte te verstercken ende het venijn oft vergift te wederstaen; insgelijks tegen alle pestige ende heete korsten in welcker voegen die oock ghebruyckt oft inghenomen worden. Fuchsius schrijft 'dat de selve bloemen alleen oft met het cruydt in wijn ghesoden ende te drincken ghegeven de maendtstonden verwecken kannen. De selve bloemen ende dat cruydt ghedrooght ende op gloeyende kolen ghestroyt konnen de naegheboorte uytdrijven ende de doode vrucht ghemackelijck doen rijsen ende voortskomen als den roock daer afkomende van onder ontfanghen wordt. De bladeren van het Goudt-bloemen-cruydt als moes ghegheten maecken den buyck weeck door haere scherpigheydt met vochtigheydt ghevoeght; ende drijven alle overvloedigheden seer ghemackelijck af door eenen seer lichten kamergangh.
Pierandrea Matthiolus (1500-1577) roemt Calendula bij benauwdheid, geelzucht en hartkloppingen. Het is ook de eerste arts, welke Calendula als 'Herba Cancri' tegen kanker aanbeveelt. De arts Johann Joachim Becker (rond 1660) vat de helende werking van de goudsbloem in de volgende verzen samen: "De lever en ook het hart staat dicht bij de goudsbloem. Ze verdrijft het zweet en het gif. Ze bevordert de geboorte en verdrijft de vrouwelijke overgang".
In de Barokperiode wordt het kruid aangeraden tegen krop en het goudsbloemwater gebruikt men bij rode en ontstoken ogen. Volgens Haller geldt de zalf als verzachtend, verkoelend en verlichtend bij zwellingen, verharde borsten bij zogenden, evenals bij brandwonden en ontstekingen. Ook Pfarrer Sebastian Kneipp (1821-1897) gebruikte de zalf bij zweren, die er 'echt boosaardig en giftig uit zien'; de theeaftreksels worden daarentegen gebruikt bij maagontsteking en maagzweren. Osiander en Hufeland raden de goudsbloem tevens aan als middel tegen kanker.
Goudsbloemroem
Zijn medicinale hoogtepunt bereikt de goudsbloem in de 19° eeuw, als men haar de kundigheid als genezing van boosaardige ziekten toeschrijft. Tot een wondermiddel tegen kanker werd de goudsbloem vooral door de publicaties van de Zweedse arts J.P. Westring; en daarbovenop ter behandeling van wonden, etteringen, ulcera's, ontstekingen en maagkrampen. In de daaropvolgende periode verbleekte de goudsbloemroem zienderogen, niet in het minst ten gevolge van de opkomst van de synthetische geneesmiddelen. Ze blijft echter overleven in de volksgeneeskunde en als opsmukmiddel voor theemengsels. We moeten wachten tot de laatste decennia, door de heropleving van de natuurgeneeskunde en de toenemende wetenschappelijke onderzoeken, dat ook de therapeutische toepassing van de goudsbloem een nieuwe stimulans krijgt.
© 2008 - 2024 Herborist, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Calendula, het wondermiddelCalendula wordt al vanaf de middeleeuwen gebruikt als kruidengeneesmiddel. Het helpt littekenvorming te verminderen en w…
De kracht van GoudsbloemenDe goudsbloem kan zowel inwendig als uitwendig worden gebruikt. Voor culinaire doeleinden of voor de huisapotheek. De go…
Kamille en goudsbloemTwee zonaanbidders in de schijnwerpers die zelf ook iets zonnigs hebben, qua uiterlijk én qua karakter. Zowel goudsbloem…
410 Alarik plundert Rome!Je weet dat het er in de tijd van de Romeinen soms niet al te zachtaardig aan toe gaat. Voorbeeld: Als er bij de Romeine…
Bronnen en referenties
- Herba. Vakblad van de Herboristen Vereniging.
- KruidMail. Documentenmap over Calendula. Samenstelling Maurice Godefridi.
- Vele artikels in het Duits tijdschrift voor fytotherapie.
- Rembertus Dodonaeus: Cruijdeboeck 1554
- Leonhart Fuchs: De Historia Stirpium 1542