Passiebloem, geneeskruid uit de Nieuwe Wereld
Van Passiebloemen kennen we vooral de vele soorten klimmende sierplanten en ook wel de eetbare vruchten die ook onder de naam Maracuja bekend zijn. Maar Passiflora, zoals de Latijnse naam luid, werd en word sedert lang ook als geneesmiddel gebruikt. Het werd vroeger voorgeschreven voor allerlei kwalen en aandoeningen, maar was vooral als sedativum en anxiolyticum bekend
De Passiebloem bereikte Europa in het begin van de 17° eeuw. Het was vooral voor het symbolische uiterlijk van de bloem dat men deze klimplant in botanische tuinen kweekten. Intussen is ook hier de interesse voor zijn medicinale toepassing gegroeid. De in Noord-Amerika inheemse Passiflora incarnata L. is ondertussen als officieel geneeskrachtige plant in verscheidene Europese farmacopees opgenomen. Op grond van nieuwe onderzoeksresultaten wordt Passiflora incarnata gebruikt als rustgevend en angstverminderend middel (anxiolytica).
Passiflora in de 'Nieuwe Wereld' van de 16° tot de 18° eeuw.
Het gebruik van de passiebloem, respectievelijk de vruchten als genees- en voedingsmiddel gaat mogelijkerwijs terug tot voor onze tijdrekening. In grafheuvels in Noord-Amerika werden zaadkorrels van passiebloemen gevonden van enkele duizenden jaren oud. Dit laat vermoeden dat de vruchten reeds door de Noord-Amerikaanse oerbewoners als voedingsmiddel en mogelijk als geneeskrachtig kruid werden gebruikt. Schriftelijke gegevens vinden we voor het eerst in de koloniale tijd. Het in 1552 geschreven kruidenboek 'Libellus de medicinalibus indorum herbis' van de Azteekse genezer Martin de la Cruz uit Mexico, bevat een planten-afbeelding, die als een passiflora-soort wordt beschouwd.. Hij wordt voorgesteld onder zijn Nahuatl-naam en er was ook een recept bij 'tegen het onvermogen om te urineren'. Bovendien mengde men het kruid in een drank tegen beenbreuken en kneuzingen.
In het begin van het jaar 1570 bereisde de Spaanse arts Francisco Hernândez (1517-1587) de Nieuwe Wereld, met onder andere de bedoeling onbekende medicinale planten te verzamelen. Hij liet als getuigenis van zijn onderzoeksarbeid, een omvangrijk manuscript na, te samen met tekeningen van zowel geneeskrachtige planten als dieren uit Mexico. Van dit manuscript werd een samenvatting gemaakt met een aanvulling en commentaar. In 1649 verscheen dit werk onder de titel 'Rerum medicarum novae Hispaniae thesaurus '. In dit werk bevinden zich twee hoofdstukken over de Passiebloem. Hernandez berichtte dat de passiebloem helpt tegen slapeloosheid en pijnstillend werkt. Bovendien bevordert zij de eetlust, stimuleert de diurese en is een uitstekend middel tegen gif. Volgens het bijgevoegd commentaar werkt de passiebloem eveneens tegen melancholie.
Monardes en Montenegro over Passiflora
Een van de vroegste berichten in Europa over de Passiebloem is afkomstig van de Spaanse arts Nicolas Monardes (1493-1588). In 1574 verscheen zijn boek 'Primera y segunday ter eer a partes de la historia médicinal de las cosas que sirven en la medicina' over de medicinale toepassing van kruiden uit de Nieuwe Wereld. Hierin wordt aangehaald dat de vrucht 'granadilla' (kleine granaatappel) genaamd, in Peru als voedsel wordt gebruikt. 'Zij maken den buik week, zodat er een licht afvoerende werking plaatsvindt'. Uit deze periode stamt ook de benaming Passiebloem, Flor de la Pasión of in het Latijn Flos passionis.
De Jezuït Pedro Montenegro (1663-1728) schrijft in de 18° eeuw in zijn Herbarium Materia médica misionera een gedetailleerde monografie over de passiebloem en de medicinale toepassing ervan. De Spaanse missionaris maakte zich zeker ook de traditionele geneeskundige kennis van de Paraguayse bevolking eigen. Volgens hem verkwikt de Passiebloem onze hersenen en dient als geneesmiddel bij nier-en blaasstenen. Deze geneeskracht bezit niet alleen de bloem, maar ook de fijngemalen wortelschors of de bladeren. Montenegro beveelt de bloeiende passiebloem aan als 'quidquopro del lupulo' als gelijkwaardig vervangmiddel voor hop, en schreef toen reeds de Passiebloem, sedatieve en slaapbevorderende eigenschappen toe.
Passiflora in Europa
In Europa schijnt de interesse voor de passiebloem als medicijn eerder gering geweest te zijn. Wegens de religieus-symbolische waarde van de bloem werd de Passiebloem als sierplant gekweekt in botanische tuinen en trof men afbeeldingen aan in de speciaal daarvoor uitgegeven botanische werken maar verwijzingen naar de geneeskrachtige werking waren eerder zeldzaam. In zijn Materia medica Americana uit het jaar 1787, wordt door Johann David Schoepf, de vleeskleurige Passiebloem {Passiflora incarnata) vermeld met als aanwijzing dat Passiflora in Carolina wordt aangewend tegen epilepsie, toch werd deze informatie door de Europese medische en farmaceutische kringen niet ernstig genomen.
Medicinale toepassing in Noord-Amerika op het einde van de 19de eeuw
In Noord-Amerika was de interesse van de geneeskunde vooral geconcentreerd op Passiflora incarnata. Zo zou de soort in 1840 via een zekere arts, genaamd Phares, zijn intrede hebben gedaan en werd later overgenomen door een collega op het einde van de 19° eeuw in de 'Eclectische geneeskunde' . Passiflora incarnata werd tenslotte een veel gebruikt geneesmiddel. De volledige plant werd gebruikt; sommige artsen verkozen de tinctuur uit de bladeren, terwijl anderen de wortel prefereerden.
Men schreef de passiebloem antispasmodische en hypnotische eigenschappen toe. Toen reeds werd het kruid voorgeschreven bij nervositeit en bij slapeloosheid, vooral bij kinderen. Ook slaapstoornissen als gevolg van geestelijke vermoeidheid en psychische overbelasting waren indicaties om Passiflora voor te schrijven. Verder werd het als krampstillend middel, bij epilepsie en bij krampen van verschillende aard aanbevolen, en ter behandeling van neuralgische pijnen.