Gesubsidieerde Amsterdamse kunstinstellingen
Doordat de economische betekenis van kunst en cultuur vanaf de jaren ’90 een steeds grotere rol is gaan spelen in het cultuurbeleid, ligt het voor de hand dat een kunstinstelling zich moet onderscheiden wil ze publiek en inkomsten genereren. Dit artikel beoogt antwoord te geven op de vraag hoe de culturele missie, visie en infrastructuur van invloed zijn op een gesubsidieerde Amsterdamse kunstinstelling.
Missie en visie
Het formuleren van een richtinggevende missie en visie lijkt voor het onderscheidend vermogen van een kunstinstelling van groot belang. De missie beschrijft hierbinnen de maatschappelijke positie (het vertrekpunt) van de onderneming, en geeft voor de onderneming intern en voor het publiek extern aan waar deze voor staat en gaat. Gericht op de kunstsector stelt onderzoeker en organisatieadviseur B.J. Noordman dat het overdreven is om van een kunstinstelling te vragen een missie uit te schrijven. Dit aangezien de missie voor alle kunstinstellingen hetzelfde is volgens hem en algemeen bekend: ‘naar vermogen het beste maken en dit laten zien aan iedereen die hiervoor belangstelling heeft’. Het verschil bestaat volgens Noordman slechts uit de visie, de wijze waarop een bevlogen artistiek individu (door hem ‘pionier’ genoemd) de missie wil invullen. De missie van een kunstinstelling is daarmee volgens hem in beginsel algemeen overkoepelend en splitst zich uit in een instelling-specifieke artistieke en zakelijke visie, waaruit artistieke en zakelijke doelstellingen voortvloeien. Bij gelijkgestemdheid tussen de zakelijke en de artistieke tak leidt dit geheel tot een strategie, die uitgewerkt zou kunnen worden in een meerjarenplan voor bijvoorbeeld het verkrijgen van subsidie.
Gesubsidieerde Amsterdamse kunstinstellingen
Waar Noordman stelt dat het uitschrijven van een missie voor de kunstinstellingen overdreven is, werkt dit voor de gesubsidieerde Amsterdamse kunstinstellingen anders. De afhankelijkheid van deze instellingen maakt dat hun plannen aan moeten sluiten bij de wensen en eisen van de gemeente. Het vergroten van cultureel ondernemerschap, zoals verwoord in de Hoofdlijnennota 2013-2016, is een van die wensen. Om dit te realiseren wordt van de instellingen gevraagd dat zij een heldere missie verwoorden en een visie hebben op hun publiek, waarbij ze rekening houden met de veranderende omgeving en bevolkingssamenstelling van de stad. Tevens wordt er geëist dat de gesubsidieerde instellingen in 2016 tenminste 25% eigen inkomsten verwerven en samenwerkingen aangaan die artistiek, zakelijk, of wat het bereiken van publiek betreft een meerwaarde opleveren. De missie die deze instellingen verwoorden dient zowel artistiek-inhoudelijk als financieel toetsbaar te zijn. Hierbij kan men zich afvragen of het artistieke proces gebaat is bij een benadering vanuit niet-culturele indicatoren, zoals het percentage eigen inkomsten en een groei in de publieksaantallen. Immers, het meten van de artistieke meerwaarde die een samenwerking oplevert is aanzienlijk lastiger dan het meten van de zakelijke meerwaarde die een samenwerking oplevert.
Culturele infrastructuur
De gesubsidieerde podiumkunstinstellingen in Amsterdam hebben momenteel te maken met een sterk veranderende culturele infrastructuur en zijn door hun financiële afhankelijkheid verplicht om mee te bewegen, zich aan te passen en binnen een natuurlijke selectie te overleven. De culturele infrastructuur verwijst naar de culturele functies, zoals vastgelegd in de Hoofdlijnennota 2013-2016, voor Amsterdam. Deze infrastructuur dwingt de politiek om vooraf duidelijk aan te geven welke functies van belang zijn voor de stad Amsterdam en aan welke voorwaarden aanvragers moeten voldoen. Voor de aankomende beleidsperiode bevat de infrastructuur een functionele en een vrije ruimte. Voor aanvragende podiumkunstinstellingen in Amsterdam biedt de functionele ruimte plaats aan vier grootstedelijke podia, vier buurtaccommodaties en een internationaal podiumkunstenfestival. Op basis van de uitgangspunten van de Hoofdlijnennota 2013-2016 heeft de gemeente voor het invullen van de functies en de vrije ruimte gekeken naar het in stand houden van een sterke keten, mogelijke artistieke en zakelijke samenwerking tussen instellingen, de verhouding tussen vraag en aanbod, de mogelijkheden voor vergroting van de eigen inkomsten, het in stand houden van investeringen die reeds door de gemeente en de instellingen zijn gedaan en de verdeling van verantwoordelijkheden in het licht van kostenbesparing.
Groei van de creatieve sector
De keuzes vanuit de gemeente komen onder andere voort uit de groei van de creatieve sector, die zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht de afgelopen jaren grote sprongen vooruit heeft gemaakt. Zo was in 2003 binnen de EU de steeds groter wordende bijdrage van de creatieve sector aan het gezamenlijk product 2.6% en is deze sector daarmee de als prominent te boek staande voedselindustrie (1.9%) en chemie (2.3%) voorbijgestreefd. Daarnaast moet de traditionele westerse cultuur het podium meer en meer delen met cultuuruitingen van niet-westerse aard, op grond waarvan weer nieuwe stijlen en genres ontstaan. De snelle groei van de creatieve sector binnen heel Europa lijkt ervoor te zorgen dat er een sterkere afhankelijkheid is gekomen van deze sector en dat er een kwantitatieve verwachting (% bijdrage aan het gezamenlijk product) ontstaat, die zich tevens doorvertaald naar de verwachtingen op gemeenteniveau. De eigen inkomsten-eis in de Hoofdlijnennota 2013-2016 lijkt hierdoor niet alleen de artistieke uitgangspunten onder te sneeuwen, maar ook toe te werken naar een creatieve profit-sector, ten behoeve van het gezamenlijk product. Binnen dit prestatiegerichte klimaat lijkt het er op dat de gemeente geen risico’s wil nemen in de zin van het uitbreiden van de kunst- en cultuurketen met nieuwe spelers, maar aanstuurt op een andere benadering van het reeds bestaande binnen de keten.
© 2012 - 2024 Koosjelaan, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Cultureel OndernemerschapDe gesubsidieerde kunstinstellingen moeten cultureel ondernemender worden, zo luidt de Hoofdlijnennota 2013-2016 van de…
Tuinen en parken in AmsterdamBij een bezoek aan Amsterdam is er veel meer te zien dan alleen pittoreske grachten, leuke winkels en markten, interessa…
Culture Kunstzinnige VormingCKV is een verplicht vak op alle middelbare scholen van Nederland. CKV staat voor Culturele Kunstzinnige Vorming. Cultur…
Sinterklaasgedicht makenIeder jaar is het voor veel mensen weer een hele opgave om een Sinterklaasgedicht te maken. Een Sinterklaasgedicht maakt…
Bronnen en referenties
- Hagoort. ‘Cultureel Ondernemerschap’: 27-28.
- Th.B.J. Noordman. Kunstmanagement. ’s - Gravenhage 2007: 82.
- College van B en W. ‘Voor de stad en de kunst’: 2.
- Stichting Kunst en Zaken. ‘Cultureel Ondernemerschap’: 12.
- Hagoort. ‘Cultureel Ondernemerschap’: 36.
- College van B en W. ‘Voor de stad en de kunst’: 48.