Een treurlied voor de naamval
'In naam des Vaders, des Zoons en des Heiliges Geestes'. Wie van ons hoort tegenwoordig nog het begin van een gebed op deze archaïsch klinkende manier? Dit mooie voorbeeld van de bezitsgenitief in het Nederlands is één van de weinige restanten van het gebruik van naamvallen in onze taal. Maar ook dit voorbeeld behoort bijna volledig tot het verleden.
Universeel
Het Nederlands is niet de enige taal waar het gebruik van naamvallen zo goed als verdwenen is. Binnen de Germaanse taalfamilie houdt het algemene Hoogduits in het onderwijs nog vast aan de vier elementaire casi, maar ook onze taalburen lijken er geleidelijk van af te stappen. Wie klassieke talen gestudeerd heeft, herinnert zich misschien dat zowel Grieks als Latijn gretig gebruik maakten van deze taalconstructies. Wie zich door omstandigheden enkel tot het Grieks moest beperken, kon zich alvast gelukkig prijzen dat daarin iets minder naamvallen van kracht waren dan in het Latijn. Kan de stelling dan ook volgehouden worden dat het vooral de oudere talen zijn die zich van dit systeem bedienen? Het moderne Grieks lijkt in ieder geval ook zijn wortels te verlaten. Het is trouwens nog niet zo heel lang geleden dat de Grieken naar de stembus trokken om te beslissen of ze het oudere Grieks als voertaal zouden behouden (de katharévousa, zuivere taal) of het volks-Grieks. Ze kozen voor de laatste optie en in die volkstaal behoort de datief ook tot het verleden, behoudens enkele vaste uitdrukkingen.
Efficient?
Linguïsten wijten het opgeven van die naamvallen aan de zoektocht van een taal naar efficientie, of gebruiksgemak. Maar sommigen van die taalgeleerden beweren, niet altijd onterecht, dat die zoektocht gewoon luiheid is en de taal er juist minder efficient op wordt (en een aanzienlijke verarming tot gevolg heeft). Er zijn wel degelijk argumenten voor die visie. Het gebruik van naamvallen vereist in zekere mate een bewustere omgang met de taal en vraagt misschien wat meer inspanning om het te leren, maar anderzijds blijkt het voor mensen die opgegroeid zijn met talen waarin vijf, zes of tien naamvallen gebruikt worden uiteindelijk ook een puur automatisme te worden. Wat in het Nederlands wel duidelijk is, is dat we door het ontbreken van naamvallen vaak verplicht zijn veel woorden (en dan specifiek voorzetsels) te herhalen. Wie vaak en veel schrijft, zal er zich wel degelijk van bewust zijn en na nazicht van een tekst regelmatig zinnen herformuleren of splitsen om die woordherhalingen te vermijden. Voor je er erg in hebt krijg je zinnen als: "De tekst van haar eerste artikel van het jaar had haar tot het midden van de nacht bezig gehouden." Er is grammaticaal niets mis met deze zin, maar ze is vrij omslachtig. Hier hebben we gelukkig nog de mogelijkheid om een toegestane genitief te gebruiken en 'het midden van de nacht' om te zetten naar 'middernacht'. Tijdsbepalingen zijn de weinige gevallen van het Nederlands waar de genitief nog consequent gebruikt wordt, hoewel ze soms gewoon tot versteende uitdrukkingen gerekend worden: 's morgens, 's avonds, 's middags...
Het initiaalaccent
Specifiek voor het Nederlands (en ook Engels) is dit de eigenschap dat we de klemtoon op het begin van een woord leggen. Meestal gaat dat toch op voor "taal-eigen" woorden; wanneer we leenwoorden gebruiken, leggen we die klemtoon dikwijls op het einde. In deze alinea staan daar al enkele voorbeelden van. Door het initiaalaccent verflauwt de uitspraak van de laatste lettergreep of het achtervoegsel. Het verklaart niet alleen waarom we zoveel doffe e-klanken hebben, maar bemoeilijkt ook het gebruik van de stamverbuiging die nodig is om naamvallen te onderscheiden. Ondanks de weinige schriftelijke bronnen in onze taal van voor de Renaissance, kan deze evolutie toch summier gevolgd worden.
