A.R. Kiesvereniging te Houwerzijl 1945-1953
Er zijn twee notulenschriften bewaard gebleven van de Anti Revolutionaire kiesvereniging te Houwerzijl (Groningen). Eén betreft de periode november 1918 - januari 1931 het andere de periode juli 1945 - 18 december 1953. De schriften zijn in bezit van de vereniging Historische Kring De Marne. Dit artikel gaat over de tweede periode. (Of er meer schriften zijn, die de tussenliggende periode of mogelijk de periode die aansluit op 18 december 1953 beslaan, is niet bekend.)
Anti Revolutionaire kiesvereniging te Houwerzijl
Het eerste notulenschrift , eindigt met de notulen van de vergadering die de kiesvereniging hield op 8 januari 1931. Er kwam toen onder meer een schrijven van het centraal comité van de ARPartij aan de orde waarin gewaarschuwd werd tegen eenzijdige ontwapening. De mannenbroeders zullen niet bevroed hebben hoe
actueel onderwerpen als bewapening, oorlogsdreiging en oorlog nog zouden worden in de nabije toekomst. En door het ontbreken van notulen weten we ook niet hoe die en andere zaken die in de betreffende periode aan de orde waren, een rol speelden tijdens de vergaderingen van de kiesvereniging.
We kunnen pas weer kennis nemen van het doen en laten van de AR-kiesvereniging in Houwerzijl na de oorlog; om precies te zijn met ingang van de eerste vergadering die na de oorlog weer genotuleerd werd.
De A.R. kiesvereniging Houwerzij in de jaren 1945 – 1946
Eerste vergadering
Die eerste vergadering was 20 juli 1945, in de consistorie van de kerk. Het hoofd der gereformeerde school te Houwerzijl, M. v.d. Veen treedt op als voorzitter, M.J. Rietema is secretaris. Aanwezig: 38 leden.
Er is een bestuursverkiezing en verder wordt er onder meer gesproken over de (illegale) activiteiten van leden van de AR in de achterliggende vijf jaren en over een vergadering in Utrecht, er zijn mededelingen in verband met een noodparlement, tijdelijke gemeenteraden en het centraliseren van christelijke partijen. Maar verder - voor zover uit de notulen valt op te maken – niets over de zaak die de gereformeerde gemeenschap en daarmee de AR-leden in Houwerzijl in die tijd het meest bezig gehouden zal hebben: de scheuring in de Gereformeerde Kerken in Nederland en ook die in Houwerzijl, de zogenaamde
Vrijmaking van 1944.
Vrijmaking te Houwerzijl 1944
Toch had die scheuring diepgaande gevolgen voor de dorpsgemeenschap Houwerzijl. Die was immers bijna helemaal gereformeerd. En dus kon de ARPartij, die zo nauw verweven was met de gereformeerde kerk, haast niet buiten schot blijven. Maar er is dus niets over genotuleerd, en we kunnen er rustig van uitgaan dat er tijdens de vergadering ook niets over gezegd is: het lag te gevoelig.Ook kunnen we constateren dat men nog wel samen optrok in één politieke partij, de ARP. De politieke scheiding vond in wezen in Houwerzijl plaats in april 1948. Op landelijk niveau bundelden de vrijgemaakten wat de politiek betreft in 1950 hun krachten met de oprichting van het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV). In de gemeente Ulrum kwam ook een afdeling van het GPV. Men heeft in Houwerzijl ongetwijfeld eerst geprobeerd om met de kerkelijke verdeeldheid rekening te houden wat betreft de samenstelling van het bestuur van de AR-kiesvereniging. Opvallend is namelijk dat de voorzitter, meester V.d. Veen, ouderling bij de ‘synodalen’ was en de vice voorziter C. Huizinga en de secretaris M.J. Rietema beiden ouderling bij de ‘vrijgemaakten’ waren. Maar strubbelingen konden niet uitblijven, zoals we zullen zien, en in ’48 kwam het dus tot een scheiding.
Meer vergaderingen 1945
Tijdens de eerstvolgende vergadering, in augustus van dat jaar, blijken er zich elf nieuwe leden voor de vereniging te hebben aangemeld.
De kwestie ‘kunnen vrouwen lid worden van de partij’ leeft nog steeds, zo blijkt uit vragen vanuit de vergadering. Ook de principes zijn onveranderd: tijdens de opening van de vergadering in november stelt de voorzitter naar aanleiding het gelezen Schriftgedeelte, Psalm 82, dat “verbetering er slechts kan komen door terugkeer tot het licht van Gods Woord” en dat daarom het gezag bij de kroon en de invloed bij het volk hoort te liggen.
En in december, als het algemene streven naar eenheid binnen de natie (als reactie op de verdeeldheid van voor de oorlog) aan de orde komt, waarschuwt de vice-voorzitter, C. Huizinga, dat zo’n eenheid “voos zal zijn en uit bomijs zal blijken te bestaan”. Nee, hij houdt het bij het oude adagium van de anti-revolutionairen: “in het isolement ligt onze kracht”. Dat men principieel blijft blijkt ook als in januari 1946 het Nieuwsblad van het Noorden weer gaat verschijnen. Dan wordt in een vergadering gesteld dat zo’n blad “contrabande in onze huisgezinnen moest zijn”.
