Schrijvers 17e eeuw: Pieter Cornelisz. Hooft (1581-1647)
Pieter Cornelisz. Hooft maakte als negentienjarige een reis naar Italië. Na terugkomst besloot hij om zijn leven te wijden aan de literatuur. In zijn jeugd schreef hij fraaie liefdesgedichten. Later schreef hij vooral toneelstukken. Zijn eerste toneelstuk Granida handelt over de liefde tussen een Perzische prinses en een herder. In het blijspel Warenar probeert een vrek tevergeefs om een pot met geld verborgen te houden. Vanaf 1626 werkte Hooft uitsluitend aan een uitgebreide beschrijving van de geschiedenis van de vrijheidsstrijd van de Nederlanders tegen de Spanjaarden. Het werk was bij zijn dood in 1647 onvoltooid.
Het leven van P. C. Hooft
Jeugdjaren
Pieter Cornelisz. Hooft was de zoon van een aanzienlijke handelsman en latere burgemeester van Amsterdam. Hij had al jong belangstelling voor literatuur en werd lid van de rederijkerskamer 'De Eglantier'. Ter voorbereiding op een loopbaan in de handel begon hij in 1598 aan een reis naar Frankrijk en Italië (in die tijd was het voor jongemannen uit welgestelde kringen niet ongebruikelijk om, ter voorbereiding op hun maatschappelijke loopbaan, een dergelijke reis (een
grand tour) te ondernemen).
De jonge Hooft had vooral belangstelling voor kunst. Hij bezocht in Italië Rome, Venetië, Napels en Florence. Aan die laatste stad verpandde hij zijn hart. Het fijnere spel van de handel en de kunst van het boekhouden leerde hij in Italië niet. Na terugkeer van zijn reis, in mei 1601, dwong zijn vader hem niet om in de handel te gaan. Hooft verwaarloosde zijn maatschappelijke carrière niet. Hij ging rechten studeren aan de universiteit van Leiden. In 1609 volgde zijn benoeming tot Drost van Muiden en Baljuw van het Gooiland, een deels bestuurlijke en deels gerechtelijke functie.
Huwelijken
In 1610 trouwde Hooft met de achttienjarige Christina van Erp. In 1632 maakte de dood een einde aan zijn gelukkige huwelijk met zijn lieve en ontwikkelde Christina. Eerder al waren zijn vier kinderen gestorven.
Een sombere periode, een 'nare nacht van benauwde drie jaren', volgde. In 1635 hertrouwde hij met Eleonora Hellemans, de weduwe van de Amsterdamse koopman Bartolotti. Zij werd de nieuwe slotvrouwe van het Muiderslot.
Muiderslot en Muiderkring
Als Drost van Muiden was het Muiderslot zijn ambtswoning. Hooft, die voor zijn vertrek naar Muiden al zeer in het Amsterdamse culturele leven was opgenomen, verbrak het contact met zijn vrienden niet. Muiden lag ook niet erg ver van Amsterdam. Amsterdam helemaal verlaten deed Hooft overigens niet. In de wintermaanden woonde hij in zijn huis aan de Keizersgracht in Amsterdam.
Het Muiderslot /
Bron: MrsBrown, PixabayBefaamd was de Muiderkring: bijeenkomsten van kunstenaars en geleerden op het Muiderslot, waar muziek werd gemaakt, gedichten werden voorgedragen en waar gediscussieerd werd. Gasten waren onder andere de charmante en begaafde Maria Tesselschade, Roemer Visscher, de priester-componist Joan Baen, de calvinist Constantijn Huygens, de componist Sweelink. Fransisca Duarte (de Franse nachtegaal) en Joost van den Vondel. Bij de bijeenkomsten waren zowel katholieken, calvinisten als Israëlieten welkom. Bekrompen van geest was Hooft dus allerminst, wat ook blijkt uit zijn lijfspreuk
Omnibus Idem (voor allen dezelfde).
Overlijden van P. C. Hooft
Hooft reisde begin mei 1647 naar Den Haag. Hij wilde daar de begrafenis van stadhouder Frederik Hendrik bijwonen. Hooft werd ziek en overleed een week later. Hij ligt begraven in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. De P. C. Hooftprijs, de Nederlandse staatsprijs voor letterkunde, is naar hem vernoemd.
De lyriek van Hooft
In zijn jeugdjaren schreef hij vooral liefdesgedichten. Die gedichten waren niet altijd opgedragen aan een bestaande vrouw. Er is sprake van veel afwisseling in de 'bezongen' vrouwen. Zijn liefdesgedichten waren in de eerste plaats een verfijnd en gracieus spel met woorden.
Hooft schreef ook gedichten voor Christina van Erp, zijn eerste vrouw De aan haar opgedragen gedichten 'Voogdesse van mijn ziel' en 'Rosemond' behoren tot zijn mooiste en innigste lyriek.
De dramatiek van Hooft
Granida
In 1605 schreef Hooft zijn eerste toneelstuk. De invloed van de Italiaanse renaissance is overduidelijk, want het eerste deel van het herdersspel
Granida is een getrouwe navolging van
Il pastor fido (de getrouwe herder) van Guarini. In dit herdersspel wordt het eenvoudige, ongecompliceerde leven verheerlijkt.
