Engelse tijden, een grammaticaal overzicht
Hoewel de Engelse taal net als onze Nederlandse een Germaanse taal is ontstaat er soms wat verwarring wanneer we gaan vervoegen in tijden. De Engelse tegenwoordige tijd wordt namelijk de present simple én de present continious, net als we ook de Engelse verleden tijd kunnen opsplitsen in de past simple en de past continious. Ontdek deze tijden en ook de Engelse toekomstige en voltooide tijd in dit artikel.
In dit artikel
Overzicht van de Engelse tegenwoordige tijd (present tenses).
Present simple
De present simple wordt gebruikt om een feit of gewoonte aan te geven, maar die niet noodzakelijk nu plaatsvindt.
- Voorbeeld feit: The sun sets in the west (De zon zakt in het westen).
- Voorbeeld gewoonte: She works hard (Zij werkt hard).
- Vorming van het werkwoord: Een 's' wordt toegevoegd aan de derde persoon (he, she en it).
I run | Ik loop |
You run | Jij loopt |
He/She/It runs | Hij/Zij/Het loopt |
We run | Wij lopen |
You run | Jullie lopen |
They run | Zij lopen |
Present continious
De present continious wordt gebruikt om uit te drukken wat momenteel plaatsvindt. In de Nederlandse taal plaatst men in deze tijd vaak 'aan het' voor het werkwoord.
- Voorbeeld wat nu plaatsvindt: I am working (Ik ben aan het werken).
- Vorming van het werkwoord: 'Am' toevoegen aan de ik-vorm, 'is' toevoegen aan de hij-zij-het-vorm, 'are' toevoegen aan de andere vormen en 'ing' toevoegen aan het werkwoord in iedere vorm.
I am sleeping | Ik ben aan het slapen |
You are sleeping | Jij bent aan het slapen |
He/She/It is sleeping | Hij/Zij/Het is aan het slapen |
We are sleeping | Wij zijn aan het slapen |
You are sleeping | Jullie zijn aan het slapen |
They are sleeping | Zij zijn aan het slapen |
Overzicht van de Engelse verleden tijd (past tenses).
Past simple
Om een gebeuren in het verleden aan te geven dat momenteel afgelopen is. Deze tijd wordt vaak gecombineerd met een aanduiding in tijd zoals 'yesterday' en 'last week'.
- Voorbeeld van afgelopen gebeuren: Yesterday she worked (Gisteren werkte ze).
- Vorming van het werkwoord: Bij regelmatige werkwoorden gewoon 'ed' toevoegen na het werkwoord, bij regelmatige werkwoorden geen 'ed' toevoegen maar dezelfde vorm als de verleden tijd gebruiken.
I painted | Ik verfde |
You painted | Jij verfde |
He/She/It painted | Hij/Zij/Het verfde |
We painted | Wij verfden |
You painted | Jullie verfden |
They painted | Zij verfden |
Past continious
Om een gebeuren dat ooit in het verleden gebeurd is aan te geven. Bij deze tijd wordt in het Nederlands 'was' of 'waren' toegevoegd voor het werkwoord.
- Voorbeeld van een verleden gebeuren: I was sleeping (Ik was aan het slapen).
- Vorming van het werkwoord: Bij de ik-zij-hij-het-vorm 'was' toevoegen voor het werkwoord en bij de andere vormen 'were'. Ook dient er achter ieder werkwoord 'ing' toegevoegd te worden.
I was sleeping | Ik was aan het slapen |
You were sleeping | Jij was aan het slapen |
He/She/It was sleeping | Hij/Zij/Het was aan het slapen |
We were sleeping | Wij waren aan het slapen |
You were sleeping | Jullie waren aan het slapen |
They were sleeping | Zij waren aan het slapen |
Overzicht van de Engelse voltooide tijd (perfect tenses).
Present perfect
Om een gebeuren aan te geven dat in het verleden begonnen is en voortduurt tot in het heden op net afgelopen is. In de Nederlandse taal wordt het werkwoord 'hebben' meestal voor het werkwoord vervoegd.
- Voorbeeld van wat net afgelopen is: I have cooked (Ik heb gekookt).