De kiesvereniging in de periode mei 1946 tot 15 april 1948
Opvallend is, dat er wat de periode van mei 1946 tot april 1948 betreft in het schrift de notulen staan van slechts één reguliere vergadering (gehouden op 12 december 1947). Verder staan er de notulen in van de jaarvergadering gehouden op 2 april 1947, het jaarverslag 1947 en het jaarverslag 1948. Welke periode het ‘jaarverslag 48’ beslaat, is niet echt duidelijk, want direct aansluitend aan dat verslag staan in het schrift de notulen van de vergadering gehouden op 12 april 1948 …
Er is blijkbaar in de periode mei ‘46 tot april ‘48 niet op de gangbare manier vergaderd door de kiesvereniging; er zijn in ieder geval geen notulen van. Er heeft zich blijkbaar een en ander afgespeeld; de twee jaarverslagen (1947 en 1948) geven daarover enige informatie prijs.
Strubbelingen rond de kandidatenlijst en de voorzitter van de kiesvereniging
Zoals gezegd, er kwamen strubbelingen. Dat komt in de notulen voor het eerst naar voren in het verslag van de vergadering van 15 mei 1946. Tijdens die vergadering wordt de komende
gemeenteraadsverkiezing besproken. Als daarbij het Program van actie van de AR aan de orde komt is er nog niets aan de hand. De punten werkgelegenheid, aansluiting van het dorp op de waterleiding en de wenselijkheid dat de ophaaldienst ook in Houwerzijl komt, geven aanleiding tot het stellen van vragen, maar leveren geen verschil van mening op.
Echter, als de samenstelling van de advieslijst voor de gemeenteraad aan de orde komt, zijn de aanwezigen niet eensgezind. Er is in de notulen sprake van ‘strubbelingen’ en ‘de voorzitter ging te ver volgens andere bestuursleden’. Echter, de namen van kandidaten op de lijst zoals voorgesteld, blijven na stemming gehandhaafd. De vice-voorzitter, C. Huizinga, leidde deze vergadering. Dat hoeft op zich niets te betekenen. Uit latere notulen blijkt echter dat dat samenhing met genoemde strubbelingen.
De brief van M. v.d. Veen
Bij het jaarverslag over 1947 (die voorgelezen werd op de jaarvergadering van 2 april ’47) is een losse brief gevoegd. Een brief van meester V.d. Veen, gericht aan de “Ant. Rev. Kiesver. te Houwerzijl”. (De brief is niet gedateerd maar alles wijst erop dat hij in 1946 is geschreven.)
V.d. Veen vermeldt onder andere: “Ik meen het vertrouwen van de meerderheid van onze kiesvereniging niet meer te hebben.” Want zijn beleid als voorzitter is “op de laatste bestuursvergadering aangevallen” en dat is door de meerderheid niet weersproken. Bovendien constateert V.d. Veen dat er “ten tijde van de jongste verkiezingscampagne besprekingen zijn gehouden door een deel der leden buiten de voorzitter en het verenigingsverband om”. Daarom stelt hij zich niet meer herkiesbaar.
Jaarvergadering 2 april 1947
We bekijken nu eerst de inhoud van het “jaarverslag 1947” en vervolgens de notulen van de jaarvergadering van 2 april ’47, de vergadering waarop de brief van meester V.d. Veen aan de orde kwam.
Jaarverslag 1947
Dit is het eerste jaarverslag na de oorlog. “Helaas,” stelt de secretaris (M.J. Rietema), “is de geest die de as landen [Duitsland, Italië en Japan] beheerste springlevend.” We ontmoeten haar overal, bijvoorbeeld in het “noodgemeentebestuur”. Wij moeten daar tegen vechten. De schrijver is negatief over gemeenteraad, provinciale staten en Tweede Kamer. De AR is daarin lang niet meer zo sterk aanwezig en actief als vroeger. Vooral met de gemeenteraad (in Ulrum) is het slecht gesteld: Wél een AR-burgemeester en een C[hristelijk]H[istorische] secretaris, maar niet één AR-wethouder… Dat komt door “de splijtzwam”. Hij roept op tot onderling begrip en vooral tot het “bewaren van de eenheid tegen de wassende golf der revolutie”.
De vergadering
De vergadering is niet meer in de consistorie, maar in “het gebouw” (dat is het gebouw Christelijke Belangen; dat was de nieuwe kerk van de vrijgemaakten aan de Hollemastraat, later het dorpshuis). De opening geschiedt door de vice-voorzitter, C. Huizinga. De ingekomen
brief van de voorzitter wordt voorgelezen. Er is een bestuursverkiezing waarbij J(acob) Mulder de nieuwe voorzitter wordt.
De vice-voorzitter deelt ook een en ander mee over ”de hangende questies”. Bij de samenstelling van de advieslijst (i.v.m. de gemeenteraadsverkiezingen) was besloten rekening te houden met “de kerkelijke toestand”, maar door de centrale AR-kiesvereniging (van de gemeente Ulrum) is dat volkomen genegeerd. De houding van D. Modderman is in het geding. (Modderman zat in die tijd voor de AR in de gemeenteraad en was vrijgemaakt.)
