Scrimshaw: beensnijwerk aan boord van de walvisvaarder
De walvisjacht staat bekend om haar risico’s, gevaren en overwinningen. Toch zaten zeelieden het merendeel van de tijd te wachten totdat er een walvis gezien werd. Dagen, weken, maanden en zelfs jaren konden voorbij gaan zonder dat er iets te doen was. Om verveling tegen te gaan, bewerkten zeelieden walvisbotten en -tanden die ze scrimshaws noemden. Er werden producten gemaakt voor vrienden en familieleden, zoals juwelendoosjes, speelstukken, wandelstokken en bestek.
Wat is een scrimshaw?
Scrimshaws zijn hoofdzakelijk bewerkte walvisbotten of -tanden die meestal een nautisch motief hadden. Minder bekend zijn inkervingen in hout, metaal, stenen en schelpen. Veel werken weerspiegelden de jacht, het doden, en de risico’s en gevaren die waren verbonden met de walvisjacht. Ook zeemonsters waren een geliefd motief.
Waar de naam scrimshaw vandaan komt, is onduidelijk. Misschien is er ooit een zeeman met de naam Scrimshaw geweest en werd deze bijzondere kunst naar hem vernoemd. Of misschien is de term ontleend aan de luie lijntrekkers ‘scrimshankers’ op de jachtsloepen, die niets deden totdat er een walvis werd gesignaleerd.
De techniek van het kerven
Scrimshaws lijken eenvoudig te maken, maar aan boord van de walvisvaarder (een vangboot omringd door kleine jachtsloepen) was geen elektrisch gereedschap. Zeelieden die kunst uit walvistanden- of botten maakten hadden veel geduld en doorzettingsvermogen nodig.
Eerst werd de tand of het bot schoongemaakt en vervolgens tot in de perfectie gepolijst. Daarna werd er gegraveerd met behulp van een knipmes, een zeilnaald of een zorgvuldig bijgevijlde spijker in een handvat. Meestal werden de etsen uit de vrije hand getekend. Het gebeurde ook wel dat afbeeldingen uit tijdschriften op de tand of het bot werden geplakt en door het papier werd gesneden. Tot slot werden de inkervingen gevuld met lampzwart en andere aanwezige kleurstoffen, zoals houtskool van de kolen die als brandstof diende voor de walvisvaarder.
Gedetailleerd doosje /
Bron: Daderot, Wikimedia Commons (Publiek domein)Prachtige gedecoreerde gebruiksvoorwerpen van kaken, ribben en botten
Bewerkte potvistanden zijn de bekendste vorm van scrimshaws, maar zeelui bewerkten veel meer onderdelen van de walvis. De vaardigste handwerklieden maakten van walviskaken rijk gedecoreerde snuifdozen voor mannen en naai- en juwelenkistjes voor vrouwen. Soms werden taartringen uit de kaken gemaakt om zo pasteien en taarten af te werken met een sierlijke geribbelde rand.
De ribben en baleinen van de walvis werden omgevormd tot baleinen van dameskorsetten. Vaak kreeg de bemanning, voordat ze vertrokken uit de haven, een inscriptie mee van de toekomstige draagster van het korset.
Van de botten werd vrijwel alles gemaakt; van huishoudelijke artikelen tot lichaamsversiering en speelstukken. Veelgemaakte producten waren broches, haarspelden, (manchet)knopen, breinaalden, vingerhoeden, haspels (waar garen om konden worden gewonden), wandelstokken, zwaardscheden, handvatten voor rijzwepen, schaakstukken, bestek, servetringen en tandenborstels.
De populariteit van beensnijwerken op land
Handwerklieden aan wal raakten bekend met de scrimshaws die aan boord van de walvisvaarder werden gemaakt. Als reactie werden achterkamertjes in winkeltjes ingericht als werkplek, zodat de eigenaar zelf scrimshaws kon maken. De bewerkte tanden, beenderen en kunstwerken uit meerdere botten (zoals wandkunst en bankjes) werden daarna in het winkeltje verkocht.