Wie kent deze glosse nog?
"Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu, uuat unbidan uue nu". Je merkt dat het uitspreken van de laatste syllaben voor ons vandaag echt wel meer moeite kost. In de marge stippen we nog aan dat het Latijnse alfabet geen v of w kent. In het Engels wordt dat mooi verduidelijkt door 'w'
double u te noemen.
Man of vrouw?
Eén van de grootste moeilijkheden in het Nederlands is te weten komen of een woord mannelijk of vrouwelijk is. De Romaanse talen maken dit overduidelijk door het lidwoord (hoewel het Frans dan weer geen onzijdig kent). In de Germaanse talen is het Duits daar weer het behoudendst in, met de drie vormen 'Der, Die, Das'. Wij kennen nog wel een onzijdig lidwoord, maar geen verschil voor de mannelijke of vrouwelijke woorden. Het Engels heeft ook het onderscheid met het onzijdige laten vallen. Uiteraard spreken veel woorden voor zich en leiden we het geslacht af van het object dat of de persoon die we benoemen, maar dikwijls is dat geen aanwijzing. Meestal voelen we het geslacht van een woord intuïtief aan (of is dit een vorm van collectief bewustzijn?). Voor Nederlanders en Vlamingen is het duidelijk dat de zon mannelijk is en de maan vrouwelijk en toch is het lidwoord voor beide 'de'. Onnodig te zeggen dat intuïtie niet altijd zekerheid biedt. Duitsers draaien de sekse van deze twee hemellichamen om: die Sonne, der Mond. En in de volksmond wordt ook bij ons nog verwezen naar "Janneke-maan". Is dat dan een jongen of een meisje?
Richt je je tot mannen of vrouwen wanneer je vraagt "Van wie is dit boek?"
Het kan nog net, maar klinkt weer oubollig als je verduidelijkt "Wiens boek / wier boek is dit?"
Wat voorbij is, is voorbij
Dit is geen pleidooi voor de herinvoer van de naamvallen in het Nederlands. Hoogstens een gekoesterde herinnering of nostalgische bui. In een steeds sneller draaiende wereld (wat ironisch is want de rotatiesnelheid van de aarde neemt af) is er gewoonweg minder tijd om veel aandacht te schenken aan taalrijkdom. Dat onze taal aan rijkdom inboet is natuurlijk relatief, want het Nederlands leent en assimileert uiteraard veel nieuwe woorden uit andere talen of schept er zelf. Daar dragen verschillende factoren aan bij, niet in het minst de technologie die we dagdagelijks gebruiken of leren gebruiken.Technologie die verouderd is of niet meer gebruikt wordt komt logischerwijze ook in het taalgebruik minder voor. Dat is nu eenmaal zo en hoeft ook helemaal niet negatief te zijn.
Naast de genitief van tijd, vinden we de naamval nog terug in een aantal vaste uitdrukkingen, waarvan enkele:
- Accusatief / Datief: Ten aanval, ten eerste, (alle moeite) ten spijt, ten zeerste, tenslotte, ter dood, ter dege...
- Genitief: in naam der wet, des duivels, desgevallend, desnoods, twee maal daags...
- Gecombineerd: 's anderendaags, desalniettemin...
In veel familienamen vinden we de geslachtelijke lidwoorden ook nog terug.
Van Den Driessche, Vandersmisse, Vandenabbeele, Vercruysse...
Voor wat het waard is geef ik nog een voorbeeld van de spreektaal mee waar nog duidelijk een gebruik van de accusatief in besloten ligt en van het geslachtelijk lidwoord (hierbij kan ik me enkel op mijn eigen culturele achtergrond baseren):
- Ik heb diene gast zijnen hond overreden. Ik heb die vrouw hare zoon dikwijls geholpen. Ik heb dat gedaan.
- Leopold I was den eerste en Albert I was den derde die België regeerde. Zijn vrouw was de derde koningin.
- Naar den duivel met dat addergebroed...
- Den eerste van de klas / d' eerste van de klas