De Verenigde Staten, 1955 - 1965 De Koude oorlog en Vietnam
In 1952 lanceerde John Dulles het idee van ‘massive retaliation’. De Verenigde Staten moesten gebruik maken van hun overwicht op het gebied van atoomwapens. Vanuit dit voorstel van Dulles werd de nieuwe defensiepolitiek ontwikkeld: ‘New Look’. Om de massale vergelding geloofwaardig te laten lijken, moesten de Amerikanen de indruk geven dat ze de atoombom ook daadwerkelijk wilden gebruiken.
Eisenhowers buitenlandse politiek
Eisenhower wist in 1953 in Korea een wapenstilstand te bereiken en in datzelfde jaar stierf Stalin. Er brak een periode van relatieve ontspanning tussen de twee supermachten aan.
In 1955 was duidelijk dat de grens tussen Oost en West definitief waren. West Duitsland trad toe tot de NAVO en als reactie daarop werd door de Sovjet-Unie het Warschaupact opgericht. De leiders van de twee mogendheden ontmoetten elkaar dat jaar in Geneve. Er werd alleen gepraat en niks concreets afgesproken. Toch gaf het wel aan dat beide landen niks zagen in een gewelddadige oplossing van hun meningsverschillen. Toch zaten beide mogendheden gevangen in de logica van hun antagonische relatie. Het was makkelijker om de slechte betrekkingen te continueren dan om een goede relatie op te bouwen.
Minder stabiel waren de betrekkingen in Azië. In juli 1954 hadden de Fransen met de opstandelingen in Vietnam een wapenstilstand afgesproken en werd het land verdeeld. De Verenigde Staten vonden echter dat Zuid-Vietnam niet in communistische handen mocht vallen. Ook de Nationalisten in China werden financieel gesteund tegen de Communisten. Dit handelen kwam voort uit het dominodenken. Wanneer een land ten prooi valt aan het communisme dan zullen zijn buurlanden spoedig volgen.
In zijn laatste jaren als president kreeg Eisenhower kritiek vanuit de legerleiding. Het idee van de massive retaliation was volledig onbruikbaar bij kleinere conflicten. Bovendien kreeg het leger nauwelijks geld, omdat het budget opging aan de luchtmacht.
Kennedy’s buitenlandse politiek
Waar Eisenhower nog probeerde de prijs voor de veiligheid van de Verenigde Staten laag te houden, was Kennedy bereidt meer gewicht in de schaal te leggen. Vanaf de jaren vijftig waren er vele nieuwe naties ontstaan door de dekolonialisatie. De Verenigde Staten moesten de nieuwe naties helpen zichzelf te ontwikkelen, zonder hen in de Koude Oorlog te betrekken. De pogingen om deze landen bij hun eigen kamp te houden stelden de Verenigde Staten voor een aantal dilemma’s. In de meeste nieuwe landen ontbrak het politiek midden en moest er gekozen worden tussen extreem-links en extreem-rechts. Omdat links voor de Verenigde Staten geen optie was, kozen ze onvermijdelijk voor rechts, wat hun politieke geloofwaardigheid meestal niet ten goede kwam.
Onder de regering van Kennedy en zijn minister van defensie Robert McNamara werd het nucleaire wapenarsenaal sterk uitgebreid. Ook werden er speciale antiguerrilla strijdkrachten (green berrets) opgericht. Dit alles was uiteraard een kostbare zaak, maar het ontwrichtte de Amerikaanse economie niet.
In 1961 landde een legertje Cubaanse ballingen, volledig uitgerust en getraind door de Amerikanen, in de Varkensbaai met als doel een massale opstand tegen Castro tot stand te brengen. Dit faalde jammerlijk en betekende gezichtsverlies voor de Amerikanen.
In juli en augustus 1961 liepen de spanningen tussen de Sovjet en de V.S weer op. Chroetsjtjov, de opvolger van Stalin, eiste dat de kwestie Berlijn werd opgelost. Oost-Berlijn had te kampen van een enorme uitstroom naar het Westen. Kennedy wilde echter hier niet over onderhandelen. Op 13 augustus 1961 werd er een muur dwars door Berlijn gebouwd door de Sovjet-Unie.
