De Verenigde Staten, 1890-1920 Industrialisatie
In het tijdbestek van ongeveer 50 jaar groeide de Verenigde Staten uit tot een industrieel gevormde natie. De transportrevolutie en de mechanisering stuwden de industrialisatie voorwaarts, maar hadden dramatische gevolgen voor de landbouw. Boeren werden gedwongen zich te specialiseren en zich commerciëler op te stellen.
De effecten van de industrialisatie
Deze stormachtige ontwikkeling verliep paradoxaal. Enerzijds werd een nationaal, economisch systeem gecreëerd. Anderzijds zorgde het voor chaos en desintegratie. Het verschil in de onderlinge klassen tekende zich steeds duidelijker af. De centrale overheid trachtte door middel van tarieven de Amerikaanse industrie tegen buitenlandse concurrentie te beschermen, maar weigerde inmenging in de binnenlandse economie om de misstanden aan te pakken.
Doordat de overheid het liet afweten ontstonden verschillende belangengroepen die zelf orde op zaken probeerden te stellen. De eerste effectief georganiseerde belangengroep was het bedrijfsleven. Deze wilden niet langer onderworpen zijn aan de grillen van de vrije markt. Dit resulteerde in dat grote bedrijven kleinere bedrijven opkochten, om zo een monopoliepositie te veroveren.
Het bedrijfsleven was eigenlijk de enige belangengroep die een vuist kon maken. De vakbeweging, boerenorganisaties en verontruste burgers waren machteloos. Deze organisaties waren vooral uit op het herstel van de laisser-faire-ideologie, welke in hun ogen Amerika groot had gemaakt. In de jaren tachtig verloren deze organisaties aan betekenis en werd in 1886 de American Federation of Labor (AFL) opgericht. Deze organisatie schikte zich naar de nieuwe economische situatie.
De kleine organisaties probeerden zich te weren tegen de monopolies maar waren gedwongen de hulp in te roepen van de federale overheid. Zo werd de Interstate Commerce Act in 1887 aangenomen door het Congress, en in 1890 de Sherman Antitrust Act, beiden gericht op het toezien op de malafide praktijken van het bedrijfsleven. Maar verder dan toezicht houden kwam het niet, daar de commissie die ervoor was ingesteld onmachtig was om in te grijpen.
Ideologische reacties op de industrialisatie
Het grote contraoffensief tegen de schaalvergroting van het bedrijfsleven kwam voornamelijk van het platteland. Hier leefden de waarden van het kleinschalige Amerika met protestantse invloeden nog. In deze kleinsteedse mentaliteit was politiek een verlengstuk van het geloof. Iedere zondaar die er andere ideeën op na hield moest bekeerd worden. Aan dit cultuurpatroon waren twee belangrijke mythes verbonden. De Agrarische- en de Frontiermythe.
De Frontiermythe hield in dat het stichten van steeds weer nieuwe kleinschalige, op landbouw gestoelde, gemeenschappen een optimale participatie van alle burgers vroeg waarbij gelijkheid en democratie hoog in het vaandel stonden. De Agrarische mythe was geformuleerd door Thomas Jefferson en hield in dat het agrarische leven moreel superieur is aan andere samenlevingsvormen. Het voortbestaan van Amerika zou gewaarborgd zijn zolang er vrij land te verdelen was en iedere Amerikaan in het bezit van grond kon komen.
Deze mythes waren droombeelden en gingen totaal voorbij aan het feit dat het de grote bedrijven waren die het leven aan de grens domineerden.
Een tweede factor die de ideologische reactie kan verklaren is dat het zuiden industrieel gezien onderontwikkeld was. Ze waren afhankelijk van het meer geïndustrialiseerde noordoosten. Hierdoor gingen ze zich vastklampen aan wat ze nog hadden en door het noordoosten bedreigd leek te worden: de kleinsteedse ideologie. Het agrarische en kleinsteedse Amerika is aan het eind van de negentiende eeuw niet politiek onmachtig. Door het complexe politieke systeem heeft elke vastbesloten minderheid een soort vetorecht.
Er waren in feite drie reacties mogelijk op het voortschrijdende industrialisatieproces. Allereerst totale afwijzing van het nieuwe, wat door onmacht resulteerde in woede waarbij vooral de Europese immigranten het moesten ontgelden. De tweede reactie ging uit van aanvaarding van de historisch gegroeide situatie, maar wel met de wens om deze te onderwerpen aan de oude regels. Dat houdt in dat de monopolieposities van de grote bedrijven gebroken moest worden en de kleinschaligheid in ere hersteld moest worden. Om dit te bereiken was een uitbreiding van de overheid noodzakelijk, wat niet strookte met de ideologie. Het derde reactiepatroon zag de ontwikkeling naar grootschaligheid als onvermijdelijk. Het moest daarom benut worden om een nationaal gevoel te creëren. De kleinsteedse geest moest naar nationaal niveau geheven worden.