Is ons taalvermogen aangeboren of aangeleerd?
Taalfanaten, -puristen en -liefhebbers verschillen van mening; Is taal aangeboren of aangeleerd? Kan een kind taal verwerven zonder taalaanbod? Of wordt taal enkel door imitatie verworven? Als dat het geval is; hoe verloopt de taalontwikkeling dan van kinderen met taalarme ouders en hoe kunnen kinderen dan bijvoorbeeld variëren in grammaticale structuren?
Aangeboren?
Wat is dan het aangeboren taalvermogen?
Het aangeboren taalvermogen is de basis voor het leren van regels van de eigen moedertaal. Het verwerven van taal gaat dan ook ‘vanzelf’. Niemand hoeft een kind instructies te geven, wat betreft taal. Niet iedereen is het eens met de stelling dat taal aangeboren is. ‘Taal is aangeleerd.’, zegt de behaviorist Skinner. Kinderen verwerven taal door hun omgeving na te doen. Zij leren de taal die in hun omgeving te zien en te horen is (Aarssen, 2002).
'Nim-Chimpsky'
Skinner lijkt gelijk te hebben. In ‘De ontmaskering van Nim-Chimpsky’ (Koenen, 2003) wordt beschreven hoe Laura-Ann Petitto onderzoek heeft gedaan naar het verwerven van taal bij de chimpansee Nim. Omdat apenstrottenhoofden niet geschikt zijn voor gesproken taal, werd er besloten dat de aap Nim gebarentaal zou leren. Vier jaar lang werd hij in de gebarentaal onderwezen. Na deze vier jaar was hij zover dat hij 166 gebaren begreep en ongeveer honderd kon gebruiken. Verder kon hij er zo’n zes achter elkaar gebruiken. Dit leek een bewijs dat taal aangeleerd is. Het tegendeel bleek, want tussen kleine kinderen en de aap Nim waren er vele verschillen. Zo gebaarde Nim alleen spontaan, als hij iets wilde. Het leren van nieuwe woorden ging niet snel en verder was Nim niet in staat gebaren effectief te combineren.
Wetenschapper en taalkundige Chomsky stelde dat de mens al bij de geboorte in het bezit is van een taalverwervingsvermogen. Dit vermogen bevat universele regels die de structuur van iedere taal kunnen sturen. Het verklaart ook, waarom een kind op een snelle wijze taal verwerft, in tegenstelling tot een aap Nim (Schaerlaekens, 2008).
Verschil tussen dove en horende baby's
Laura-Ann Petitto deed nog meer onderzoek. Ze ontdekte dat de taalontwikkeling van dove en horende kinderen volledig hetzelfde was. Hieruit concludeerde ze dat taal zich niet ontwikkelt op basis van geluid of mond- en gezichtsspieren. Brabbeltaal, wat gezien wordt als het begin van taalverwerving, werd ook teruggevonden bij dove baby’s, maar dan in gebarentaal. Er was nog meer. Laura-Ann registreerde de handbewegingspatronen van drie verschillende soorten baby’s. Ze testte dove baby’s, horende baby’s en horende baby’s die in gebarentaal werden ‘toegesproken’. Deze test leverde twee frequentiepatronen op. Het ene patroon kwam bij alle baby’s voor en het afwijkende patroon kwam bij de horende en dove baby’s voor die gebarentaal aan het leren waren. Dit afwijkende patroon is uit te leggen als brabbeltaal in gebarentaal. De frequentie in het afwijkende patroon kwam overeen met het brabbelen van horende kinderen. Dit betekent dat baby’s geboren worden met een frequentiegevoeligheid, die helpt om grenzen van een woord te vinden.
Bij Laura-Ann kwamen nog meer vragen naar boven en zij ging onderzoek doen naar taalhersenweefsel. Er was al bekend dat er in de linkerhersenhelft naast het gehoorcentrum een gebiedje ligt, dat het ‘planum temporale’ heet. In dit gebied vindt de eerste verwerking van spraakgeluid plaats. Het gebied licht op, wanneer horende baby’s brabbeltaal horen, maar dat is nog niet alles. Ook bij dove baby’s reageert het gebied op brabbeltaal in gebaren. Dit betekent dat het bij taal niet draait om geluid, maar om het vermogen taal te kunnen verwerken en te begrijpen. Apen bezitten dit niet en zouden nooit verder komen, dan Nim is gekomen, terwijl kinderen al voordat ze naar school gaan een grote woordenschat hebben opgebouwd en ook proberen te vervoegen.
Aangeleerd?
Wolfskinderen
Ook Marijke van der Wal (2000) schrijft over de verwerving van taal in het artikel ‘Wolfskinderen’. Wolfskinderen is de term voor kinderen die opgegroeid zijn in het wild. De naam is ontleend aan het verhaal over Romulus en Remus die door een wolvin werden gezoogd en opgroeiden in het wild. Niet alleen Romulus en Remus groeiden op in het wild, talloze kinderen gingen hen na. Al deze kinderen spraken niet, weinig of onverstaanbaar toen zij gevonden werden. Hieruit wordt geconcludeerd dat mensen niet in staat zijn taal te ontwikkelen en dat het dus aangeleerd is. Echter, wanneer een groepje kinderen bij elkaar zou opgroeien, zonder enig contact met de buitenwereld, zouden zij hun eigen taal ontwikkelen (Van der Wal, 2000).
Kritische periode
Wel is er een kritische periode, waarin taal op basis van het aangeboren vermogen zich ontwikkelt. Sommige taalkundigen menen dat deze kritische periode tot de puberteit duurt. Na deze kritische periode is het lastig om de moedertaal perfect aan te leren.
Imitatie
Tot slot denkt men dat bij leren het vooral gaat om imitatie. Ook bij het leren van taal gaat het om het imiteren, zoals eerder genoemd. De taal, die door de kinderen wordt verworven, is een reactie op de taalprikkel van de omgeving (Appel, Baker, Hengeveld, Kuiken & Muysken, 2002). Bij kinderen die bijvoorbeeld laagopgeleide of allochtone ouders hebben, verloopt de taalverwerving niet vlekkeloos, omdat zij hun ouders imiteren die de taal misschien niet goed beheersen. Volgens kinderpsychologen spreken de meeste ouders en ook andere volwassenen op een correctie manier tegen kinderen, zelfs op onderwijzende manier, maar het tegendeel blijkt (Schaerlaekens, 2008). Veel woorden die kinderen gebruiken, hebben zij waarschijnlijk niet van hun omgeving gehoord. Vaak gebruiken ze geen constructies die ze van hun omgeving gehoord hebben. Kinderen maken fouten. Dit betekent dat ze actief bezig zijn met het verwerven van taal en het niet zomaar klakkeloos van de omgeving overnemen (Appel et al., 2002).