Begin oktober 1962 kwamen de Amerikanen er met behulp van een spionagevliegtuig achter dat de Sovjet-Unie bezig was lanceerinrichtingen op Cuba te bouwen, die op de V.S. gericht stonden. Kennedy reageerde snel door de Russische schepen te blokkeren. Chroetsjtjov gaf te kennen zich niks van deze blokkades aan te zullen trekken. Als de Russen de blokkades zouden negeren, zou het tot een oorlog kunnen leiden waarin kernwapens gebruikt werden. In een tweede bericht gaf Chroetjstjov aan bereid te zijn tot een compromis. De Russen zouden hun lanceerinstallaties weghalen, als de Amerikanen hun raketten uit Turkije zouden laten verdwijnen. Kennedy vond dit onacceptabel. Uiteindelijk kwam de oplossing van Robert Kennedy. Deze stelde voor de voorstellen van de tweede brief te aanvaarden en via geheime onderhandelingen een akkoord te bereiken over de raketten in Turkije.
De interventie in vietnam. Het echec van de containmentpolitiek
Aan het eind van de jaren vijftig was het Zuid-Vietnamese regime in grote moeilijkheden. De communistische guerrilla’s traden steeds actiever op. Kennedy’s adviseurs pleitte voor een hard optreden waarbij Noord-Vietnam gebombardeerd zou worden. Kennedy zelf was terughoudender. Aanvankelijk vergrootte hij het aantal Amerikaanse adviseurs van 600 naar 15000 maar dat haalde niet veel uit. Daar kwam nog bij dat de dictator van zuid Vietnam Diem niet bereid was tot sociaaleconomische hervormingen, waardoor de guerrilla’s voedingsbodem bleven houden voor hun aanvallen.
Toen Diem op 1 november vermoord werd kwam een militaire junta aan de macht. Ook deze was niet bereid tot hervormingen. Na de moord op Kennedy nam Lyndon Johnson het presidentiële ambt over. In de eerste jaren van zijn regentschap kon hij weinig doen om Zuid-Vietnam bij te staan. De verkiezingen stonden voor de deur en hij verzekerde het volk dat de Amerikaanse soldaten nooit in Zuid-Vietnam zouden vechten. Nadat hij herkozen was zou hij hierop terug komen. Vanuit de regering kwamen ook geen bezwaren, behalve door de onderminister van Buitenlandse Zaken, George Ball. Deze vond dat de Verenigde Staten de buitenlandse politiek zich moesten concentreren op de regio’s die van wezenlijk belang voor de eigen veiligheid waren.
Begin februari 1965 vielen de eerste Amerikaanse doden door een mortieraanval van de Vietcong. Dit was het moment waarop Washington gewacht had. Onmiddellijk werd het bevel gegeven voor een vergeldingsbombardement op Noord-Vietnam. Kort daarna werden er meer troepen naar Vietnam gestuurd. Begin 1968 waren er een half miljoen Amerikaanse soldaten in Vietnam gelegerd. Johnson en zijn regering probeerden het volk wijs te maken dat de oorlog voorspoedig verliep, maar met het Tet-offensief werd het tegendeel bewezen. De Noord-Vietnamezen maakten gebruik van de nieuwjaarsviering (Tet) om de Amerikanen en Zuid-Vietnamezen ver terug te dringen en grote delen van de provinciehoofdsteden en het platteland in hun macht te krijgen.
Twee maanden later kondigde Johnson aan de bombardementen stop te zullen zetten en dat er aan de onderhandelingstafel naar een oplossing gezocht zou gaan worden.
De interventie in Vietnam kwam voort uit de dominerende clichés van die tijd: de containmentpolitiek, vrees voor ‘appeasement’ en de dominotheorie. In Vietnam werd duidelijk hoe gevaarlijk het was een buitenlands beleid te voeren dat niet gericht was op concrete, zorgvuldig gedefinieerde belangen. De veiligheid van de Verenigde Staten verslechterde juist, door de verwaarlozing van de contacten met de Sovjet-Unie. Ook in Europa riep het Amerikaanse gedrag de nodige irritaties op.