Tijm en zijn verleden
Tijm wordt sinds onheuglijke tijden als geneesmiddel gebruikt. Het Griekse thumos, reukwerk, verwijst niet alleen naar het aroma van deze plant, maar ook naar het balsemen van lijken in het oude Carthago. De etherische olie werd niet alleen gebruikt om te parfumeren, maar ook omwille van zijn ontsmettende en conserverende werking.
Maar thumos kan ook moed betekenen, de stimulerende werking van tijm is ook altijd bekend geweest. Romeinse soldaten gebruikten al tijmbaden om ten strijde te trekken. Een soeprecept uit 1663 vermeldde het gebruik van tijm en bier om verlegenheid te overwinnen.
Hyppocrates en Dioscorides
Hippokrates (460-377 v.Chr.) kende aan tijm diuretische en expectorerende eigenschappen toe, terwijl Dioscorides (50 na Chr.) in zijn Materia Medica, het hoogtepunt van de Griekse geneesmiddelenleer, de spasmolytische werking bij ademhalingsziekten roemt, maar het ook vermeldt bij maag- en darmstoornissen. Nu is ook bewezen dat deze twee vermeldigen inderdaad indicaties zijn voor tijmpreparaten. Bij de Romeinse schrijvers vindt men tijmkruid vermeld voor allerlei toepassingen, als gorgeldrank bij acute angina, als remedie tegen jicht, oogaandoeningen, keel- en longziekten, enz. Een merkwaardig gebruik vermeldt Apollonius, nl. als diagnostikum voor epilepsie. Geeft men een epileptikus tijm als hij is neergevallen en herstelt hij zich, dan is hij genezen, anders niet!
Het is niet altijd uit te maken welke tijmsoort in de oudheid werd gebruikt. De Griekse tijm is meestal Zizyphora capitata Link., terwijl de Romeinen met zwarte tijm onze Thymus vulgaris bedoelen en met witte tijm een Satureja- of bonekruidsoort.
Dodoens en tijm
In latere tijden spreekt het Cruydtboeck van Dodonaeus over de werking van tijm als hoestmiddel: ‘Thymus met honich vermengt als een electuarium (likkepot) ende dicwyls te licken gegeven, ruymt de hoest ende doet de fluymen rypen en rysen ende veroorsaect het gemackelyke uitspouwen, ende doet alle taeye slymericheyt lossen en scheyden’. Thymus, volgens Dodoens, wordt gheheeten in Griecx Thymos. In Latijn Thymum, van sommighen Cephalotos, Epithymos oft Thyrsion. In die Apoteken hier te lande eerst meest onbekent, uitghenomen sommighe Apoteken van sommigen gheleerden Apotekers van Antwerpen die desen Thymus daert behoort ghebruycken.
In de Nederlandsche Herbarius (1698) van Blankaart wordt de Roomse Quendel geadviseerd bij alle longziekten, hoest, engborstigheid, maar ook voor de spijsvertering tegen slijmige magen, winden en oprispingen, verder zou het volgens Blankaart het dikke bloed vloeibaar maken, de pis en de stonden afzetten en de verstijfde gewrichten en pesen dienstig zijn.
Der Naturen Bloeme van Jacob van Maerlandt
bezingt de tijm in edele verzen, alsof het een vreemd tropisch gewas is
Tymus es in Orient
een edel boem es ons bekent.
Der Coninghe boec doet des gewach,
ende seghet dat up enen dach
die coninghinne van Saba quam
te Salemoene, want soe vernam
van sire grooter wisheit mare,
ende soe brochte met hare dare
prosente van grooter dierhede,
ende van timus houte mede.
Tijm in de 20ste eeuw.
In recentere literatuur wordt ook de diuretische werking meerdere malen vermeld met de opmerking dat zij slechts gedeeltelijk door de vluchtige olie kan verklaard worden. Een uitgebreid overzicht van andere meer twijfelachtige indicaties vindt men in verschillende farmacognostische werken van Berger en Madaus. De antiseptische eigenschappen mogen vrijwel volledig toegeschreven worden aan de vluchtige olie. Verschillende auteurs oa. Pellecuer, Thomas en Wolters schrijven ook antimicrobiële werking toe aan de saponinen of zeepstoffen die voorkomen in Thymus vulgaris.
Dr. Leclerc, de vader van de moderne fytotherapie, bespreekt tijm bij ‘les stimulants’. Hij adviseert de plant bij zenuwzwakte en in alle gevallen waar de capillaire circulatie gestimuleerd moet worden. De etherische olie, volgens Camperdon, exerce sur la circulation et sur les centres nerveux une action, waardoor een verhoging van zowel de lichamelijke als geestelijke krachten ontstaat.
Tijm voor luchtwegen en kracht
Hoestwerende, expectorerende en spasmolytische eigenschappen vormen zonder meer ook nu nog de hoofdwerking van Tijm. De ‘moedgevende’ werking ‘thumos’ van tijm die we door de eeuwen heen terugvinden, is wetenschappelijk niet goed onderbouwd, toch lijkt mij dat ook een belangrijke werking. Veel tijm in de soep en gewoon als thee ter vervanging van koffie kan er voor zorgen dat we de nieuwe dag wat beter aankunnen.
Oudere maar degelijke literatuur.
- Campardon. Du thym: ses propriétés thérapeutiques. Bull. de thérap., 1884
- Garnier. L. Béranger-Beauquesne en G. Debraux. Ressources Médicinales de la Flore Francaise, Vigot Freres. Paris 1961
- Berger. Handbuch der Drogenkunde. Verlag Wilhelm Mandrich, Wien 1949
- Madaus. Lehrbuch der Biologischen Heilmittel. Georg Thieme. Leipzig 1938
- Gessner. Die Gift- und Arzneipflanzen von Mitteleuropa. Carl Winter
- Pellecuer, M. Jacob e.a.. Plantes Mèdic. et Phytothèr 74, 83-98 (1980)
- Thomas. Parfum und Kosmetik 77. 766-768 (1958)
- Wolters. Planta med. 4. 392-401 (1966)