Kreta en het paleis van Knossos
Op het eiland Kreta ontstond de eerste grote beschaving van het Egeische Zeegebied. De bloeitijd van deze beschaving lag omstreeks 1.500 voor Christus. Het hoogtepunt ervan wordt gevormd door het spectaculaire paleiscomplex in Knossos. Dit paleiscomplex werd begin 20ste eeuw opgegraven en voor een deel gereconstueerd door een vooraanstaande Britse archeoloog.
Centrum van de beschaving
De oude stad Knossos (gelegen op 4 km afstand van de noordkust van Kreta) was het centrum van een van de grootste beschavingen uit de prehistorie van het Egeïsche-Zeegebied. Volgens de legende stond daar het paleis van Koning Minos en zijn dochter Ariadne. Toen de Britse archeoloog Sir Arthur Evans een omschrijving voor zijn ontdekkingen zocht, bedacht hij de term "minoïsch". Sedertdien is die term altijd gebruikt voor de beschaving van Knossos.
Sir Arthur Evans
De passie
Sir Arthur Evans werd in 1851 als zoon van rijke ouders geboren. Hij studeerde in het Engelse Oxford en keerde er op 31 jarige leeftijd terug als hoofdconservator van het Ashmolean Museum. Sir Arthur had een passie voor archeologie en toen hij in 1894 op Kreta verbleef, bezocht hij de Kephala-heuvel bij Knossos. Deze Kephala-heuvel was toen nog vrijwel geheel intact op een paar proefgroeven na. Die groeven waren door de Kretenzische archeoloog Minos Kalokairinos gegraven. Sir Arthur kocht het terrein in 1899 op.
De opgraving van Knossos
In 1900 begon Sir Arthur met graven. Aan het eind van het jaar had hij de hele westvleugel van het paleis van koning Minos blootgelegd en stond klaar om aan de oostvleugel te beginnen. Binnen twee jaar waren de Troonzaal, het binnenplein, het trapportaal en de woonvertrekken blootgelegd. De werkzaamheden duurden voort tot 1932.
50 jaar bezig met minoïsche beschaving
In 1941 stierf Sir Arthur Evans na zich 50 jaar lang met de minoïsche beschaving te hebben beziggehouden. Zijn ontdekkingen wekten veel belangstelling, aangezien (zoals Sir Arthur zelf schreef:) " (...) de spade nu de onomstotelijke en achterliggende waarheid heeft blootgelegd van de oude overleveringen die Knossos tot het oudste beschavingscentrum van Griekenland en daarmee van heel Europa maakten".
Knossos en de paleizen
De schoonheid van het oude Knossos
De opgraving begin 20ste eeuw bracht de schoonheid van het oude Knossos weer aan het licht. In tegenstelling tot de oude Grieken hechtten de Minoërs niet aan symmetrie. De vleugels, zalen en galerijen van hun paleizen zien er vaak uit alsof ze naar behoefte zijn toegevoegd, ongeacht vorm of samenhang. Elk vertrek is echter mooi op zich en vele zijn gedecoreerd met kunstzinnige fresco's, soms van elegante figuren die een intrigerende indruk geven van het minoïsche hofleven. Maar ook van slanke jongemannen gekleed in lendedoeken, die sporten beoefenen als boksen en 'stierspringen'. Levendige dames met fraaie krullen doen hier ook aan mee. Deze fresco's vertonen eveneens de invloed van andere vaardigheden waar de Minoërs in uitblonken, zoals snijwerk, metaalbewerking, edelsmeedwerk en pottenbakken.
Gebouwen in het paleiscomplex in Knossos
Het paleis is een enorm complex van privé-vertrekken en openbare ruimten, opslagkamers en badkamers, gangen en trappen, die ongeordend rond een rechthoekig binnenplein gegroepeerd waren. Door die rommelige constructie is het begrijpelijk waar de legende van de Minotaurus in het doolhof vandaan kwam. Het paleis heeft verschillende ingangen. De indeling suggereert dat de ruimten voor religieuze handelingen in de westvleugel lagen en de woonvertrekken in de oostvleugel, tegen de flank van een heuvel aan en boven het binnenplein. Aan de ene kant van de oostvleugel liggen de kamers en gangen van het koninklijk gezin en aan de andere kant de werkplaatsen van de timmerlieden, pottenbakkers, metselaars en edelsmeden, die het paleis voorzagen van comfort en luxe.
De indeling
- Twee ingangen met bij iedere ingang een huis;
- Talloze opslagruimten;
- Theater;
- Douanegebouw;
- Werkplaatsen;
- Vertrekken van de Koning;
- Grote trap;
- Troonzaal;
- Centraal binnenplein;
- Vertrekken van de Koningin.
De Koningszaal
De koninklijke vertrekken zijn te bereiken via de 'Grote Trap' (een meesterstuk van verfijning en artisticiteit). De zwart-rode, naar boven uitlopende zuilen omsluiten een lichtkoker die niet alleen de benedenappartementen verlicht, maar ook zorgt voor de aanvoer van frisse lucht. Wanneer er warme lucht in het trappenhuis opsteeg, kon men de deuren van de Koningszaal naar wens openen of sluiten om de toevoer van koelere lucht (zwanger van de geur van wilde tijm en citroen) - vanaf de zuilengalerij buiten - te regelen. 's Winters sloot men de deuren en zorgden draagbare stoven voor warmte.
