De Tsjechische Republiek
De Tsjechische geschiedenis wordt gekenmerkt door drie verschillende rode lijnen. De eerste is de contrareformatie. De tweede is het geweldloze verzet van de Tsjechen, geen grote opstanden zoals in Polen waar gewapend en heroïsch verzet was. De laatste draad is die van het cultuurnationalisme. De cultuur van de Tsjechen is altijd een zeer groot deel geweest van de nationale identiteit, waarbij vooral de muziek een grote rol speelt.
Gouden Tijd en het einde
Het Gouden Tijdperk van de Tsjechen was zonder meer de periode onder Karel IV (1346-1378) die naast Tsjechisch koning ook Duits keizer was en zetelde in Praag. De zeer vrome Karel bracht Praag tot bloei, zette het Boheemse koninkrijk op de Europese politieke kaart. Het Tsjechische rijk was omringd door bergen (vandaar de bijnaam ‘Festung Bömen’), in tegenstelling tot Polen dat omgeven was door vlak laagland. Na de dood van Karel ontstond er een crisisperiode met grote sociale onrust en ongenoegen met de katholieke kerk. De enige persoon die het grote rijk in bedwang had kunnen houden, bleek Karel.
Uit deze onrust stond Jan Hus op die vanuit de Praagse universiteit opriep tot kerkhervormingen. Hus zette zich vooral af tegen de sociale misstanden, tegen de rijkdom van de kerk en het systeem van aflaten. Hij kreeg veel aanhangers en werd daarop op het concilie van Konstanz in 1415 ter verantwoording geroepen. Hier werd Hus gevangengenomen en gedwongen tot herroepen van zijn dwalingen; zo niet dan zou hij op de brandstapel komen. Toen dit bekend werd kwam Bohemen in opstand. De Hussietenopstand was vooral gericht tegen de katholieke kerk, maar ook de Tsjechen tegen de (katholieke) Duitsers. De kruistochten die werden georganiseerd in de richting van Bohemen mislukten door de modernere oorlogstechnieken zoals de bepantserde boerenwagens en de barricades. In de jaren 30 van de vijftiende eeuw verslaan de gematigde Hussieten uiteindelijk de radicalen. Het land ligt in puin maar de Tsjechen worden een protestantse natie.
De Habsburgers
Na deze periode zijn het de Habsburgers die door dynastiek trouwen de touwtjes in handen krijgen, onder andere in Tsjechië. De Habsburger vorsten zijn echter stuk voor stuk katholiek en de Tsjechische bevolking was dus juist protestants geworden. Aanvankelijk leverde dit geen problemen op onder de tolerante koning Rudolf II (1575-1611) wiens voorkeur meer uitging naar muziek dan naar politiek. Hij werd echter opgevolgd door zijn broer, die zuiver katholiek in de leer was en direct het hof van Praag naar Wenen verhuisde. Daarna begon hij aan de bestrijding van de protestanten. Hierop trekken de protestanten naar Praag en gooien de katholieke stadhouder uit het raam (de Praagse defenestratie). Dat is het begin van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) waarin de Tsjechen Frederik van Paltz (de Winterkoning) als protestants vorst kiezen. De Slag op de Witte Berg in 1620 wordt echter gewonnen door de Habsburgers waarna de protestantse leiders worden omgebracht en de bevolking opnieuw wordt gerekatholiseerd. Deze rekatholisering gaat gepaard met Germanisering, waarbij Tsjechië de Barok door de strot geduwd krijgt, de stijl van de contrareformatie. Dit is het einde van de opstanden, maar lang zal het niet rustig blijven.
Nationale Wedergeboorte
Begin negentiende eeuw is een nationale wedergeboorte zichtbaar in Tsjechië. De Tsjechische intellectuelen zijn bereid tot daden (in andere landen nam de adel het voortouw, maar deze was reeds niet meer in Tsjechië aanwezig). Václav Hanka vond een oud handschrift terug in 1817 met oude epische gedichten uit de 13de eeuw, een unicum tussen alle Latijnse gedichten. Het leidde tot een regelrechte opleving binnen de kunst, ondanks het feit dat het wel een vervalsing moest zijn. De Tsjechen wilden er niets van weten en droegen Hanka op handen.
De Eerste Wereldoorlog
In de Eerste Wereldoorlog werden de Tsjechen en Slowaken gedwongen te vechten door Oostenrijk-Hongarije, en wel tegen de Russen die de Tsjechen en Slowaken zagen als hun broeders. Logischerwijs was de desertie onder de troepen dan ook schering en inslag. In 1918 worden de Tsjechen en Slowaken verenigd in één land bij de vredesbespreking (cordon sanitaire), Tsjecho-Slowakije. Het land is volledig gecreëerd op de tekentafel, hetgeen in eerste instantie al het falen van Versailles zou worden. De presidenten van dit jong geschapen land worden Masaryk en Benes en het wordt een democratische bondgenoot van Frankrijk in het kader van het veiligheidssysteem tegen Duitsland waar Frankrijk zo op aangedrongen had.
