De Verenigde Staten, 1955 - 1965 Een frisse wind
De critici van de consensus twijfelden niet zozeer aan de overvloed van die jaren. Hun kritiek lag vooral op de manier waarop deze overvloed gebruikt werd.
Kritiek op de consensus
De critici zijn te verdelen in twee groepen. De eerste groep was vooral gericht op het conformisme en de toenemende consumptiedrang die achter de nieuwe welvaart scheen te liggen. De mensen zouden zich steeds meer op anderen concentreren en met alle modewinden meewaaien.
De tweede groep critici richtte zich vooral op het overheidsbeleid. Waarom werd er geen vaart gemaakt met de uitbreiding van de New Deal? Waarom werd de economie niet meer gestimuleerd? Aan welke betekenisvolle ontwikkelingen kwam de voorspoed ten goede?
Alle critici waren het er over eens dat Amerika een plan moest hebben, een richting. De welvaart moest gebruikt worden om de publieke sector uit te breiden.
De opkomst van de Civil-Rights-beweging
Sinds het eind van de Amerikaanse Burgeroorlog in 1865 was slavernij bij wet verboden. Vooral in het zuiden zorgde dit niet voor grote verbeteringen. Door allerlei repressieve maatregelen werden de rechten van de zwarten ontnomen. Het zou tot de jaren veertig duren voordat de rechten van de zwarten weer op de nationale agenda zou komen te staan. Dit kwam mede doordat deze groep, door een grote migratie van het zuidelijke platteland naar de noordelijke industriesteden, zichtbaarder werd. Door tegenwerking van de conservatieve coalitie in het Congres konden echter geen wetten aangenomen worden om de rechten van de zwarten vast te leggen. Daarom moesten de burgerrechten op een andere manier worden aangepakt, onder andere via juridische wegen.
In de jaren vijftig en zestig maakte de Supreme Court een einde aan verschillende conservatief-repressieve weten. President Eisenhower durfde niet zo ver te gaan de rassenscheiding af te schaffen in de staten waar dat nog voorkwam, uit angst kiezers te verliezen, maar was wel bereid om de segregatie binnen overheidsinstellingen te beëindigen.
Vooral in het Zuiden was men het niet eens over de nieuw verworven rechten van de zwarten. Zo werd in Little Rock het leger ingezet om zwarte scholieren te weerhouden naar een blanke school te gaan. In 1955 werd Rosa Parks in Montgomery opgepakt en veroordeeld omdat ze in de bus op een stoel ging zitten die voor blanke mensen bestemd was.
In deze woelige jaren dook ook Martin Luther King op. Onder zijn leiding werd in 1957 de Southern Cristian Leadership Conference opgericht. King was een voorstander van geweldloos protest. Hij kanaliseerde de protesten tegen de rassenscheiding in gigantische sit-ins.
J.F. Kennedy, binnenlandse politiek
Na de politieke stilstand in de Eisenhower-jaren beloofde Kennedy de Verenigde Staten weer in beweging te brengen. Zijn tegenstander bij de verkiezingen was de Republikein Richard Nixon, die bekend stond als een gewetenloze opportunist.
Een maand na de verkiezingen kwam Kennedy met zijn politieke programma, die grotendeels op de Fair Deal gebaseerd was. Verhoging van het minimumloon, overheidssteun voor het onderwijs, economische ontwikkeling bevorderen in de achtergebleven staten. Het Congres zag echter niets in deze plannen en torpedeerde het grootste gedeelte van Kennedy’s wetvoorstellen. Dit was voornamelijk te danken aan de conservatieve coalitie die nog steeds de dienst uitmaakte in het Congres.
De speciale afdeling van het ministerie van Justitie die zich het hoofd brak over de burgerrechten werd onder Kennedy veel actiever. Zij richtte hun peilen op de uitbreiding van het kiesrecht voor zwarten.
In 1963 voerde King een campagne tegen de rassenscheiding in de stad Birmingham. Het gewelddadige politieoptreden schokte de Amerikaanse televisiekijkers. Dat jaar vroeg Kennedy in een toespraak steun voor een door hem bij het Congres ingediende Civil Rights Act, die alle rassenscheiding in publieke gelegenheden verbood. De burgerrechten beweging bereikte haar hoogtepunt eind 1963 toen Martin Luther King zijn indrukwekkende toespraak: ‘I have a dream’ hield.
22 November 1963 werd J.F. Kennedy door Lee Harvey Oswald vermoord. Nog voordat Oswald voor het gerecht kon verschijnen werd hij door Jack Ruby doodgeschoten. Dit was de eerste moord die live op televisie te bewonderen was.
Kennedy was vooral succesvol geweest in de verandering van de politieke atmosfeer. Het Amerikaanse volk had weer het gevoel dat er vaart in zat, dat er dingen konden gaan gebeuren. Van zijn binnenlandse politiek is weinig terecht gekomen.
Lyndon B. Johnson voltooit de New deal en de Fair Deal
Johnson werd niet met open armen ontvangen als opvolger van Kennedy. Johnson was een enthousiast aanhanger van de New Deal. Nadat hij het presidentiële ambt had aanvaard beloofde hij plechtig het werk van Kennedy af te maken. Dankzij zijn uitmuntende vaardigheden en de schok die de moord op Kennedy teweeg had gebracht wist hij alle wetvoorstellen van Kennedy weer nieuw leven in te blazen. Hij verwezenlijkte deze wetsvoorstellen binnen een jaar.
Zijn volgende doel was op eigen kracht gekozen te worden tot president. Daarvoor presenteerde hij een ambitieus programma met de naam “Great Society”. Dit programma zou de Fair Deal aanzienlijk uitbreiden. Johnson haalde in november 1964 een glansrijke overwinning. De Democraten behaalden een meerderheid van 155 in het Huis en 36 in de Senaat. Voor het eerst sinds decennia was het conservatieve blok gebroken.
1965 en 1966 waren zeer productieve jaren op wetgevend gebied. Er kwam een ziekteverzekering voor ouderen en er kwamen extra subsidies voor het onderwijs. Na 1966 ging het echter achteruit met de Great Society. De oorzaak hiervan is te vinden in de interventie in Vietnam.
Wanneer we de buitenlandse politiek buiten beschouwing nemen kunnen we concluderen dat Johnson de succesvolste naoorlogse president was.