- Vorming van het werkwoord: Bij regelmatige werkwoorden 'has' toevoegen voor het werkwoord in de hij-zij-het-vorm en 'have' bij de ander vormen én 'ed' na het werkwoord bij alle vormen. Bij regelmatige werkwoorden 'has' toevoegen voor het werkwoord in de he-she-it-vorm en 'have' bij de ander vormen én de juiste vorm die hoort bij het voltooid deelwoord.
I have painted | Ik heb geverfd |
You have painted | Jij hebt geverfd |
He/She/It has painteds | Hij/Zij/Het heeft geverft |
We have painted | Wij hebben geverfd |
You have painted | Jullie hebben geverfd |
They have painted | Zij hebben geverfd |
Past perfect
Om een gebeuren of handeling aan te geven die plaatsgevonden heeft voor een bepaald tijdstip. In het Nederlands wordt 'had' of 'hadden' in deze tijd voor het werkwoord geplaatst.
- Voorbeeld van iets wat plaatsgevonden heeft: I had painted the wall (Ik had de muur geverfd).
- Vorming van het werkwoord: Bij regelmatige werkwoorden 'had' voor het werkwoord en 'ed' na het werkwoord. Bij onregelmatige werkwoorden de juiste vorm die hoort bij dat voltooid deelwoord.
I hadpainted | Ik had geverfd |
You hadpainted | Jij had geverfd |
He/She/It hadpainteds | Hij/Zij/Het had geverft |
We hadpainted | Wij had geverfd |
You hadpainted | Jullie had geverfd |
They hadpainted | Zij had geverfd |
Overzicht van de Engelse toekomstige tijd (future tenses).
Future simple
Om een gebeuren of actie aan te geven die zeker en vast in de toekomst zal gebeuren. In het Nederlands wordt het werkwoord 'zullen' vervoegd voor het eigenlijke werkwoord.
- Voorbeeld van een feit: I will sleep (Ik zal slapen).
- Vorming van het werkwoord: 'will' of 'shall' voor het werkwoord plaatsen.
I will/shall run | Ik zal lopen |
You will/shall run | Jij zult lopen |
He/She/It will/shall runs | Hij/Zij/Het zal lopen |
We will/shall run | Wij zullen lopen |
You will/shall run | Jullie zullen lopen |
They will/shall run | Zij zullen lopen |
To be going to
Om een gebeuren of plan in de toekomst weer te geven. In het Nederlands wordt het werkwoord 'gaan' vervoegd voor het eigenlijke werkwoord.
- Voorbeeld van een zeker gebeuren: She is going to paint that wall (Zij gaat die muur verven.)
- Vorming van het werkwoord: Voor de ik-vorm 'am' voor het werkwoord plaatsen, voor de hij-zij-het-vorm 'is' en voor de andere vormen 'are'. Daarnaast ook nog 'going to' voor het werkwoord plaatsen in iedere vorm.
I am going to run | Ik ga lopen |
You are going to run | Jij gaat lopen |
He/She/It is going to runs | Hij/Zij/Het gaat lopen |
We are going to run | Wij gaan lopen |
You are going to run | Jullie gaan lopen |
They are going to run | Zij gaan lopen |
Present continious
Om een gebeuren aan te geven dat in de nabije toekomst zal plaatsvinden. In het Nederlands wordt het werkwoord 'gaan' vervoegd voor het eigenlijke werkwoord. Achter het werkwoord wordt meestal nog een tijdsbepaling geplaatst zoals 'tomorrow' of 'next week'.
- Voorbeeld van gebeuren in de nabije toekomst: He is painting tomorrow (Hij gaat morgen verven).
- Vorming van het werkwoord: 'Am' toevoegen voor de ik-vorm, 'is' voor de hij-zij-het-vorm en 'are' aan de andere vormen. Daarnaast ook nog 'ing' toevoegen achter het werkwoord.
I am painting (next week) | Ik ben (volgende week) aan het verven |
You are painting (next week) | Jij bent (volgende week) aan het verven |
He/She/It is painting (next week) | Hij/Zij/Het is (volgende week) aan het verven |
We are painting (next week) | Wij zijn (volgende week) aan het verven |
You are painting (next week) | Jullie zijn (volgende week) aan het verven |
They are painting (next week) | Zij zijn (volgende week) aan het verven |