Granida en Daifilo, Gerard van Honthorst (1625) /
Bron: Gerard van Honthorst, Wikimedia Commons (Publiek domein)Het herdersspel begint met een geestig liedje van der herderin Dorilea. De herder Daifilo en de herderin Dorilea spreken met elkaar. Als de Perzische prinses Granida verschijnt begint Daifilo een gesprek met haar. De prinses maakt grote indruk op Daifilo. Hij besluit haar te volgen naar het hof, waar hij in dienst treedt van prins Thisiphernes. Granida heeft twee minnaars prins Thisiphernes en de edelman Ostrobos. Haar vader besluit dat een tweekamp moet beslissen wie haar man wordt. Daifilo mag, op zijn verzoek, Ostrobas bestrijden in de wapenuitrusting van Thisiphernes. Hij weet Ostrobas in het tweegevecht te doden. Toch wordt Thisiphernes niet de vrouw van Granida, want zij geeft de voorkeur aan het eenvoudige herdersleven en ze ontvlucht met Daifilo het hof.
Hun geluk komt nog in een gevaar als een zekere Artabanus heeft vernomen dat Ostrobas een onwaardige dood is gestorven (onwaardig omdat hij gedood is door een niet-edelman). Hij besluit om Ostrobas te wreken. Gelukkig verschijnt Tisiphernes net op tijd om de twee geliefden te ontzetten. Nadat hij Daifilo en Granida grootmoedig vergiffenis heeft geschonken, staat niets hun geluk nog in de weg.
Geeraedt van Velsen
Het drama
Geeraerdt van Velsen (1613) is een historisch stuk over Floris V, die ook wel 'der keerlen God' werd genoemd. In dit toneelstuk van Hooft is overigens erg weinig van zijn godsvrucht te merken, want Hooft stelt hem voor als een zedeloos en machtsgierig persoon. In het toneelstuk wordt verhaald dat Geeraerdt van Velsen weigert om de minnares van Floris tot vrouw te nemen (Floris V wilde hem daartoe dwingen). Zijn beledigende woorden 'Uw sleten schoenen mij niet passen' heeft tot gevolg dat Floris V, opgehitst door zijn minnares, wraak neemt. Hij verkracht Machteld, de vrouw van Geeraedt van Velsen. Diens weerwraak leidt tot de gevangenneming en dood van Floris V. Geeraedt van Velsen doorsteekt Floris V en ontvlucht op het paard van zijn schildknaap.
Baeto
In Italië ontving Hooft een waarschuwing. Aan de oevers van de Arno was de Amsterdamse stedenmaagd verschenen. Ze had hem gewaarschuwd om zijn vaderland niet te vergeten. Die waarschuwing was voor Hooft waarschijnlijk aanleiding om het pseudo-historische drama
Baeto (1616) te schrijven. In dit toneelstuk is Baeto de denkbeeldige stamvader van de Batavieren. Het stuk is dramatisch zwak, maar wel van belang om Hoofts opvattingen over koningschap, godsdienst, enzovoorts te leren kennen. Bovendien was het stuk vrijwel onspeelbaar. Om het door de kostbare aankleding kostbare stuk toneelstuk toch te kunnen opvoeren, schreef Hooft in negen dagen het blijspel
Warenar
Warenar
Het blijspel
Warenar (1617), geschreven met als voornaamste doel om geld in het laatje te brengen, is het enige toneelstuk van Hooft dat heden ten dage nog gespeeld wordt. Het is een bewerking van
Auralia van de Romeinse blijspeldichter Plautus (die leefde omstreeks 200 voor Christus).
Warenar (ware nar: echte gek) is een vrek die onder de haardplaat een pot met goud heeft gevonden. Indertijd was die daar verborgen door zijn grootvader. Warenar is bang dat iemand de pot met geld ontdekt. Hij verbergt de pot met goud steeds op een andere plaats. Warenar kan niet voorkomen dat de pot door zijn knecht wordt ontdekt en gestolen.
Dan speelt ook nog de geschiedenis van zijn dochter die Waernar aan zijn al wat oudere buurman Ryckert wil uithuwelijken. Zijn dochter wil echter liever trouwen met diens jongere neef Ritsert. Ze heeft hem zelfs al een 'voorschot' op zijn huwelijk toegestaan. Tenslotte bezorgt Ritsert hem het geld terug en trouwt met zijn dochter.
Hooft als historieschrijver
Nederlandsche Historiën
Na 1626 hield Hooft zich voornamelijk bezig met geschiedschrijving. Hooft was een bewonderaar van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus, reden om te proberen zijn stijl na te volgen. Hij wilde een magistraal werk schrijven over de vrijheidsstrijd van de Nederlanders tegen de Spanjaarden. In zijn
Nederlandsche Historiën streefde Hooft naar objectiviteit. Hij raadpleegde zowel Spaanse als Nederlandse bronnen. Ook stelde hij ter plaatse onderzoek in en zocht hij contact met ooggetuigen. Zijn verhaal kreeg zo de kracht van een ooggetuigenverslag.
Na tien jaar hard werken had Hooft twintig boeken gereed. Zijn geschiedenis was toen gevorderd tot de dood, in 1584, van zijn held Willem van Oranje. Na geruime tijd vijlen en schaven aan de tekst kwamen in 1642 de eerste exemplaren van de pers. Waarschijnlijk heeft hij zijn geschiedenis willen voortzetten tot 1588, het jaar dat de Staten het gezag in eigen hand namen. Er kwamen nog zeven boeken gereed. Het werk was bij zijn dood in 1647 onvoltooid.
Lees verder