De geschiedenis van de Europese Unie
De Europese Unie heeft steeds grotere invloed op ons leven. Het is dus interessant om eens een blik te werpen op die groeiende internationale samenwerkingsorganisatie in Brussel. Hoe ontstond het idee van een verenigd Europa? Welke ontwikkelingen gingen vooraf aan wat nu de EU heet? Wat was de invloed van staatsmannen zoals Winston Churchill en Jean Monnet? Wat zijn het Verdrag van Rome en het Verdrag van Maastricht?
Na de oorlogen
De beide wereldoorlogen hadden Europa vrijwel met de grond gelijk gemaakt. Ze zorgden ook voor een sterke weerzin onder sommige landen, met name Frankrijk en Duitsland. In Duitsland en Italië was er een golf van berouw over wat men de andere landen had aangedaan, maar op berouw alleen kun je geen unie bouwen.
Churchill
Winston Churchill, de Britse oorlogspremier, verklaarde dat de beste oplossing tegen meer oorlog meer samenwerking was. Landen die economisch en politiek met elkaar verbonden zijn, vallen elkaar immers niet aan. Churchill genoot geweldig aanzien als organisator van de bevrijding van Europa en hij was ook een begenadigd spreker. Toch werd hij in 1946 niet herkozen in eigen land. Zijn eerste stap was het schrijven van zijn memoires en zijn tweede was nadenken over de toekomst van Europa.
Inmiddels was Europa in tweeën gesplitst: oost en west, communisme en kapitalisme stonden tegenover elkaar. Opnieuw was er de ideale voedingsbodem voor oorlog. In zijn beroemde speech in Fulton, Missouri sprak Churchill over het “ijzeren gordijn”, maar later in datzelfde jaar (1946) volgde een voor Europa belangrijkere speech: Europa moest zich verenigen naar het model van de VS oftewel de Verenigde Staten van Europa.
Andere leiders
Churchill was niet de enige die opriep tot meer samenwerking. Verschillende andere leiders droegen hetzelfde gedachtegoed uit en worden nu ook tot de grondleggers van Europa gerekend:
- Fransman Robert Schumann was een verzetsleider in WOII en werd twee maal verkozen tot minister-president.
- Belg Paul-Henri Spaak was een hoge politicus in eigen land en de eerste president van de Verenigde Naties.
- Italiaan Alcide de Gasperi was anti-fascist en verschillende malen minister-president.
- Duitser Konrad Adenauer bracht de oorlog in de gevangenis door vanwege zijn anti-Nazi standpunt en was de eerste kanselier van West-Duitsland.
- Spanjaard Salvador de Madageira werd verbannen omdat hij zich uitsprak tegen de dictator Franco.
Jean Monnet
De bevolking en leiders van Europa hadden één grote wens: geen oorlog meer. Grootgewicht Churchill en de andere leiders zaten er vast niet naast met hun visie van vereniging, maar hoe moest dat volbracht worden? Het antwoord kwam van Jean Monnet, tegenwoordig de vader van Europa genoemd. Als jonge vent werkte hij als verkoper voor het familiebedrijf in cognac. Omdat hij het beste Engels kon, werd hij naar Amerika, Canada en Engeland gestuurd. In die tijd zag hij een bijzonder mechanisme aan het werk: coöperatie in plaats van concurrentie. Door niet alleen tegen elkaar te vechten maar ook samen te werken, ontstond voor alle cognacbedrijven een prettiger bestaan. Dat moesten landen toch ook kunnen!
Jean Monnet bleef geen onbekende cognacverkoper; hij raakte bevriend met grote namen als Franklin Roosevelt, Konrad Adenauer, Winston Churchill en Charles de Gaulle. Het eerste congres van Europa kwam bij elkaar in Den Haag in mei 1948, maar echte resultaten lieten op zich wachten. Europa was in wederopbouw en het voeden van de bevolking had (begrijpelijk) prioriteit.