Niet alle scrimshaws zijn dus gemaakt door zeelieden op walvisvaarders!
De datering van scrimshaws
Start van de walvisvangst
Het is erg lastig te bepalen wanneer de verschillende beensnijwerken zijn gemaakt en wie de maker was. Soms kan zelfs alleen een specialist constateren of het om een tand of een bot gaat, vanwege de verwering en verkleuring gedurende de jaren. Toch kan een brede datering worden gegeven aan de hand van de geschiedenis van de walvisvaart.
De walvisvaart startte omstreeks 1550 toen Basken op walvissen langs de kust gingen jagen. De grootschalige walvisjacht kwam pas op gang rond 1600 toen de Nederlandse zeevaarder Willem Barentsz de eilandengroep Spitsbergen ontdekte. De kustwateren vol walvissen lokten Nederlanders naar Spitsbergen die de nederzetting Smeerenburg oprichtten. Niet veel later kwamen ook Engelse, Baskische, Portugese, Noorse, Deense en Duitse walvisvaarders naar de eilandengroep. De jachtgronden werden verdeeld over de nationaliteiten. In het begin joeg men op grote traagzwemmende baleinwalvissen, bij voorkeur op de noordkaper (
Eubalaena glacialis) en de Groenlandse walvis (
Balaena mysticetus). Deze ongeveer zeventien meter lange walvissen hebben baleinen in plaats van tanden.
De ouderdom van bewerkte tanden
In 1712 belandde een sloep van kapitein Christopher Hussey op open zee waar een potvis (
Physeter macrocephalus) werd gespot. De walvis werd gedood en teruggebracht naar de haven van Nantucket in de Verenigde Staten, waar ook het verhaal over Moby Dick vandaan komt. De toevallige ontdekking kwam goed uit, aangezien de twee populairste walvissen op punt van uitsterven stonden. De potvis, een ruim achttien meter lange walvis, heeft tanden in plaats van baleinen. Sindsdien viel de potvis, de grootste walvis met tanden, samen met een aantal baleinwalvissen ten prooi aan de walvisvaarders. Zeker na de uitvinding van het harpoenkanon in 1864 en de bouw van steeds snellere schepen kon de potvis makkelijker worden bijhouden en worden gevangen.
Bewerkte walvistanden zijn dus pas na het jaartal 1712 gemaakt. Overige kunstwerken uit botten, zoals ribben en kaken kunnen van elk type walvis zijn. Het gros van het beensnijwerk ligt tegenwoordig in musea en is volgens experts gemaakt tussen 1830 en 1869.
Nederlandse walvisvaarders voor de kust van Smeerenburg /
Bron: Bonaventura Peeters, Wikimedia Commons (Publiek domein) Het einde van scrimshaws
Omstreeks 1900 kregen zeelieden steeds minder tijd om scrimshaws te maken, wegens technologische toevoegingen op de schepen. Rond die tijd waren schepen volledig uitgerust met ovens (om ter plekke het gewilde product olie uit het walvisspek te extraheren) en andere hulpmiddelen. Als de walvisvaarder terugkwam in de haven was de walvis volledig ontleed, klaar om te worden doorverkocht. De meeste scrimshaws zullen dus niet na 1900 zijn gemaakt.
De walvisvaart is nooit geëindigd, maar de meeste landen stopten met jagen naar aanleiding van het verbod van de Internationale Walvisvaart Commissie (IWC) in 1986. Sindsdien is walvisjacht alleen toegestaan voor wetenschappelijke doeleinden en voor traditionele volkeren, zoals de Inuit, voor wie het een cruciale bestaanswijze is. Japan, Noorwegen en IJsland negeren het dringende verzoek van de IWC en jagen anno 2017 nog gewoon op walvissen.
Lees verder