De slangengodin
In 1903 ontdekte Sir Arthur Evans bij zijn opgravingen bij het paleis van Minos te Knosos op Kreta fragmenten van beeldjes die vrouwelijke figuren voorstelden die slangen vasthielden. Twee van deze beeldjes werden door Evans als Moedergodin en Priesteres bestempeld. Deze afbeeldingen werden iconen van de Minoïsche beschaving vanaf het moment dat erover gepubliceerd werd en sindsdien hebben onderzoekers, archeologen, geschiedkundigen en vrouwelijke wetenschappers geprobeerd om hun rol en betekeni
Eerste aanbidding
Aangezien geschreven getuigenissen zeldzaam zijn waren wetenschappers verplicht zich toe te spitsen op oud Minoïsche overblijfselen om de aard van de
Minoïsche godsdienst te kunnen bepalen en begrijpen. Waarschijnlijk werd de godin in
Kreta verafgood vanaf ongeveer 3000 tot 1000 v.C. De eerste vormen werden binnenskamers aanbeden in huizen en in paleizen. Schrijnen met goddelijke figuren uit een later stadium die werden teruggevonden in steden en op bepaalde plaatsen binnen paleizen schijnen erop te wijzen dat de invloed van de godin zich naar het openbaar leven begon te verplaatsen.
Een of meer godinnen
Het is nog steeds niet duidelijk of de beelden van de Minoïsche godinnen één enkele godin weergeven of verscheidene godinnen met verschillende functies. Soms is het evenmin duidelijk of sommige figuren priestersessen of aanbidders voorstellen wat de zaak er niet gemakkelijker op maakt.
Verschillende figuurtjes in klei die godinnen voorstellen en kleien gereedschap dat bij de rituelen werd gebruikt werden in schrijnen buiten het paleis van Knossos teruggevonden en doen veronderstellen dat de beeldjes van Minoïsche godinnen werden vereenzelvigd met slangen en vogels hoewel het onderscheid niet duidelijk is en andere associaties niet vallen uit te sluiten. Blote borsten en de mooi vorm van de kleien goddelijke figuren duiden op een verband met de vruchtbaarheid; de associatie met slangen verwijst naar de onderwereld.
Diverse materialen
De Slangengodin-beeldjes die
Evans opgroef waren uit aardewerk vervaardigd. Andere beeldjes op andere plaatsen ontdekt, waren van klei en hadden eenvoudiger vormen; men noemde ze ‘de Godin met de opgeheven armen’ genoemd.
Later doken op antiekmarkten ook ivoren, stenen en terracottabeeldjes van de Slangengodin op, waarvan de authenticiteit door sommigen in twijfel werd getrokken. Toch kochten enkele musea ze aan. Bijzonder interessant waren de ivoren stukken met goud versierd. Deze techniek wordt chryselephantine genoemd, wat afkomstig is van de Griekse woorden voor ivoor en goud. Toch worden deze stukken als unieke en uitgelezen voorbeelden van de Minoïsche beeldhouwkunst beschouwd en hun kleuren van ivoor en goud werden verwerkt in de legger voor de Slangengodin in de Dinner Party.
De tafellegger is versierd met ivoor- en goudkleurige kleuren met bruine en gele accenten. Het motief van de slang is zichtbaar onderaan en vervlochten in de hoofdletter S van de naam van de godin. De Kretenzische vorm vind je terug in de onderste strook dat de vorm van het kleed van een godin voorstelt. In het weef- en borduurwerk dat de legger afboordt vind je gelijkaardige patronen als in de Minoïsche versieringen.
In het bord vind je opnieuw de versierde vulva zoals in de hele Dinner Party, deze keer steunend op het kleurenschema dat je terugvindt in de beeldjes uit de Kretenzische cultuur. Je vindt er echo’s van ivoor en goud in terug. Het bord bevat vier lichtgele armen die voortkomen vanuit de centrale vorm “wier eiervorm de scheppende kracht van de godin weergeeft”.