Iriswortel 100 jaar geleden
Bij Irissen denken we nu niet direct aan medicinale gebruiksplanten, maar eerder aan populaire sierplanten, die met hun grote, decoratieve bloemen de hele wereld veroverd hebben. En toch zijn in het bijzonder de wortelstokken van deze Irissen uitvoerig beschreven in oude kruidenboeken en farmacopeeën.Iriswortel werd 100 jaar geleden vooral gekweekt, in Italië, maar ook elders, in Zuid-Frankrijk, Marokko, Californië en China. De meeste betekenis voor de wereldhandel hadden ongetwijfeld de Italiaanse kwekerijen, die rond Florence, Siena, Vicenza en Verona werden gevonden. Het waren vooral de zonnige, zuidelijke hellingen van de onvruchtbare, steenachtige heuvels van Toscana, waarop weinig anders wou groeien, die door de Iris-cultuur productief konden gemaakt worden. Het centrum van de cultuur was het dorp San Paolo.
Iriswortel teelt
Het waren voornamelijk Iris germanica en Iris pallida, die gekweekt werden. De Iris florentina werd wel in Zuid-Frankrijk verbouwd, vooral in de VAR, Bouches du Rhône en in de Ain. Het waren vooral de op den rechter Rhöne-oever gelegen dorpen Anglefort en Corbonod, waar deze teelt gelokaliseerd was. De wortelstokken werden in Augustus of September geplant en de tweejarige wortelstokken werden in Oktober geoogst.Het waren de wortelstokken, maar toch ook de bloemen, die een gewild handelsproduct waren. Het regelmatig snijden van de bloemen zorgde er voor dat de wortelstokken sterker groeiden, ze werden ook aromatischer dan die van bloeiende of van vruchtdragende planten. Men plantte de in Mei-Juni gerooide wortelstokken in December in rijen, 30 cm van elkaar, op een afstand van ca. 25 cm. Meestal waren het het kleine terreintjes, een 40 tot 50 aren groot, die bewerkt werden; ze werden meestal door het zaaien van lupinen van stikstof voorzien. De oogst van de 2 of 3 jarige wortelstokken had plaats in Juni-Augustus.
De verzamelde grondstof werd gewassen, in water geweekt, om het schrapen te vergemakkelijken. Dit schillen, mondatura, werd door arbeidsters verricht, die zich daarbij van een klein, maar gebogen mes bedienden; zij verwijderden de schil van de wortels, waarna alles weer gewassen werd en op matten uitgespreid in de zon werd gedroogd. Meestal liet men de wortelstokken ook ‘s nachts buiten liggen, omdat de morgendauw een gewenst blekend effect had. Als de wortelstokken gedroogd waren, werden ze in zakken van ca. 70 kg verpakt en in den handel gebracht. De jaarlijkse productie van gedroogde wortel was in die tijd wel 1 miljoen kilo.