De gebroeders Grimm en hun sprookjesboek
Iedereen heeft weleens gehoord van het verhaal van Rapunzel, Sneeuwwitje of Doornroosje. Deze en nog andere sprookjes werden opgeschreven door de gebroeders Grimm. De originele sprookjes zijn nog altijd populair door de verfilmingen van Disney. Wie waren de gebroeders Grimm en welke sprookjes komen van hun hand?
Jacob en Wilhelm Grimm: korte biografie.
De gebroeders Grimm bestaan uit Jacob Grimm (1785-1863) en Wilhelm Grimm (1786-1859). Ze waren Duitse academici, taalkundigen en cultureel onderzoekers. Naast het schrijven van het sprookjesboek waren ze onder meer bezig met Duitse filologie en Duitslandstudies. Ze waren in hun late leven ook bezig met het schrijven van het eerste Duitse woordenboek.
Grimm's Sprookjes.
Vanaf 1806 begonnen ze met het verzamelen van volksverhalen die ze bundelden in hun boek
Grimm's Sprookjes. De interesse voor de volksverhalen kwam doordat de broers bezig waren met het zoeken naar de bronnen van de Duitse taal. De sprookjes zijn in hun originele staat niet zo vrolijk en licht als de Disney-versies. Ze zijn meestal gewelddadig en donker. In 1810 publiceerden ze een manuscript met de verhalen die ze hadden gehoord van uitgenodigde verhalenvertellers. De informanten waren meestal niet de boeren waarvan ze claimden de verhalen gehoord te hebben. Het waren gewone burgers uit de middenklasse of aristocratie die de verhalen van hun bedienden door vertelden. Vanaf 1812 publiceerden ze de verhalen in boekvorm:
- 1812: 86 sprookjes in het 'Kinder- und Hausmärchen'
- 1814: het tweede deel van het boek verscheen met 70 sprookjes
- Vanaf 1819: verbeterde en bijgewerkte drukken van beide boeken verschenen
- 1822: het derde deel kwam uit met de naam 'Anmerkungen', waarin de broeders zelf aantekeningen en betekenissen van de sprookjes uitlegden
- 1856: het uiteindelijke boek met alle 200 sprookjes en 10 kinderlegenden verscheen
Het boek van 1812.
In 1812 kwam het eerste boek uit waarin 86 verhalen staan. Eerst waren het er 85, want het sprookje 'De vos en de ganzen' werd vergeten te drukken. In dit boek staan al de bekendste sprookjes aller tijden: Sneeuwwitje, Vrouw Holle, Koning Merelbaard, Doornroosje, De Kikkerkoning, Raponsje, Repelsteeltje, Hans en Grietje, Roodkapje, Assepoester, De Bremer stadsmuzikanten en Vondevogel. De beroemde zin 'er was eens...' aan het begin van ieder verhaal komt ook uit dit boek.
Het boek van 1814.
Dit boek bevat 70 sprookjes waarvan er 15 verteld zijn door Dorothea Viehmann. Zij leverde in totaal 37 verhalen aan de broeders.
Oorsprong van de sprookjes.
Het verzamelen van de sprookjes werd niet alleen door de gebroeders Grimm gedaan. Zij waren voorgegaan door voorvechters van de Romantiek, Achim von Arnim en Clemens Brentano. De Grimms hielpen deze mannen ook met het schrijven van hun boeken over volkssagen, liederen en vertellingen. Brentano had echter een nogal grote fantasie en veranderde de sprookjes waar de Grimms zo getrouw mogelijk de gehoorde verhalen publiceerden. Zij hebben niets toegevoegd aan de verhalen en dat maakt ze zo bijzonder. Wat ze ook bijzonder maakt is de goede documentatie van de bronnen van de verhalen. De Grimms hebben vaak de naam van de bron en de tijd en plaats waar het sprookje hen verteld werd opgeschreven. Eén van de namen, 'Doortje' (Dorothea Wild), komt een aantal keer voor. Zij had de verhalen gehoord van 'de oude Marie' een weduwe die in de apotheek van Kassel werkte. Een andere bron is de familie Haxthausen waarvan Werner de belangrijkste bron was. Hij verzamelde ook oude volksliederen. Eerder genoemde Dorothea Viehmann was verantwoordelijk voor wel 37 sprookjes. Zij vertelde de sprookjes uit het hoofd en de broeders roemen haar in het tweede deel van hun boek.
Jacob was gedurende de jaren 1814-1815 een tijdje in Wenen en wilde daar ook sprookjes gaan verzamelen. Als dat zou lukken wilde hij ook sprookjes uit andere steden en landen als Noorwegen, Zweden en Denemarken gaan verzamelen. Dit mislukte echter door de onrustige tijden en doordat hij geen medewerking kreeg van Brentano.
De Grimms geloofden dat achter de verhalen bijgeloof, heldensagen en overblijfselen uit de Oudheid aanwezig waren. De sprookjes bevatten allemaal ook een bepaalde moraal die kinderen moeten leren wat goed en slecht is. Het verhaal is vaak heel overzichtelijk. Het begint met een bepaalde situatie, dan verandert de situatie en moet er een held komen om iets/iemand te redden en de schurk te verslaan en daarna is alles weer goed en krijgt de held zijn beloning. Volksverhalen kenden vele varianten op een bepaald verhaal. Een auteur is er niet aan te wijzen, omdat de sprookjes mondeling werden overgeleverd.