Wat verklaart de woordvolgorde van het Oud-Grieks?
In het Nederlands is het redelijk duidelijk hoe de woordvolgorde van een zin tot stand komt. Als we de zin 'Jan ziet Piet' ontleden, staat 'Jan' vooraan in de zin omdat dit het onderwerp is. 'Piet' staat juist achteraan in de zin, want dat is het lijdend voorwerp. In het Grieks van de oudheid was dat niet zo simpel. Daar gaf namelijk de naamval al aan wat het onderwerp en het lijdend voorwerp was. Het onderwerp van een zin had dan dus niet een vaste plaats in een zinsconstructie, maar kon juist op elke plaats neergezet worden. Dat deed de vraag rijzen wat dan wel voor een vroegere Griek bepalend was voor zijn woordvolgorde. Het gebruik van de taal (de zogenaamde pragmatiek) en het ontbreken van interpunctieregels kunnen bij deze kwestie als verklaring aangewend worden.
De verklaring vanuit de pragmatiek
Aan het einde van de negentiende eeuw werd door de linguïst Wackernagel de regel beschreven dat de zogenaamde postpositieve woorden, zoals 'de' of 'gar', heel vaak op de tweede positie in de zin staan. Vanaf het einde van de twintigste eeuw werd vervolgens voor een pragmatische insteek gekozen om de woordvolgorde van het Grieks uit de oudheid te duiden. De verklaring van hoe vroegere Grieken de woordvolgorde van hun zin bepaalden, werd namelijk gezocht in wat het gebruik van de taal in een specifieke context diende.
Het model van Helma Dik
De Nederlandse classica Helma Dik kwam in dezen met haar gedachte dat een Oud-Griekse zin uit grofweg drie basiselementen bestond. In de eerste plaats was er een zogenaamd Topic en dat stond voor het zinselement, waarover een lezer al eerder gelezen had of dat al bij hem bekend was. Vervolgens werd er over dit Topic een mededeling gedaan door middel van een Focus, dat dus een nieuw informatie-element vormde. Daarna stond het werkwoord, dat soms gevolgd werd door resterend materiaal. Eventueel kon het werkwoord ook eerder in de zin voorkomen wanneer bijvoorbeeld het werkwoord als Topic fungeerde.
De reactie van Dejan Matić
Diks relatief eenvoudige model vormt een middel om de woordvolgorde van allerhande zinnen te duiden, zoals ook erkend wordt door de wetenschapper Dejan Matić. Hij merkte echter op dat het problematisch is om elke Oud-Griekse zin in de mal van Topic-Focus-werkwoord te persen. Voor het werkwoord staan bijvoorbeeld in het Oud-Grieks geregeld te veel taalkundige elementen, zodat er meer posities in het gebied voor het werkwoord moesten worden onderscheiden dan alleen een Topic en een Focus.
In het kader daarvan ging hij een reeks van andere posities in de zin onderscheiden, zoals ConTops (Topics, die refereren aan wat reeds eerder in de tekst als Topic diende) en ECTops (contrasterende Topics). Ook kwam hij tot de conclusie dat de nieuwe informatie van een zin niet per se in één element van de zin gelegen hoeft te zijn (Narrow Focus), maar ook kon bestaan uit het werkwoord samen met een ander taalkundig element (Broad Focus). Deze gedachten resulteerden uiteindelijk in een systeem van twee modellen om de Oud-Griekse woordvolgorde te verklaren.
In de huidige wetenschap wordt op die manier verder geschaafd aan het model van Helma Dik. De pragmatische insteek vormt namelijk onder classici de gangbare manier om de woordvolgorde van het Oud-Grieks te verklaren. Een andere benadering is echter eveneens mogelijk. De Oud-Griekse woordvolgorde kon namelijk ook functioneren op een manier die vergelijkbaar is met ons systeem van interpunctieregels. Door bijvoorbeeld Wesley Wood, een Amerikaanse docent Latijn, is gesteld dat werkwoorden gezien kunnen worden als een markering van de overgang van zinnen in een tijd waarin onze interpunctieregels ontbraken.
Het ontbreken van interpunctieregels als verklaring
In de oudheid schreven Grieken hun teksten achter elkaar door (in het zogenaamde continuschrift). Ze gebruikten geen punten, komma's en andere leestekens. Zelfs spaties ontbraken. Dat bemoeilijkte het lezen en er kon al snel leesverwarring ontstaan. Die verwarring ontstond wanneer niet op het eerste gezicht duidelijk was welke stukjes van de letterreeks een zin, zinsdeel of woord vormden. De Griek moest de zin als het ware herlezen om de tekst te volgen. De onduidelijkheid zou hierbij zelfs zo groot kunnen worden dat de tekst voor tweeërlei uitleg vatbaar was.
Het voorkomen van leesverwarring
Om leesverwarring als geheel te voorkomen, konden de Grieken hun woorden zo positioneren dat in een oogopslag duidelijk was welke stukken van de brij van letters een afzonderlijk geheel vormden. Op die manier werd het lezen van teksten vergemakkelijkt. Het was immers handig als bijvoorbeeld woorden die bij elkaar hoorden, bij elkaar geplaatst werden.
Het was ook zeer wenselijk dat de scheidingen tussen de zinnen kraakhelder waren. Als de punten in een tekst ontbreken, werd dat echter problematisch. Een oplossing vormde de eerder genoemde postpositieven. Dit was een groep van kleine woordjes, die in principe als tweede woord in de zin stonden. Ze vormden dus als het ware de denkbeeldige punt in een Griekse tekst. Als je bijvoorbeeld 'de' tegenkwam in een massa aan Griekse letters, wist je dat je voor het woord dat voorafging aan 'de', een scheidingsteken moest lezen.
