De Griekse Tragedie
De Griekse tragedie, al eeuwenoud en vandaag de dag worden sommige tragedies nog steeds opgevoerd. Maar hoe is de tragedie eigenlijk ontstaan? Hoe zag een theater eruit, en waar bestond een tragedie uit?
De oorsprong van de tragedie
Griekse theaters staan nooit los op een plek, ze maken altijd deel uit van een tempelcomplex. Theater was in de eerste instantie dan ook bedoeld ter ere van de goden. De tragedie is waarschijnlijk ontstaan uit een Dithyrambe, een verhalend lied ter ere van dionysus. Rond 600 v.c. werden er ook zang en danswedstrijden gehouden, de winnaar kreeg als prijs een bokje (Tragos in het Grieks). Hier zou de naam tragedie van afgeleid kunnen zijn. Op een gegeven moment maakt een solozanger zich los van het koor, en hier kwamen nog 2 solozangers bij. Dit werden uiteindelijk de acteurs. Deze 3 acteurs namen alle rollen op zich, dus ook vrouwenrollen. Ze droegen hierom maskers, om te laten zien welk personage ze speelden.
Tijdens de Grote dionysia werden ook tragedies opgevoerd. Athene wilde laten zien dat ze een politiek en cultureel centrum was. Tijdens dit festival werd op de eerste dag een beeld van een god de stad in gedragen, tijdens een optocht. Op de tweede dag werden er offers gebracht aan de god Dionysus. Op de 3e, 4e, en 5e dag werden er per dag van 1 schrijver 3 tragedies opgevoerd. Aan het eind van het festival werd er een winnaar uitgeroepen en diens naam werd op een monument gegrift.
Het Griekse theater
Het Griekse theater bestond uit een toeschouwersruimte, een theatron, deze werd doorkruist door trappen en loopruimten. Deze had een goede akoestiek en was oplopend, zodat iedereen het goed kon zien. Het theatron was gericht op de orchestra, een ronde ruimte met een altaar in het midden. Het koor danste en zong op de orchestra. De zogenaamde skène bevond zich achter de orchestra, dit was een verkleedruimte, maar diende ook als decor. De proskene bevond zich voor de skène en hier vond de eigenlijke handeling plaats. De zijgebouwtjes van de skène heten paraskenia. De parodoi was een doorgang langs de zijgebouwtjes waardoor het koor opkwam.
Vorm en inhoud van een tragedie
De toeschouwers van een tragedie konden zich niet echt voorbereiden op een tragedie, zoals wij nu wel kunnen dor middel van programmaboekjes, recensies etc. Er werd van tevoren niet verteld waar de tragedie over zou gaan. Wel was het onderwerp van een tragedie altijd een bekende mythe of sage, die de toeschouwers allemaal kenden. De schrijver van de tragedie kon het verhaal wel zelf aanpassen en zelf kiezen welke scènes er bijvoorbeeld worden gespeeld.
Het begin van een tragedie was een proloog, hierin werd verteld om welk verhaal het gaat, en op welk moment van het verhaal we beginnen. Daarna komt het koor in processie op, en zingt het koor het eerste lied, de parodos. Daarna volgen er verschillende episoden, bedrijven, gescheiden door een lied van het koor, een stasimon. Daarna komt de exodos, het laatste bedrijf na de laatste stasimon.
De 3 eenheden
Aristoteles schreef een gezaghebbend geschrift over de dichtkunst (Poetica). Hierin stonden een soort richtlijnen voor tragedies.
- De eenheid van handeling, de scènes volgen elkaar in logische volgorde op, er zijn geen flashbacks.
- Eenheid van tijd, de tragedie speelt zich af in 1 dag, het liefst van zonsopgang tot zonsondergang.
- Eenheid van plaats, het verhaal speelt zich steeds af op dezelfde plek.
Hij beschrijft ook de dramatische ironie. Dit vindt plaats wanneer de toeschouwers en soms ook de medespelers meer weten dan de hoofdpersoon van het verhaal.
De 3 grote tragedieschrijvers
- Aechylus, hij was het meest religieus van de 3 schrijvers. Zijn tragedies schetsen een somber mensbeeld dat fouten maakt door hybris (overmoed). Hij maakt veel gebruik van et noodlot en de goddelijke gerechtigheid.
- Sophocles, hij gebruikt ingewikkeldere intriges, en veel heldhaftige, Koninklijke personages die een misstap (hamartia) begaan en zo machteloos zijn tegenover de goden.
- Euripides, bij hem staat de mens centraal en emoties. Hij kon zich goed inleven in vrouwen, en deze komen dan ook regelmatig in zijn tragedies voor. Hij beeldde mensen uit zoals ze zijn.
Personages
Personages die niet uitzonderlijk goed of uitzonderlijk slecht zijn komen het vaakst voor. Ze storten zich door falen in het ongeluk. Hierdoor kan de toeschouwer zich identificeren met de personages, hij beleeft iets met het personage mee, wat hem zelf ook zou kunnen overkomen. Hij verlaat het theater hierdoor met een gevoel van bevrijding (katharsis).