De kleding van de Bourgondiërs
De Bourgondiërs waren een volk die oorspronkelijk woonden in Scandinavië. Hun naam is ontleend van het Deense eiland Bornholm waar ze woonachtig waren. In de 14de eeuw rond 1369 bestuurde ze onze gewesten. Het was een volk dat voortdurend hun gebied uitbreidde. In 1477 kwam het rijk ten val samen met de dood van Karel de Stoute. Omdat het zo'n rijk in bloei was zag je deze resultaten in hun mooie kleren.
Voor iedereen luxe
Er was een zeer groot verschil tussen de adel en de gewone man. Dit was o.a. ook te zien aan de kleren die ze droegen. De mensen van adel droegen ingevoerde stoffen zoals zijde,brokaat of fluweel. De gewone man moest grof linnen,wol en hennep dragen. Ook de kleuren van de kleren waren anders. De kleren van het gewone volk was overheersend bruin en grijs. De adel droeg vrolijkere kleuren zoals groen,blauw en rood.
Edelvrouw
Als basis bestond de kleding van de edelvrouw een hemd dat gemaakt was van fijn linnen of zijde. Over dit kleed werd een onderkleed gedragen dat mooi versierd was aan de randen. De bovenste laag bestond uit een diep uitgesneden kleed. Ze bedekte hun decolletés, om de zedigheid te bewaren, met een driehoekig zwarte borstlap. Ze mogen dan wel hun kleding aanpassen aan de zedigheid, zowel de mannen als de vrouwen droegen nog geen ondergoed. Hun bovenkleed was vaak afgewerkt met pels en edelstenen. Er werd veel gebruik gemaakt van deze dure stoffen want hiermee toonde men hoe rijk men wel was. Gehuwde vrouwen lieten hun voorhoofd en wenkbrauwen scheren. Het was namelijk mode om zo'n hoog mogelijk voorhoofd te hebben. Over hun haren droegen ze een haarnetje met daarover een hoed. Een zeer kenmerkende hoed van die tijd voor de vrouwen is de hoge puntvormige hoed waaraan een sluier werd vastgemaakt.
Edelman
Net zoals de edelvrouwen begon de kleding van een edelman met een hemd. Hierover kwam een wambuis, nu te vergelijken met een mouwloos vest. Men droeg hozen(soort kousenbroek) want een broek bestond er toen nog niet. Deze hozen maakte hem visueel langer. De mode was dan ook dat een edelman zo langgerekt overkwam. Over de twee voorgaande werd een kostbare overjas gedragen die tot aan de knieën kwam. Over heel deze reeks werd vaak pels gedragen. Hun lichaam stond nu volledig in contrast. Bovenaan leek hun lichaam heel breed en fors, in tegenstelling met hun extra smalle benen door de hozen. Oudere heren droegen vaak geen overjas tot aan de knieën maar volledig tot aan de voeten. Wat hun hoofddeksel betreft droegen ze een kaproen. Deze bedekte het hoofd, de nek en de schouders. Eigenlijk lijkt zo'n kaproen een beetje op een tulband. Als schoeisel droegen de mannen elegante,spitse laarzen. Deze werden "tootsschoenen" genoemd. Soms waren ze wel drie keer langer dan de voet zelf was.
De gewone man
De kleding van de gewone bevolking was niet zo ingewikkeld en bestond zelden uit meerdere lagen. Een hemd van grof stof daar begon en eindigde het vaak mee. Ze droegen wel ook een hozen maar deze werd vaak op een slordige manier gedragen. Voor de al iets rijkere gewone bevolking was wel ook nog een wambuis weggelegd. De vrouw droeg over haar hemd een kort lijfje en een rok. Ambachtslui droegen wel een short om hun kleren te beschermen tijdens het werken. Hun hoofddeksel was een gewone hoed waar soms een lepel in zat, zo kon hij altijd wel ergens aan tafel schuiven.