Armenië tussen 1988 en 2005
Na het wegvallen van de Sovjet-Unie zijn veel staten onafhankelijk geworden en hebben hun eigen beleid moeten uitzetten. Het gebrek aan een universeel model zorgde dat alle keuzes die gemaakt werden, gevolgen hadden die van te voren niet of nauwelijks voorzien konden worden. Hieronder wordt de situatie van Armenië besproken, met een politieke invalshoek.
Armenië tussen 1988 en 1991
In 1988 begon Jerevan met het treffen van voorbereidingen om de overgang naar een onafhankelijke staat soepeler te laten verlopen. Met de glasnost en perestroika van Gorbatsjov gloorde onafhankelijkheid aan de horizon. In deze fase was de ANM de belangrijkste partij. De ANM bestond in 1989 uit een coalitie van krachten die de communistische partij wilde dwingen ook de niet-communistische partijen mee te laten beslissen. In 1990 kreeg de ANM door winst bij de verkiezingen de regering ook daadwerkelijk in handen met een programma van het vormen van een meerpartijenstelsel, het opbouwen van een vrijemarkteconomie, vrijheid van religie en scheiding van kerk en staat.
In september 1991 gaf de Sovjet-Unie toestemming voor het houden van een referendum over de Armeense onafhankelijk, welke met overweldigende meerderheid van stemmen werd aangenomen. In 1991 werd vervolgens Ter Petrosian, van Armeens Syrische afkomst (zijn ouders waren communisten die gevlucht waren tijdens de genocide van de Turken) met 83% van de stemmen tot president gekozen.
Het eerste dilemma van de regering was het vraagstuk van de onafhankelijk, en de plaats van Armenië als onafhankelijke staat. De transitie van Sovjetstaat naar onafhankelijkheid verliep echter vredig en ordentelijk in Armenië, vooral omdat de voormalige leiders van Armenië bereid waren hun bijdrage te leveren aan de nieuwe staat. Zij krijgen functies toegewezen binnen administratieve vacatures, aan universiteiten en in de industrie. In Armenië volgde na de onafhankelijkheid ook geen scherpe afrekening met het communistische verleden; er was geen evaluatie achteraf.
Om een gezonde en normale samenleving te kunnen vormen, waren drastische maatregelen nodig op gebied van economie, politiek, onderwijs, zorg en sociale zekerheid. De weerstand tegen institutionele verandering, met name door de geprivilegieerden, zorgde ervoor dat Armenië hier op korte termijn niet in wist te slagen.
Na de onafhankelijkheid waren er een aantal belangrijkste kwesties waar de regering direct rekening mee moest houden. Zo moest er een functionerende overheid worden gecreëerd, er moest een nationale ideologie worden vormgegeven die het volk kon mobiliseren in de zware tijd die zou komen en er moest een beleid worden geschapen ten aanzien van de kwestie Nagorno Karabagh.
Ondanks de voorbereidingen die Jerevan had getroffen, waren er meerdere zware tegenslagen voor de regering die de transformatie in hoge mate bemoeilijkten. Ten eerste de materiële kosten van de oorlog in Karabagh en het grote aantal slachtoffers. Ten tweede zorgde het ineenstorten van de Sovjet-Unie voor een economische teruggang. Ten derde had Azerbeidzjan een blokkade opgeworpen vanwege de oorlog in Karabagh, een blokkade die gesteund werd door de Turkse overheid. Tenslotte kampte Armenië met de wederopbouw na de aardbeving van 1988 die veel mensenlevens had gekost en materiële schade had aangericht.
Politiek in Armenië
De jaren 1990-1998 worden voor Armenië gekenmerkt door staatsopbouw onder Ter Petrosian. Er werden nieuwe instituties ingesteld, een ministerie van Buitenlandse Zaken werd vormgegeven en de scheiding der machten werd uitgewerkt. Ook op economisch terrein was de transformatie merkbaar, onder andere in de nieuwe munt en een eigen bankwezen.
Ter Petrosian en zijn ANM liepen in deze periode tegen vele muren op. Zo vormde ook op dit terrein de oorlog om Karabagh een belemmering voor transformatie en de daling van de sociaaleconomische omstandigheden zorgde voor afname van de aanhang voor de president. Daarnaast verdween de politieke consensus al snel van het toneel toen de belangrijkste punten van de agenda verdwenen (te noemen onafhankelijkheid, wetgeving en de eerste politieke en economische hervormingen). Maar ook binnen de partij verliep de samenwerking stroever naar verloop van tijd. De topmensen van de ANM waren intussen werkzaam in hoge functies en waren vaak niet meer actief in de partij. Daarbij:
Particularly following the 1995 legislative elections, the governing party had become complacent, arrogant, self-confident, and careless, while the opposition had turned impatient.
De moeilijkste kwestie betrof die van de afbakening van de grenzen van de wetgevende en de uitvoerende macht, ofwel welke macht moest groter zijn: die van het parlement of die van de president? De constitutie van 1995 zorgde voor een systeem waarbij de twee elkaar in evenwicht zouden moeten houden (Libaridian vergelijkt de Armeense grondwet daarmee met de Franse constitutie).