In 1938 ziet Europa Oostenrijk van de kaart verdwijnen door de ‘Anschluss’ van Hitler. De Sudeten-Duitsers aan de randgebieden van Tsjecho-Slowakije worden tegelijkertijd door Hitler opgejut, waarna hij Sudetenland opeist, gesteund door de daar woonachtige Duitsers. In september 1938 neemt de dreiging verder toe en mobiliseert Tsjecho-Slowakije aan d e grenzen, in de hoop de steun te krijgen van Frankrijk en de Sovjets. De ogen zijn dan al niet meer op Engeland gericht dat duidelijk heeft aangegeven zich niet in de oorlog te willen mengen (de appeacement-politiek van Chamberlain).
De Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog kende een valse start voor Tsjecho-Slowakije. Allereerst was Stalin niet bij de besprekingen in München, dus werd Midden- en Oost-Europa naar hun gevoel al direct in de steek gelaten. Daarnaast was het Molotov-von Ribbentroppact uiteraard in het nadeel van Tsjecho-Slowakije. De besprekingen van München zijn bij de Tsjechen en Slowaken dan ook beter bekend als Het Diktaat van München.
In maart 1939 deelt Hitler de president van Tsjecho-Slowakije mede dat zijn land een protectoraat moet worden van het Duitse Rijk, omdat het een afgevallen fascistische staat is. De president weigert resoluut, maar na het dreigen met bommen op Praag gaat de president overstag. Op 15 maart bezetten de Duitse troepen Praag. Het Westen doet niets. Ook in Tsjecho-Slowakije wordt apathisch gereageerd; de inwoners zijn geen toekomstperspectief dus geen weerstand en geen opstanden. Pas met de aanval van Duitsland op Polen ontspringt er hoop, het Westen zal nu toch in moeten grijpen.
De Nazistische bezitting van 1939 tot 1945 was bijzonder hard in Tsjecho-Slowakije. Over het algemeen was de stelregel: Hoe verder oostwaarts, hoe barbaarser de Duitsers zich gedroegen. Reichsprotektor Reinhard Heydrich stelde voor een derde van de inwoners te Germaniseren, een derde in te zetten als werkkrachten in Oekraïne en de ‘untermenschen’ (het Slavische volk) te vergassen. Nog kwamen de Tsjechen en de Slowaken niet in opstand. Pas in mei 1942 komt er enig verzet; Heydrich overlijdt na een aanslag op zijn leven. De moordenaars worden opgepakt (na verraad) en plegen zelfmoord. Als vergelding vernietigen de Duitsers het dorp Lidice. Al het levende wordt geliquideerd.
Tijdens de bevrijding wreken de Tsjechen zich op de Duitsers. De Sudeten-duitsers worden het land uitgezet, twee miljoen mensen worden over de grens gezet waarbij velen niet eens de mogelijkheid hadden hun bezittingen mee te nemen.
Na de oorlog de Roden
Na de Tweede Wereldoorlog volgt in Tsjecho-Slowakije een periode van communisme. De intellectuele bovenlaag was uitgeroeid door de nazi’s en dat de communisten na de verkiezingen aan de macht kwamen, was geen verrassing na het gehate Diktaat van München.
Ook in de communistische periode zien we weinig oplevingen, opstanden of verzet. De Praagse Lente van 1968 waarin Dubcek ‘socialisme met een menselijk gezicht’ in wil voeren, mislukt. De hervormingen worden teruggedraaid en wederom blijft gewapend verzet uit. Na 1968 komt er echter wel geweldloos verzet tegen de overheersing (bijvoorbeeld de zelfverbranding van Jan Palach in Praag 1969).
In 1989 wordt Tsjecho-Slowakije weer democratisch na de Fluwelen Revolutie. Wederom zonder geweld, zonder wapens. Ook de scheiding van Tsjechië en Slowakije in 1993 heeft plaats zonder dat er een schot bij gelost wordt (vergelijk de situatie in Joegoslavië). In 1999 wordt Tsjechië lid van de NAVO en in 2004 vindt het de ingang bij de Europese Unie.
Conclusie
De Tsjecho-Slowaakse bevolking heeft bijna de volledige geschiedenis te maken gehad met onderdrukking en overheersing door een vreemde mogendheid, zoals meerdere landen in Oost-Europa. Het unieke aan de Tsjecho-Slowaken is echter dat zij niet blijvend in opstand kwamen zoals de Polen, en zich zelfs niet bezigden aan sabotage. Zij trokken zich terug in de kunsten en lieten gebeuren was plaats had. De nieuwe landen Tsjechië en Slowakije worden momenteel geplaagd door de recessie, die vooral jonge economieën hard treft. Gesticht in 1993 horen zij tot de jongste landen op de geopolitieke kaart van Europa en proberen zij stabiliteit en veiligheid te gronden met de hulp van de NAVO en de Europese Unie. De vraag is alleen; hoe stevig kun je bouwen op wankele fundering?