In de naam van... Witte dovenetel
Witte dovenetel, Brandnetel, Zwarte netel, Gele dovenetel, Paarse dovenetel. Je zou het Noorden verliezen bij de vele namen en soorten van netels.
Etymologie
De bladeren van deze plant gelijken sterk op die van de Brandnetel. Vanwege het feit, dat die van de Dovenetel niet steken, werd de plant vroeger door de een Dode netel, door de ander Dove netel genoemd. Ook Dodoens vermelde al de beide namen: "Daer worden sommige cruyde onder het geslacht van de netele gereket, die welke om dat sij niet rouw oft stekelich en zijn doove oft doode netelen genoemt worden". Dus een netel die niet prikt, een netel die geen netel is, want familie van de lipbloemen of de Labiaten.
Lamium
Heeft de Nederlandse naam betrekking op het blad, zijn wetenschappelijke naam Lamium dankt de plant aan de vorm van de bloem; het Griekse lamos betekent muil of keelgat. De onder- en bovenlip van de bloem sluiten namelijk niet op elkaar en laten duidelijk een open keelgat zien. Martin Houttuyn, de 18de eeuwse Nederlandse botanicus, beschreef de vorm van de bloem wel heel plastisch: 'De bloem van de Dovenetel lijkt op de smoel van een kat, wanneer die bijten wil'. Dat open keelgat is een belangrijk kenmerk om de familie van de lipbloemigen, waartoe de Dovenetel behoort, te onderscheiden van een verwante familie, de Helmkruidfamilie, waar onder meer het Leeuwenbekje toe behoort. Beide families hebben vaak een duidelijk vierkantige stengel met tegenoverstaande bladeren, maar de eveneens tweelippige bloemen van de Helmkruidfamilie 'houden hun bek dicht'.
Dovenetel in soorten
Ons land kent verschillende soorten Dovenetel, waaronder enkele woekerende tuinplanten, zoals de Gevlekte en de Gele dovenetel, beide met zilverachtig gevlekte bladeren. Maar de bloemen van de Gevlekte zijn purperrood, die van de Gele dovenetel uiteraard geel, zoals de naam al aanduidt. De meest voorkomende soorten in het wild zijn de Paarse en de Witte dovenetel.
Honichbloem, zuigbloem, memmekenskruid
De witte dovenetel werd vroeger vaak ‘bezocht’ door kinderen. De bloem bevat veel nectar en werd uitgezogen, vandaar ook de vele volkse namen van Zuigbloem tot Suikernetel. De naam ‘honichbloem’ vinden we al terug bij Yperman rond 1300. Omdat er op gezogen werd en er zoet vocht uitkwam, werd er mogelijk ook verband gelegd met het zuigen aan de borst, vandaar de oude Vlaamse namen mammeluiten en memmekenskruid. Een zeer curieuze naam is ook ‘Adam en Eva’ zoals in Engeland ‘Adam en Eva in het prieel’. Je begrijpt het pas als je een bloem onderste boven houd, in de bovenlip liggen de twee lange meeldraden als menselijke figuren naast elkaar. Enige fantasie is wel vereist! Al lijkt het er wel op dat vele verhalen, de signatuur (melk, borsten, Adam en Eva) ons willen vertellen waar de plant goed voor is.
Dovenetel tegen witte vloed
De bloemen zijn ten andere veel gebruikt geweest in de kruidengeneeskunde, vooral tegen witte vloed. Het waren dan vooral de lipbloemen zelf die als thee of als zitbad gebruikt werden, maar begint er maar aan om die dingentjes te plukken. Een duur product dus ondanks het woekerende van de plant. Daarbij komt nog dat de geneeskrachtige werking ook weinig onderbouwd is, dus adviseer ik liever andere planten, zoals Vitex, Cimicifuga of Alchemilla tegen vrouwenkwalen. Natuurlijk wil ik onze dovenetel nog niet definitief afschrijven als medicinale plant. De wetenschap zal, zoals het de laatste tijd gaat, nog wel wat nieuwe ontdekkingen in petto hebben. Zo zijn er al verschillende interessante stoffen zoals ecdy-steroïden in de bloemen van Lamium album gevonden. Maar het blijft wel wat afwachten en ondertussen zijn er nog genoeg geneeskruiden die we kunnen gebruiken.
Enig wetenschappelijk onderzoek
- Budzianowski J, Skrzypczak L. 1995. Phenylpropanoid esters from Lamium album flowers. Phytochemistry 1995 Mar; 38(4): 997-1001.
- Savchenko T, Blackford M, Sarker SD, Dinan L. 2001. Phytoecdysteroids from Lamium spp: identification and distribution within plants. Biochem Syst Ecol 2001 Oct; 29(9): 891-900.
- Wichtl M and NG Bisset (eds). 1994. White Dead Nettle. In Herbal Drugs and Phyto-pharmaceuticals. (English translation by Norman Grainger Bisset). CRC Press, Stuttgart, Pp. 288-291.