Hasjmode in de 19de en 20ste eeuw
De belangstelling voor de vele verschillende toepassingen van hennep vertoont doorheen de geschiedenis ups en downs. Als vezel voor kleding en touw, als medicijn of als genotmiddel, noem maar op, de Cannabis sativa was en is van alle markten thuis. In de 19de eeuw was er vooral grote belangstelling voor, wat ik zou noemen, de spirituele kwaliteiten van Cannabis sativa of hasj.
De Verenigde Staten en Frankrijk in de 19e eeuw. De moderne Westerse belangstelling van medische zijde voor hennep en hasj dateert van omstreeks 1840 toen de artsen O'Shaughnessy, Aubert-Roche en Moreau de Tours het gebruik in India en Noord-Amerika bestudeerden en vervolgens begonnen te experimenteren met de therapeutische mogelijkheden van het middel. Zij werden enthousiast over de kalmerende en pijnstillende eigenschappen die niet gepaard gingen met de nadelen van de in dit opzicht weliswaar veel werkzamer morfine. Als gevolg van hun activiteiten vond cannabis in Europa en Amerika algemeen ingang als geneesmiddel. Tussen 1840 en 1900 verschenen meer dan honderd artikelen die het middel als remedie voor de een of andere kwaal aanprezen en in elke apotheek was cannabis-extract te koop.
Het onderzoek van Moreau de Tours, een voor zijn tijd zeer modern psychiater, veroorzaakte in Parijse kunstenaarskringen een hasjiesj-mode. Moreau had voor het eerst hasjiesj gebruikt tijdens een reis door de Arabische landen in de jaren dertig van de 19e eeuw. Hij was door publicaties van andere artsen ongetwijfeld al op de hoogte van een aantal van de eigenschappen van hasjiesj, maar pas in 1840 raakte hij geboeid door de mogelijkheid met hasjiesj om de geest te onderzoeken, nadat hij een wetenschappelijk artikel had gelezen van Dr. Roche met de titel Over Tyfus en Epidemieën in de Oriënt. Hoewel Roche alleen maar had beweerd dat de Egyptenaren minder gevoelig waren voor de ziekten die de Europeanen teisterden, doordat zij zich tegoed deden aan hasjiesj, begon Moreau serieus na te denken over andere toepassingsmogelijkheden voor de drug.
Schrijvers en Baudelaire over hasj
De exotische en kleurige gevolgen van het hasjiesjgebruik pasten goed in het artistieke klimaat van die dagen en schrijvers als Gautier, de Nerval, Dumas en Baudelaire verenigden zich met een aantal gelijkgezinden tot Le Club des Hachichins, die in het Hotel Pimodan in het Quartier Latin bijeenkwamen. Daar deed men zich tegoed aan een lekkernij die door Moreau uit Algerije was meegebracht: dawamesc, een mengsel van hasjiesj, suiker, limonade, kaneel, kruidnagelen, nootmuskaat, muskus en amandelen. Op dit zoete snoepgoed maakten de clubleden reisjes die bloemrijk beschreven werden door Gautier en nuchterder en exacter door Baudelaire. Het gebruik bleef echter beperkt tot mondaine kringen en werd daarbuiten niet populair. De dichter Baudelaire beschrijft eerst het genot van de hennep 'Neem een nootgrote hoeveelheid ervan op een theelepeltje en je hebt het geluk in handen; het absolute geluk met al zijn roezen, al zijn jeugdige dwaasheden en ook zijn oneindige gelukzaligheden. Daar ligt het geluk, in de vorm van een stukje pasta; neem er zonder angst van, je gaat er niet aan dood; de lichaamsorganen krijgen geen enkele zware aanval te verduren. Misschien zal je wilskracht erdoor verminderen, maar dat is een andere zaak. Later werd hij een felle tegenstander van hasjgebruik. Hasj behoort tot de klasse van de eenzame vreugden; is gemaakt voor beklagenswaardige nietsnutten, schreef hij. Wijn is nuttig, brengt vruchtbare resultaten voort. Hasj is nutteloos en gevaarlijk.
The Hasheesh Eater
In Engeland en Amerika is in deze periode hetzelfde beeld waar te nemen en men vindt incidentele verwijzingen naar hasjiesj - behalve bij Rimbaud en Lewis Carroll - in enkele reisbeschrijvingen. Waarschijnlijk was het een van de reisbeschrijvingen {Land of the Saracens van Bayard Taylor) die de jonge Amerikaan Fitzhugh Ludlow nieuwsgierig maakte naar het effect van Tilden's Extract, het cannabis-preparaat dat hij voor zes cent bij de apotheker van Pough-keepsie kon kopen. In 1857 bracht hij verslag uit van zijn ervaringen in een anonieme autobiografie: The Hasheesh Eater, being passages front the lije of a Pythagorean. Een boek dat, zoals bij het drugwerk van Baudelaire in mindere mate ook het geval is, sterk onder de invloed staat van Thomas de Quincey's Confession of an English Opiumeater. Het boek van De Quincey sprak de Romantische verbeelding sterk aan en kleurde bijgevolg de hasjiesj-verslagen nogal eens. .
Andere notabelen die in dit 19e eeuwse culturele kader met hasjiesj experimenteerden waren John Stuart Mill, William James, Walter de la Mare en Hermann Hesse.
Madame Blavatsky
Verwondelijke voorstander van het hashgebruik was Madame Blavatsky, zij ging eind 19de eeuw in de leer bij een magiër in Caïro, waar zij kennis maakte met mystiek en marihuana. 'Hasjiesj vermenigvuldigt je bestaan wel duizend keer', zei ze 'Mijn ervaringen ermee zijn zo reëel als waren zij gewone gebeurtenissen in het echte leven... Het is een herinnering aan mijn vorige levens, mijn eerdere incarnaties. Het is een geweldige drug, en het werpt licht op een groot mysterie.'
Er zijn weinig kruiden geweest, die zo'n gevarieerde, boeiende en culturele geschiedenis achter zich hebben. En met de avonturen van de marihuana, Cannabis sativa is het nog lang niet afgelopen.
Literatuur
- De geschiedenis van de cannabis: Het lachkruid
- http://verbodengeschriften.nl/pdf/Over%20Wijn%20en%20Hasj.pdf
- http://verbodengeschriften.nl/pdf/De%20Hasjiesh-club%20en%20De%20Assassijnen.pdf De club was actief van 1844 to 1849 en telde onder haar leden de literaire en intellectuele elite van Parijs.
- Johnston's Chemistry of Common Life dawamesc
- En mijn verrukking neemt geen end ... - Google Boeken