De Verenigde Staten, 1890-1920 de Progressive Movement
De onvrede van de boeren over de gevolgen van de industrialisatie uitten zich in het ontstaan van de populistische beweging. Boeren waren genoodzaakt grote investeringen te doen in tijden waarin het economisch slecht ging. De economische crisis rond 1870 in combinatie met de sterke uitbreiding van de productie die was ontstaan door de mechanisering en specialisering, zorgden voor een ongunstig lot voor de boeren. De schuld hiervan lag, volgens de boeren bij de financiers en ondernemers.
Het populisme
In 1891 werd door een aantal boerenorganisaties de People’s Party opgericht die het daarop volgende jaar een kandidaat voor het presidentschap presenteerden. Deze partij was ervan overtuigd dat de malaise in Amerika veroorzaakt was door een zeer kleine, maar zeer bekwame groep financiers en grote ondernemers. Ze formuleerden een aantal politieke eisen, zoals de nationalisatie van de spoorwegen en de nationalisering van het bankwezen. Tevens moest de immigratie een halt toegebracht worden, zodat de kleinsteedse cultuur weer kon floreren.
Hoewel de Populistische beweging in sommige agrarische regio’s sterk stond, kon het op nationaal niveau geen vuist maken. Daarom besloot de partij om samen te werken met de Democratische Partij. Het Populisme sprak vooral de boerenbevolking aan, terwijl de Democraten hun aanhang onder de arbeiders vonden. Het samengaan van deze twee gegevens resulteerde echter niet in een optelsom. Het democratisch-populistisch programma en hun presidentskandidaat Bryan, bleken weinig populair bij de arbeiders.
De Progressive Movement
De Progressive Movement was een zeer brede stroming die voortkwam uit de stedelijke middenklasse. In deze middenklasse kan een onderscheid gemaakt worden tussen de oude middenklasse: de politieke machthebbers voor de opkomst van de industrie en de nieuwe middenklasse die gevormd werd door beoefenaars van het vrije beroep en technici die nodig waren om de voortschrijdende industrialisatie in goede banen te leiden.
Aan het denken van de Progressives zouden twee groeperingen uit de samenleving een bijzondere bijdrage leveren: de journalisten en de vrouwen. Verontwaardiging over de vrouwen- en kinderarbeid en het verval van de morele normen en waarden zorgden ervoor dat deze in de Progressive Movement opgenomen werden. De Progressives toonden geen afwijzing van de industrialisatie. De nieuwe waarden zoals efficiëntie, wetenschappelijke vorming en onpartijdige deskundigheid werden aanvaard. Maar wanneer het erop aankwam werd er teruggegrepen op de oude waarden. De Progressive Movement zette zich dan ook in voor bekering van diegenen die in de industriële samenleving zich schuldig maakten aan ordeloze genotzucht. De beweging streefde dus naar heropvoeding van de samenleving.
Het politieke bedrijf moest gedemocratiseerd worden. Deze wens kwam deels voort uit de achterdocht die de ideologie tegen georganiseerde belangen koesterde. De samenleving was ingedeeld in twee groepen. Allereerst het volk, dat van nature goed was en ten tweede ‘de belangen’ die de wortel van het kwaad vormden. Wanneer deze ‘belangen’ ingetoomd konden worden zou de Amerikaanse samenleving genezen zijn. In de jaren rond de eeuwwisseling slaagden de Progressives erin praktische hervormingen door te voeren, waaronder de directe verkiezing van senatoren.
De Progressives opereerden in eerste instantie voornamelijk in de steden. Ze zetten zich in voor professionalisering en verzakelijking van het stadsbestuur. Dit bracht vele voordelen met zich mee: tarieven werden verlaagd, gezondheidszorg en onderwijs verbeterden. Maar er ware ook nadelen aan verbonden. De kloof tussen de gewone man en de politiek werd groter.
Theodore Roosevelt en de Progressive Movement
Roosevelt was president van 1901 tot 1909. Toen president McKinley vermoord werd kreeg hij de zeggenschap over het Witte Huis. In zijn regeringsperiode heeft hij de ideologie van de Progressive Movement naar een nationaal niveau getild.
In de eerste jaren van zijn bewind zette Roosevelt zich voornamelijk in om de bezorgdheid van de partijleiding weg te nemen over het vraagstuk of hij al dan niet een geschikte president zou zijn. Hij maakte met de Pure Food and Drug Law en de Meat Packing Act in 1906 een begin met de bescherming van de consumentenbelangen en legde tegelijkertijd de misstanden in de industrie aan banden.
Roosevelt was ondernemender dan zijn voorgangers en gaf hiermee nieuwe betekenis aan het presidentscha. Hij tilde de Progressive Movement naar een hoger plan. Zijn opvolger William H. Taft was dan ook een teleurstelling voor de progressieve beweging.
Aan het einde van de termijn van Taft besloot Roosevelt dat hij terug wilde keren als president. Hiervoor ontwikkelde hij een programma waarin hij pleitte de macht van de gerechtshoven te beperken en het algemeen belang superieur aan het bezitsrecht te maken. Tevens wilde hij de bevoegdheden van de uitvoerende macht uitgebreid zien. Dit wonderlijke programma kreeg de naam New Nationalism en bleek veel te radicaal voor de Republikeinse Partij. Teleurgesteld verliet Roosevelt de partij en begon zijn eigen: de Progressive Party.
Woodrow Wilson en de Progressive Movement
Door de splitsing in de gelederen van de Republikeinen wonnen de Democraten eenvoudig de verkiezingen. Woodrow Wilson werd president. Hij ijverde voornamelijk voor het herstel van de principes van het liberalisme van de 19e eeuw. Deze werden bedreigd door georganiseerde arbeiders en door werkgevers die erop uit waren monopolies te stichten.
Wilson begon zijn ambtsperiode met een tariefherziening voor de boeren en de consumenten. Zijn wetgeving beoogde feitelijk decentralisering van de bestaande financiële structuren maar pakte uit als regulering en stabilisering ervan. De monopoliebedrijven bleven bestaan, maar werden wel aan banden gelegd.