Galenus en andere kruidkundigen uit het verleden
Nog altijd baseert de kruidengeneeskunde zich gedeeltelijk op de geschriften van autoriteiten uit het verleden. En daar mogen hedendaagse herboristen en fytotherapeuten best voor uit komen. Oude geschriften kritisch bestuderen kan ons nog steeds nuttige informatie verschaffen voor hedendaags gebruik. Maar wie waren Galenus, Paracelsus, Magnus en Dodoens?
Galenus Ceaudius (130-200 n. Chr.)
Afkomstig uit Perganum (Klein-Azië). Hij bezocht de medische scholen te Smyrna, Korinthe en Alexandrie. In 164 ging hij naar Rome waar hij reeds snel bekendheid kreeg als geneesheer. Behalve dat hij lijfarts was van verschillende Romeinse staatshoofden, had hij een bloeiende praktijk en produceerde hij een overvloed aan geschriften. Er zijn 181 werken van hem bewaard gebleven. Het is zeker dat hij aanzienlijk meer dan wat er nu nog over is, heeft geproduceerd. Hoewel hij met weinig zelfkritiek en integerheid publiceerde, zijn Galenus' gedachten tot in de zestiende eeuw leidinggevend geweest in de officiële geneeskunde en in mindere mate voor de volksgeneeskunst. Het medisch denken van Galenus ging uit van de humoraalpathologie. De leer van de lichaamssappen: bloed, gele gal, zwarte gal en slijm. De overheersing van het bloed levert het sanguinisch type op dat zeer levendig van aard is en een rijk gevoelsleven kent. Door een overwicht aan gele gal krijgt men het cholerisch type, dat impulsief en opvliegend van aard is. Het flegmatisch type heeft veel slijm en is kalm en berustend. Bij het melancholische type overheerst de zwarte gal deze mensen zijn eerder droefgeestig van aard. Een gemoderniseerde vorm van humoraalpathologie wordt nog altijd in de hedendaagse natuurgeneeskunde beoefend. En ook in het hedendaags taalgebruik vinden we nog woorden en uitdrukkingen uit deze filosofie terug, zoals humeur, zwartgallig, melancholisch en slijmbal (vlijer). Ook planten horen bij een bepaald type. Kruiden met etherische olie en bitterstoffen horen meer bij de cholericus, looistoffen bij de melancholicus, slijmstoffen natuurlijk bij de flegmaticus en alcaloïden en bitterstoffen bij de sanguinicus.
Albertus Magnus (1193-1280)
Geboren te Lauingen in Zwaben. Hij was graaf van Bölstadt, dominicaan en bisschop van Regensburg. Albertus Magnus werd beschouwd als een beroemde wijsgeer en natuuronderzoeker. Zijn kennis was zo indrukwekkend dat sommigen hem als tovenaar verdacht maakten. Hij werd desalniettemin in 1562 zalig, en in 1933, heilig verklaard.
Veel volksverhalen zijn over Albertus Magnus in omloop vooral met betrekking tot toverplanten. Deze planten vindt men onder de titel 'Liber aggregationis' opgesomd in een boekje waarvan overigens onduidelijk is of het aan Albertus Magnus kan worden toegeschreven. Het boekje is in het Nederlands vertaald en heet 'Boek der secreten'. Albertus Magnus vertelt, dat wanneer men een maretak tesamen met een vlerk van een zwaluw in een boom hangt, alle vogels van wel 2 uur in den omtrek daar zullen komen vergaderen.
Evenals andere schrijvers uit die tijd was hij lichtgelovig en nam hij in zijn geschriften allerlei gangbare geneeskundige volksbegrippen over: uitwerpselen van mensen en dieren, wormen, slakken, hazenbloed, doodsbeenderen, zwaluwnesten e.d. Veel van deze vormen van 'therapie' vinden we nog terug in de huidige volksgeneeskunst.
Paracelsus, Philippus Aureolus (Teophrastus Bombastus von Hohenheim, 1493-1541)
Geboren in het Zwitserse Einsiedeln. Geneeskundige en alchechmist. Hij behaalde in 1515 te Ferrara zijn doctorstitel, gaf van 1526-1528 medische colleges te Bazel. Door zijn kritiek op de Galenische en de Arabische geneeskunde verwekte hij zoveel oppositie dat hij in 1529 Bazel moest verlaten en rondzwierf in Duitsland, tot in 1540 de aartsbisschop van Salzburg hem opnam. Paracelsus verwierp de viersappenleer en voerde de chemische trias in. Hiermee stelde hij dat de natuur uit drie elementen bestaat (kwik, zwavel en zout). Hij wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van de farmaceutische chemie. Paracelsus' meest gewaardeerde werk is Liber paramixum. De eerste volledige uitgave van zijn werken verscheen in Bazel in 1589-1591.
Dodoens, Rembert (1517-1586)
Werd geboren te Mechelen, arts te Mechelen en later te Leiden. Hij was lijfarts van keizer Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519) en na zijn verblijf in Wenen werd hij in 1582 tot hoogleraar in de geneeskunde benoemd aan de Leidse universiteit. Zijn belangrijkste werk is het beroemde Cruydtboeck (1554). Hierin beschreef hij meer dan duizend planten. Deze verdeelde hij in zes groepen. Er staan heel wat magische middelen in die toen tot de wetenschap behoorden, maar opvallend zijn toch de nu nog steeds in gebruik zijnde praktische toepassingen van planten. Het boek is lange tijd als farmacopae uitgegeven. Een Latijnse bewerking verscheen in 1583 (Herbarius) en een Franse vertaling in 1557. Doordat in de vijftiende eeuw de boekdrukkunst was uitgevonden kon zijn werk op vrij brede schaal zijn weg vinden naar het gewone volk.
© 2011 - 2024 Herborist, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Bronnen en referenties
- Dat boeck der Secreten Alberti Magni, een Prince onder alle den Philosophen. Tracterende vander secreten en(de) crachte(n) der Cruyden/ Ghesteenten/ en(de) sommighe Beesten ende Voghelen (...) [trsl. from the Latin]. Antwerp, Widow J. van Liesveldt, 1554, 8vo, 19th-c. half calf, gilt flat spine, [44]
- Volksgeneeskunst. Van Dijck.