Marshall Plan
Hulp voor de wederopbouw kwam van over de Atlantische Oceaan. Het European Recovery Program pompte 12 biljoen dollar in de Europese economie gedurende vier jaar (1947-1951). De bedragen waren astronomisch, gelijk aan honderden biljoenen nu. Bedacht door de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, George Marshall, werd het programma bekend als het Marshall Plan. Het plan had verschillende positieve aspecten voor Europa naast simpelweg de geldelijke hulp. Allereerst moesten voormalige tegenstanders binnen de Organization for Economic Cooperation (OECD) samenwerken. Ten tweede werd het geld zo gelijk mogelijk verdeeld tussen winnaars, verliezers en neutralen. De VS deden hetzelfde in Japan ondanks de nog levende herinnering van Pearl Harbor. De redenen voor de Marshall hulp waren politiek, economisch en sociaal: democratische landen vormden een blok tegen het communisme, ze konden een afzetmarkt vormen voor Amerikaanse producten en in Amerika heerste het gevoel dat het hun plicht was om armere landen te helpen.
Naast politiek en economie was er ook aandacht voor defensie in de vorm van de NAVO. In 1949 verbond het verdrag de VS en Canada met West-Europa. Het doel was om te voorkomen dat Rusland een oorlog begon tegen de zwakke Europese staatjes. De NAVO had ook een ander pluspunt: aartsvijanden Frankrijk en Duitsland werden gedwongen om opnieuw samen te werken na de toetreding van West-Duitsland in 1955.
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS)
Jean Monnet zat natuurlijk niet stil. Zijn plannen voor een verenigd Europa omvatten al in 1949 een Europees Parlement, een Europees Hooggerechtshof, een vrije markt zonder grenzen en zelfs een gezamenlijke munt. Hoewel dit alles inmiddels gerealiseerd is, klonken Monnets plannen destijds belachelijk.
Monnet besefte natuurlijk ook dat zijn ideeën niet binnen afzienbare tijd waarheid konden worden, dus hij zocht naar een eerste stap. Het moest iets zijn waarin Frankrijk en Duitsland samenwerkten en hopelijk nog wat andere landen. Het moest iets zijn waar een gerespecteerd leider achter stond. Het moest iets zijn op de gebieden van economische en politieke samenwerking. Maar bovenal moest het iets zijn wat militaire macht inperkte, want dat was de grootste angst van de Europeanen: een nieuwe oorlog.
Frankrijk en Duitsland
In 1950 zag Monnet zijn kans schoon: West-Duitsland wilde haar staalindustrie heropenen. De VS en Groot-Brittannië waren voorstanders, maar Frankrijk, België en Nederland hadden gemengde gevoelens. Voor Frankrijk en België was de Duitse staalindustrie een ideale afzetmarkt voor hun kolen. Voor Nederland was de handel via de havens belangrijk. Maar alle drie de landen hadden nog vers in het geheugen liggen wat Duits staal hen aan kon doen als het de vorm van kogels, tanks en vliegtuigen aannam.
Op 10 mei 1950 was er een ontmoeting tussen de regeringen van Frankrijk, Groot-Brittannië en de VS over de staalkwestie. De Franse minister van Buitenlandse Zaken Robert Schumann vroeg zijn vriend Monnet om een oplossing. Monnets plan was de doorbraak: de kolen- en staalindustrie van Frankrijk en Duitsland moesten gecontroleerd worden door een gezamenlijk bestuur. Zo kon Frankrijk haar kolen verkopen en Duitsland haar staal maken, maar ze konden er beide voor zorgen dat het niet op oorlog uitdraaide. Schumann kondigde het plan aan op 9 mei 1950, de dag die inmiddels Europadag heet. Naast de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) sprak Schumann ook over de toekomst van een nauwer verenigd Europa in stappen verspreid over tientallen jaren. Deze Schumann Verklaring is vergelijkbaar met de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring.
Snel na de aankondiging kwamen er verzoeken van andere Europese landen om ook in de overeenkomst te worden opgenomen. De EGKS begon in 1951 met zes leden: Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg. Aan het hoofd stond haar bedenker, Jean Monnet.
Het Verdrag van Rome
De EGKS was een groot succes, natuurlijk omdat in tijden van wederopbouw er grote vraag is naar industrieproducten, in die tijd kolen en staal. De leden zagen grote voordelen in de uitbreiding van de samenwerking van kolen en staal naar alle commerciële en economische activiteiten.