Leesverwarring in het Nederlands
In het Nederlands zou het ontbreken van interpunctie eveneens leiden tot enige verwarring. Moons geeft met een aardig voorbeeld aan hoe de onderstaande zin zonder de komma vervelend dubbelzinnig zou worden:
Ik houd van je, lieve vriendin.
Ik houd van je lieve vriendin.
In het Nederlands zou die dubbelzinnigheid overigens eveneens weggenomen kunnen worden door de woordvolgorde aan te passen. De zinnen zouden dan respectievelijk als volgt weergegeven worden:
Lieve vriendin, ik houd van je.
Ik houd van de lieve vriendin van jou.
Duidelijkheid wordt zo dus geschapen door óf de elementen die bij elkaar horen, bij elkaar te zetten óf de elementen die niet bij elkaar horen, juist door andere woorden uit de zin van elkaar te scheiden. De woorden 'ik houd van' vormen bijvoorbeeld een ideale scheiding tussen de elementen 'lieve vriendin' en 'je'. Ze fungeren als het ware als de komma in de zin 'Ik houd van je, lieve vriendin'.
Op een vergelijkbare wijze zouden Griekse zinnen te ontleden zijn. Het voorkomen van leesverwarring was immers ook daar nuttig. Ook zonder dat er dubbelzinnigheden dreigden te ontstaan, was het namelijk handig wanneer een tekst middels zijn woordvolgorde in technische zin makkelijk te lezen viel.
Oud-Griekse woordvolgorde: Pragmatiek en het ontbreken van de interpunctie
Er zijn dus meerdere benaderingen mogelijk om de woordvolgorde in het Oud-Grieks te verklaren. Het is mogelijk om vanuit de pragmatiek naar het vraagstuk te kijken, maar tegelijk worden ook aantrekkelijke verklaringen geboden vanuit de gedachte dat de Griekse woordvolgorde het ontbreken van interpunctieregels in de oudheid moest compenseren. De vraag is hierbij alleen hoe beide benaderingen zich tot elkaar verhouden. Staan ze lijnrecht tegenover elkaar of vullen ze elkaar juist aan?
Elkaar aanvullende benaderingen
Beide benaderingen rond de Oud-Griekse woordvolgorde kunnen niet in elke situatie een verklaring bieden. Matić geeft bijvoorbeeld in zijn studie aan dat hij niet kan verklaren hoe het verschil in woordvolgorde tussen de onderstaande zinnen ontstaat:
pros te tous Thessalous elege tade (Tegen de Thessaliërs zei hij deze dingen.)
Klearchos de tade eipen (Klearchos zei deze dingen.)
Wanneer echter het vervolg van deze zinnen bezien wordt, valt op dat 'tade' in de eerste zin probleemloos aan het slot van de zin kan staan en er zelfs als dubbele punt kan functioneren. Het vervolg van de zin is namelijk 'ego' (ik) en dat woord vormt overduidelijk niet één geheel met 'tade'. Bij de tweede zin dreigt het daar wel mis te gaan. Na die zin staat namelijk 'all'', een woord dat zich wel kon hechten aan 'tade'. De verschuiving van het woord richting de plaats voor 'eipen' kon zo leesverwarring voorkomen.
Op de plaatsen waar de benadering vanuit begrippen als Topic en Focus niet voldoet, is de andere benadering dus een goede aanvulling. De gedachte dat de Oud-Griekse woordvolgorde ongeveer als onze interpunctieregels functioneerden, kan dus naast de pragmatische benadering staan.
Tweeërlei verklaring rond de Oud-Griekse woordvolgorde
In andere gevallen kan de woordvolgorde van Oud-Griekse zinnen op tweeërlei wijze uitgelegd worden. De volgende zin van de Griekse geschiedschrijver Herodotus vormt hiervan een mooi voorbeeld:
pooleusi ta tekna ep' eksagoogei (Zij verkopen hun kinderen voor de export.)
Vanuit de pragmatiek is deze zin uit te leggen door te stellen dat 'pooleusi' (Zij verkopen) de Focus is of de Broad Focus inleidt. Denkend vanuit de gedachte dat deze zin ooit te midden van een haast onontwarbare brij van letters stond, zou tegelijk bedacht kunnen worden dat het veilig was om het werkwoord voorop te zetten. In deze zin ontbreekt immers een woordje als 'de', die de punt voor 'pooleusi' zou markeren. Door het werkwoord vooraan in de zin te zetten, wordt een vergelijkbaar resultaat bereikt. Een nieuwe persoonsvorm betekent immers ondubbelzinnig dat er sprake is van een nieuwe zin of een nieuw zinsdeel. De Griek hoefde de zin dus niet nog een keer te lezen om te kijken waar deze toch wel begonnen was.
De twee benaderingen rond de Oud-Griekse woordvolgorde hoeven dus niet tegenover elkaar te staan. Het is namelijk mogelijk om de beide benaderingen naast elkaar te gebruiken. Wanneer verschijnselen in een tekst verklaard worden, hoeft er immers niet altijd gekozen te worden voor één verschijnsel als verklaring. Een auteur kon namelijk bij zijn keuzes door meerdere motieven geleid worden. Ook de kwestie van de Oud-Griekse woordvolgorde kan om die reden door meerdere lenzen bekeken worden.