Politieke partijen worden gezien als essentieel en kenmerkend voor democratieën, maar we moeten wel bedenken dat in landen met vrijemarkteconomieën veel besluiten worden genomen buiten de politieke partijen om. Vooral in Armenië ligt dit punt vreemd. Enerzijds hebben Armeniërs een instinctief wantrouwen tegen alle soorten van partijen en heten zij immuun te zijn voor propaganda; maar anderzijds was de opkomst van diverse politieke partijen één van de belangrijkste drijfveren achter de democratisering van de maatschappij. Belangrijk lijkt in dit verband te zijn dat de Armeniërs een manier hebben gevonden om hun mening te toetsen en te uiten. Ook moet de kanttekening gemaakt worden dat van de 74 geregistreerde politieke partijen uit 1998 nauwelijks of niet gehoord is, of zal worden. Een groot probleem voor de politieke partijen in Armenië wat hier opgemerkt dient te worden, is het feit dat het moeilijk is, zo niet onmogelijk, om financiering aan te trekken in een kleine republiek als Armenië. Financiering vanuit het buitenland is namelijk niet toegestaan (zoals ook in veel andere landen).
Terug naar de regering van Ter Petrosian. In de loop van 1991 was de euforie vanwege de onafhankelijkheid verdwenen, die in het begin zeer aanwezig was onder het volk. De regering was vervreemd van het volk en van de intellectuele elite, maar had zich wel de steun verworven van het leger, de politie en de nieuwe economische en administratieve elite. Tot 1994 had de oppositie zich rustig gehouden, voornamelijk vanwege de gespannen situatie in Nagorno Karabagh. Bij de verkiezingen van 1995-6 en het referendum over de constitutie namen waarnemers echter meerdere ondemocratische praktijken waar. Zo weigerde de verkiezingscommissie een groot aantal oppositieleden op de verkiezingslijst te plaatsen, had de zittende regering monopolie op radio en televisie en werden de uitslagen vervalst (dit zijn dan slechts de grote misstanden). Ter Petrosian had dan de verkiezing wel gewonnen, maar de overwinning op Vazgen Manukian, zijn opponent, was zo nipt dat de uitslag redenen te over liet voor speculatie. In de periode na de verkiezingen nam de kritiek op de regering van Ter Petrosian toe, mede omdat aanvallen op en intimidatie van journalisten op oppositieleden heviger werden.
In 1998 trad Ter Petrosian af nadat hij zelf ook inzag dat de situatie uitzichtloos dreigde te worden. Zijn grootste succes is waarschijnlijk de constitutie van 1995 geweest die zorgde voor een vredige overgang van de macht in een tijd waar fundamentele verschillen heersten tussen de besturende elites. Zijn grootste falen mag het niet kunnen bewerkstelligen van politieke consensus genoemd worden, waardoor vaak geen overeenkomsten konden worden bereikt over grote vraagstukken. Ter Petrosian werd opgevolgd door de nationalistische Robert Kocharian, die als militair had gevochten in Karabagh. Na zijn aanstelling benoemde Kocharian de leiders van de andere politieke partijen tot persoonlijk adviseurs. Dit was een duidelijke ondermijning van de democratie, omdat Kocharian hiermee in feite de oppositie monddood maakte. Op 27 oktober 1999, tijdens een parlementaire zitting van het kabinet, kwamen vijf schutters binnen die zeven vooraanstaande leden doodschoten, waaronder de leider van de oppositie Karen Demirjian. De onduidelijke rol van Kocharian in de aanslag zorgde voor woede en twijfel onder het volk. Zo was de bestraffing van de schutters onduidelijk en ontsloeg Kocharian de minister van Defensie die de straten af liet sluiten zodat de moordenaars gepakt konden worden.
In hoeverre is Armenië getransformeerd in de richting van een Westers democratisch model? Deze vraag is er één die vooralsnog niet gemakkelijk en eensluidend beantwoord kan worden. Tussen 1991 en 2004 heeft Armenië maar liefst zeven politieke verkiezingen gehad en een referendum over de nieuwe constitutie. Wellicht zijn deze niet eerlijk (‘democratisch’) verlopen, er waren toch regelmatig verkiezingen gehouden die zonder grootschalige gewelddadigheden plaatshadden. Waarnemers uit het buitenland bepleiten tevens dat het elke verkiezing beter gaat en oppositiegeluiden kregen steeds meer ruimte in de media. In het rapport van de Europese Unie over Armenië (2005) staat bijvoorbeeld dat waarnemers bij de verkiezingen van 2003 hoofdzakelijk struikelden over de manier waarop de stemmen werden geteld. Als kanttekening moet hier geplaatst worden dat de burgers nog steeds geen rechten hebben en dat de bestaande politieke partijen op een zwak fundament rusten, met uitzondering van de twee grootste partijen, de revolutionairen (ARF) en de Communistische Partij.