John F. Kennedy was positief over een verenigd Europa /
Bron: OpenClipart Vectors, Pixabay
EEG
In 1957 ondertekenden de zes landen het Verdrag van Rome waarmee de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en Euratom werden opgericht. Onder het verdrag kwamen importbelastingen te vervallen, werden gezamenlijke regels voor handel opgezet en werden stappen gezet voor onderlinge planning van transport, landbouw en belasting. Wetten over loon, werkuren en veiligheid op het werk werden samen gemaakt. Frankrijk had bijvoorbeeld al sinds 1950 een wet op gelijke betaling voor gelijk werk voor mannen en vrouwen en dat werd nu ook in de andere vijf landen aangenomen. De Fransen waren ook de bedenkers van een uitgebreid subsidieprogramma voor de landbouw. De Europeanen waren niet de enigen die blij waren met deze ontwikkelingen; ook in Amerika kon de vereniging op steun rekenen, o.a. van John F. Kennedy die zei: “Far from resenting the rise of a united Europe, this country welcomes it.” Vrij vertaald: we hebben niets tegen een verenigd Europa, we begroeten het van harte. In 1967 werden de EGKS, Euratom en EEG samengevoegd onder de noemer Europese Gemeenschappen (EG).
Succes
De EEG/EG was een economisch succes om verschillende redenen. Allereerst was het logisch dat samenwerking op het gebied van handel een grotere markt kon creëren voor iedereen. Simpel gezegd, de Italianen konden meer parmaham verkopen, de Nederlanders meer haring, de Belgen meer chocolade, de Fransen meer kaas, enz. Door het succes van de EEG klonk het idee van een Europa zonder grenzen zo gek nog niet. Een eerste stap voor monetaire vereniging werd gezet met de European Currency Unit, oftewel ecu. Deze werd echter alleen voor boekhouding gebruikt. Latere tussensystemen zoals de European Monetary System (EMS) moesten ervoor zorgen dat er niet te veel schommelingen waren tussen de verschillende geldeenheden.
Twee belangrijke factoren voor het succes lagen echter buiten Europa: de koloniën en de Verenigde Staten. Honderden jaren lang waren Europese naties aan de top van de wereldeconomie. Via de koloniën had men goedkoop toegang tot gewilde producten als goud, koffie en tabak, maar ook een extra afzetmarkt voor de producten uit de eigen industrie zoals textiel. Na de Tweede Wereldoorlog werden deze koloniën zelfstandige landen. Hiermee verdween de markt en hadden de, in verhouding, mini-staatjes in Europa een beduidend kleinere markt en politieke invloed. Daarnaast kwam nu ineens een relatief jonkie boven drijven: de VS gingen van consument naar concurrent. Als Europa iets van haar dominantie wilde behouden, kon dat alleen via samenwerking. Oude grootmachten als Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland konden individueel en “beroofd” van hun koloniën niet op tegen de VS, maar in combinatie wel. Een verenigd Europa creëerde tegengewicht aan Amerika zowel economisch als in politiek aanzien met als extra pluspunt een grotere afzetmarkt om de hoek.
Politiek
Hoewel de economische samenwerking succesvol was, had men meer moeite met de politieke kant. Verschillende vragen waren nog niet beantwoord. Hoeveel macht wilden de individuele landen opgeven voor een verenigd Europa? Waar Eurofielen alles bij Europa wilden leggen, zagen de leiders van de landen dat uiteraard niet zo zitten. Hoe kon men een balans vinden in de macht tussen grotere en kleinere landen? Grotere landen claimden meer macht op basis van hun inwonertal, maar de kleinere landen wilden natuurlijk niet machteloos worden. Daarnaast rees ook de vraag hoe uitbreiding van de unie moest verlopen. Sommigen stelden voor om eerst te verdiepen, d.w.z. de landen binnen de unie moesten eerst meer gezag overdragen aan Europa voordat men nieuwe landen kon toelaten. Anderen zagen meer heil in verbreding; eerst zo veel mogelijk landen opnemen in de unie voordat de macht van het collectief werd uitgebreid.
