Pepers op het spoor
Capsicum soorten, zoals Spaanse peper, Paprika en Cayennepeper behoren tot de familie der Solanaceae of Nachtschadefamilie, van oorsprong komen zij uit Mexico, Midden Amerika, West Indië en een groot deel van Zuid Amerika. De scherpe smaak, te danken aan de stof capsaïcine, heeft er voor gezorgd dat deze planten wereldwijd verspreid werden en steeds meer gewaardeerd worden. Ook de medicinale werking word in wetenschappelijk onderzoek steeds beter onderbouwd.
Namen van Capsicum
- Capsicum frutescens L.,
- Filfil Ahmar (Arabisch)
- La-Chiao (Chinees)
- Cayennepfeffer (Duits),
- Cayenne pepper (Engels),
- Piment enragé (Frans),
- Cayennepeper (Nederlands).
Familie: Solanaceae
Archeologie van de Pepers
In de archeologische site van Huaca Prieta zowat 2500 voor JC, zijn al resten van gecultiveerde peper gevonden. Sporen van de wilde capsicumsoorten vonden archeologen in Mexico al zowat 6000 jaar voor onze tijdrekening. Ook in de Tehucanvallei tijdens de Coxcatlanperiode rond 4000 voor JC zijn er, samen met andere gewassen, chilivruchten in gebruik geweest.
Columbus en de Capsicums
Toen de Spanjaarden naar de Nieuwe Wereld trokken, zochten ze naar de zwarte peper, die van Aziatische oorsprong was en die ze in Europa hadden leren kennen. In plaats daarvan vonden ze bij toeval een specerij, die zelfs nog pikanter was: de veelkleurige, veelvormige capsicumpepers, die de Indianen in de tropische delen van Amerika al eeuwenlang verbouwd hadden.
Peter Anglerius meldde in september 1493, dat Columbus 'pepers, die scherper zijn dan die uit de Kaukasus', in vele soorten en kleuren, mee terug had gebracht naar Spanje. Omstreeks het midden van de zestiende eeuw constateerde de Leon, een Spanjaard die in Peru rond trok, dat het favoriete toekruid van de Peruviaanse Indianen, Uchu genaamd, afkomstig was van de vruchten van een peperachtige plant. Lang voor de komst van de Spanjaarden gebruikten de Mayas uit noordelijk Guatemala de Spaanse pepers als medicijn; zij noemden het Ie, en gebruikten het inwendig om krampen en diarree te genezen.
Dodonaeus en Pepers
Rond 1500 kende ook Dodonaeus al de Capsicum. Hij schrijft:
Dit vremt cruyt wordt ghenaempt van Actuarius in Griecx Capsicon. In Latijn Capsicum/ van Avicenna, Zingiber caninum/ van Plinius als sommighe meynen Siliquastrum ende Piperitis/ nu ter tijt Piper Indianum, Piper Calecuthium en Piper Hispanum. In Hoochduytsch Indianischer pfeffer/ Chalechutischer pfeffer. In Neerduytsch Peper van Indien/ ende Bresilie Peper. In Franchois Guinee ou Poyure d’Inde.
Over het gebruik zegt hij ‘Tsaet van dese vremden Peper wordt oock tot veel plaetsen in die spijse ghebruyckt ende heeft daer in die selve cracht ende smaeck die dat Peper heeft ende daer en boven maeckt oock die spijse geel schier ghelijck Sofferaen (saffraan)/ ende in dyer manieren ghebruyckt zoo verwermet die maghe ende doet die spijse verteeren.
Dit selve saet doet oock scheyden die croppen/ clieren ende alderhande coude gheswel/ ende verdrijft dat sproet ende alle vlecken van den aensicht met huenich (honing) daer op gestreken.
Ook Clusius beschrijft de Pepers in zijn Exocitorum libri uit 1605.
Verspreiding en soorten
Omstreeks 1650 had de verbouw en het gebruik van Spaanse pepers als toekruid zich over heel Europa verspreid, evenals in de tropische streken van Azië en Afrika. In andere delen van de wereld, in verschillende grondsoorten en klimaten, gingen de capsicumvruchten andere kenmerken vertonen, waarschijnlijk tengevolge van de door de mens toegepaste selectie.
De pepers, die in Hongarije ontwikkeld werden en die de naam paprika kregen, waren veel zachter van smaak dan hun Amerikaanse voorouders. In Spanje, waar de teruggekeerde conquistadores de zaden voor het eerst aan Europese aarde toe vertrouwden, werden de vruchten in de elkaar opvolgende generaties steeds groter, maar de scherpe smaak verdween langzamerhand.
Gedurende de lange tijd, dat deze plant in cultuur geweest is onder vele, verschillende omstandigheden, hebben veel kruisingen plaats gehad. Er bestaat een grote verscheidenheid van Capsicums, met veel verschillen in groeiwijze, grootte, kleur, vorm, smaak, scherpte en zelfs in botanische indeling.
Carolus Linnaeus (1707-1778), de Zweedse botanicus en grondlegger van de moderne botanische nomenclatuur, beschreef in 1753 twee soorten Capsicum en in 1767 voegde hij daar nog twee aan toe. In 1832 had de Germaanse botanicus Fingerhuth 25 verschillende soorten Capsicum beschreven. Tegenwoordig bestaat er enige verwarring over de vraag om hoeveel soorten het nu precies gaat, er zijn meer dan 90 soorten beschreven, maar hedendaagse autoriteiten, erkennen vijf gecultiveerde hoofdsoorten C. annuum, C, frutescens, C. chinense, C. pendulum, en C. pubescens.
Pepers ook medisch steeds bekender
Ook in modernere apothekersboeken van vele landen vinden we onze Pepers als ‘Capsici fructus’ terug, vooral als pijnstillend compres ‘Linimentum capsici’ bij gewrichtsklachten. Ondertussen worden er ook steeds meer onderzoeken verricht en lijkt het er op dat de Capsicums niet alleen in de keuken maar ook als medicijn de wereld willen veroveren.