De zaal van de Koningin
De zaal van de Koningin was waarschijnlijk het toppunt van minoïsche luxe met een bad, stromend water, waterleiding en een toilet met houten zitting dat doorgespoeld kon worden. Fresco's in levendige kleuren en spiralen sieren de muren, evenals dartele dolfijnen (het minoïsche symbool van vreugde).
De staatsweg
De 'Koninklijke Weg', die het paleis van Koning Minos verbond met het 'Kleine Paleis' (een minoïsche villa op korte afstand van het hoofdpaleis) is bijna zeker de oudste weg van Europa. Hij is aangelegd tussen 3.000 en 1.100 voor Christus.
Noordzijde van het paleis
Aan de noordzijde kwam men het paleis binnen via een soort hellingbaan, geflankeerd door bastions met bovenop een veranda met zuilen. Het gerestaureerde westelijke bastion is versierd met een replica van een reliëffresco dat een dolle stier tussen olijfbomen voorstelt. Het is een thema dat ontleend is aan de minoïsche stiercultus. Het verklaart ook de stierhoornsymbolen die vele buitenmuren van Knossos sieren.
De westvleugel
De westvleugel vormde het ceremoniële en administratieve hart. Drie stenen putten bij de westelijke ingang speelden een rol in religieuze ceremonies, waarbij men bloed en beenderen van offerdieren, alsmede honing, wijn, olie en melk teruggaf aan de aarde die alles voortbracht. Het opvallendste vertrek in de westvleugel was de Troonzaal, waar nog steeds de gipsen troon met hoge rugleuning staat, bewaakt door geschilderde griffioenen. Er konden bij een audiëntie ongeveer 16 mensen in. Voor de deur staat een groot porfieren bekken (daar geplaatst door Evans, die dacht dat de Minoërs zich eerst reinigden voor ze de belangrijkste kamer van het paleis betraden).
Opmerking
Deze daad is slechts één van de ongewone pogingen tot reconstructie van deze Britse archeoloog Sir Arthur Evans, die het paleis van Knossos in zijn oude glorie van omstreeks 1.500 voor Christus wilde herstellen.
Geschiedenis
De Minoërs lijken omstreeks 7.000 voor Christus op Kreta te zijn gearriveerd, mogelijk vanuit Klein-Azië (het hedendaagse Turkije). De luxe van de minoïsche paleizen wijst erop dat deze mensen rijk waren en waarschijnlijk machtig en (gelet op de militaire versterkingen) vredelievend. Behalve het paleis van Knossos stond er nog een paleis in Phaistos in het zuiden en eveneens een in Málïa aan de noordkust. De hoeveelheid en de afmetingen van de voorraadkamers van het paleis, alsmede het netwerk van wegen tonen het belang aan van de handel in het minoïsche leven. De schilderingen in Knossos, met name die van een atleet die een salto over de rug van een stier maakt tijdens een geheimzinnige ceremonie, toont de gevaarlijke sporten en de rituelen waar de inwoners van de stad beroemd om zijn geworden.
De Minoërs bouwden een reeks schitterende paleizen tegen het eind van het 3de millennium voor Christus, die allemaal door een aardbeving zijn verwoest en ter plaatse herbouwd. In het volgende millennium groeide Knossos snel en bereidde de minoïsche invloedssfeer zich uit. Omstreeks 1.500 voor Christus bereikte deze cultuur haar hoogtepunt. De resten van het paleis in Knossos laten zien tot welke artistieke, architectonische en technische prestaties dit volk in staat was. Ongeveer een eeuw later kwam aan deze bloei abrupt een eind door een enorme vulkaanuitbarsting op het naburige eiland Santorini.
Stiercultus
Bij het stierspringen is een jonge man te zien die een salto maakt over de rug van een stier, terwijl een meisje klaarstaat om hem op te vangen. Een ander meisje grijpt de stier bij de hoorns ter voorbereiding van een sprong. Gelijksoortige voorstellingen vind je op muurschilderingen en talloze minoïsche zegelstenen en bronzen en ivoren voorwerpen. Men weet het niet zeker, maar men vermoedt dat stierspringen bij een godsdienstig ritueel behoorde dat eindigde met de dood van de stier. Er is geen bewijs dat men de stier aanbad. Waarschijnlijk was de stier een symbool van viriliteit en kracht. Dit alles ligt misschien ten grondslag aan de mythe van de Minotaurus, volgens welke koning Minos dit wezen (half mens, half stier) in een doolhof gevangen hield. Van de Atheners (die destijds aan koning Minos schatplichtig waren) eiste hij ieder jaar zeven jongens en zeven meisjes op om aan het monster te offeren. Theseus (prins van Athene) reisde met het schip met slachtoffers mee en doodde de Minotaurus met de hulp van Ariadne, dochter van koning Minos. Zij gaf hem een kluwen garen om zijn weg terug te vinden uit het labyrint.
Einde van de Minoïsche cultuur
Op het hoogtepunt van de uitbarsting van de vulkaar op het eiland Santorini is die vulkaan waarschijnlijk ingestort, waarbij miljoenen kubieke meters water in de onderaardse vuurzee stortten, om direct daarop weer als dampwolken te worden uitgestoten. De daardoor teweeggebrachte vloedgolf (waarin zich kokende lava bevond) rolde in de richting van Kreta en overstroomde en verwoestte een deel van het eiland. Ondanks renovaties betekende dit uiteindelijk toch de definitieve nekslag voor de minoïsche cultuur.