In de jaren na het Verdrag van Rome was verbreding het devies en werden meer landen toegelaten. In 1973 traden Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken toe. Griekenland volgde in 1981 en Spanje en Portugal beide vijf jaar later. In 1987 werd een Europese vlag ontworpen: twaalf gele sterren op een blauwe achtergrond. Hoewel destijds de sterren stonden voor het aantal leden, heeft de vlag nooit meer sterren gekregen. De val van de Muur, de hereniging van Duitsland en de daaropvolgende afbrokkeling van de USSR in allerlei kleinere landen in Europa openden een deur voor zowel verbreding als verdieping.
Het Delors rapport voorzag in één Europese bank, tegenwoordig in Frankfurt /
Bron: KWEHRLE, Pixabay
Het Verdrag van Maastricht
De experimenten op het gebied van monetaire eenheid waren een verdeeld succes. Eind jaren ’80 werd een comité opgezet welke moest bepalen of Europa haar verschillende munten moest houden of een ook in geld een moest worden. Aangezien voorzitter Jaques Delors absoluut pro-Europa was, was het geen verrassing dat het Delors Rapport in april 1989 voorstelde om een gezamenlijke munt te lanceren met één centrale bank. In 1992 kwamen de EG-landen bijeen voor een nieuw overleg in Maastricht en werd het voorstel officieel aangenomen. Tegelijkertijd werd de naam van de overkoepelende organisatie gewijzigd naar Europese Unie. Vanaf dat moment bestond de EU uit drie pijlers: de bestaande Europese Gemeenschappen werden de eerste pijler waaraan de pijlers "Gezamenlijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid" en "Justitie en Binnenlandse Zaken" werden toegevoegd. Op 1 november 1993 treden de overeenkomsten onder het Verdrag in werking.
Delors Rapport
In het Delors rapport was een tijdlijn opgenomen die uiteindelijk exact gevolgd is:
- 1994: Opzetten van het Europees Monetair Instituut (EMI) welke het geld moest ontwerpen en bepalen welke landen mee mochten doen onder welke voorwaarden.
- 1 januari 1999: Het nieuwe geld wordt virtueel gebruikt.
- 1 januari 2002: Lancering van het nieuwe geld in munten en biljetten.
De voorwaarden die het EMI opzette waren (en zijn) strikt. Onder het Stabiliteitspact mag geen enkel deelnemend land een groter negatief saldo op haar budget hebben dan drie procent van het Bruto Nationaal Product. Ter vergelijking, Bush’ budget in 2005 had een tekort van 4,8 procent. Er zijn zeer harde gevolgen vastgelegd voor een land wat de grens overschrijdt. Echter, uitvoering van de waarschuwing is tot op heden nog nooit gebeurd, ondanks dat Italië, Frankrijk en Duitsland dichtbij en soms over de 3% zijn gekomen.
Nieuwe landen
Met de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden in 1995 bestond de EU uit vijftien landen. Nieuwe EU-kandidaten moesten voldoen aan een lange rij voorwaarden, o.a.
- Een democratisch gekozen regering
- Acceptatie van de vrijheden onder de Europese Verklaring van de rechten van de Mens
- Een vrije markt-economie
- Acceptatie van de euro
- Acceptatie van Europese wetten, bijvoorbeeld strenge milieuwetten, uitgebreide welvaartswetten en bescherming van verdachten in de rechtspraak
- Vrije entree zonder visum voor iedereen komend uit een ander EU-land
In mei 2004 kwam de volgende uitbreiding (of eigenlijk verbreding) met tien nieuwe kandidaten. Zeven hiervan waren voormalige Oostbloklanden (Tsjechië, Slowakije, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen) en Slovenië was geboren uit de opsplitsing van Joegoslavië. De eilanden Malta en Cyprus maakten het tiental compleet. Bulgarije en Roemenië traden op 1 januari 2007 toe. Kandidaat-lid zijn momenteel Kroatië, Turkije en Macedonië. De Balkanlanden Bosnië en Herzegovina, Servië, Montenegro, Kosovo en Albanië worden door de EU erkend als mogelijke lidstaten.