De vergadering van de* kiesvereniging Nederland en Oranje* te Houwerzijl, 12 december 1947
Opvallend is dat hier voor het eerst in de verslaglegging de naam “Nederland en Oranje” wordt gebruikt. Ook opvallend is, dat M.J. Rietema optreedt als voorzitter en J. Mulder als secretaris. Er wordt vergaderd in “het gebouw”.
C. Huizinga spreekt over “de hangende questies met als opschrift ‘moet de zaak kapot’”. Daarbij komt aan de orde: “Christus eis tot eenheid” en wat dit eist in de tegenwoordige omstandigheden in de AR-kiesvereniging. Belangrijk is de rol van de kerk; die moet het ganse leven, inclusief partij, overkoepelen. De situatie met de eenheid is dan blijkbaar nog niet helemaal hopeloos, want de dominee C. van Rij, in die tijd predikant van de synodaal-gereformeerde kerk is ook aanwezig en hij sluit de vergadering met gebed.
“Jaarverslag 1948”
Dit jaarverslag is getekend door voorzitter M.J. Rietema en secretaris J. Mulder. Het is geen gewoon jaarverslag, in de zin van een overzicht van wat er in de betreffende periode is gebeurd.; ’t is meer een verklaring.
Er wordt geconstateerd dat er in het afgelopen jaar buiten de jaarvergaderingen slechts eenmaal is vergaderd. Er is verdeeldheid in eigen kring. Komt het door de kerkelijke verdeeldheid? Nee, de echte crisis is een geestelijke crisis; “het is een booze tijd”. “Niet het opdringend communisme is de grootste vijand, maar het onverantwoordelijk zwijgen van het Bondsvolk en de gezapige rust.”
Vergadering (in vroege voorjaar 1948?)
De volgende vergadering die in het schrift genotuleerd staat (na “jaarverslag 1948”) is niet voorzien van een datum. Het zal ergens in het vroege voorjaar van ’48 geweest zijn, want de volgende wél van datum voorziene vergadering die in het schrift staat, is die van 15 april 1948.
Er staat in de notulen wel dat er notulen aan de orde zijn geweest, maar niet welke. Of het ‘jaarverslag 1948’ ooit is voorgelezen tijdens een (jaar)vergadering is onduidelijk. Waarschijnlijk niet, want voor de vergadering van 15 april stond wel op de agenda “lezen der jaarverslagen” maar daar is het niet van gekomen; waarschijnlijk vanwege de ongewone gang van zaken tijdens die vergadering.
Omstreden optreden van de heer Holwerda jr
Laten we eerst nog even zien wat er gebeurde op de ‘ongedateerde vergadering’ vóór 15 april. Er zijn dan 62 leden aanwezig. Er wordt wel op de gangbare, gepaste wijze begonnen (met Bijbellezing, psalmgezang en gebed), maar als de spreker van die avond aan de beurt is, blijkt er toch iets aan de hand te zijn wat, in ieder geval volgens een deel der aanwezigen, niet gepast is. Die spreker blijkt Douwe Holwerda te zijn (de latere hoogleraar Grieks in Groningen), een zoon van de vrijgemaakte dominee K. Holwerda. D. Holwerda wil een inleiding houden waarin zijn bezwaren tegen het AR-programma naar voren zullen worden gebracht. Daar wordt tegen geprotesteerd door aanwezigen omdat Holwerda jr. geen lid meer van de vereniging zou zijn. Deze stelt echter dat zijn inleiding afgesproken is en dat het bestuur hem toelaat. Dus gaat hij zijn gang.
Hij spreekt onder meer over “de Gemene gratie” van Dr. A. Kuyper in verband met art. 3 van het Program. Vervolgens komt het concept-antwoord van het bestuur op een ingekomen stuk van de centrale kiesvereniging aan de orde. Het wordt goedgekeurd, maar 20 aanwezigen onthouden zich van stemming. Bovendien: een voorstel om Ds. V.d. Zaal (de christelijk-gereformeerde dominee van Ulrum die voor de AR in de raad zit) een keer te laten spreken, wordt verworpen.
Vergadering 15 april 1948 - Ook de partij splitst
Deze vergadering is volgens de notulen uitgeschreven als jaarvergadering en staat onder leiding van “vice-voorzitter” M.J. Rietema. De notulen van de vergadering van 15 april zijn ondertekend door “voorzitter M.v.d. Veen” en gemaakt door “secretaris M.D. Rietema” (Martinus Rietema, een broer van M.J. Rietema.) Er komen enige punten naar voren waarover verschil van mening blijkt te bestaan. Onder meer blijkt geen contributiegeld naar het Centrale Comité (van de AR) te zijn overgemaakt. Ook over de gang van zaken en in verband daarmee de notulering van de vorige vergadering bestaat geen overeenstemming. Belangrijkste punt van geschil blijft het schrijven van het plaatselijk bestuur aan het centrale bestuur van de A.R.-kiesvereniging te Ulrum met bezwaren tegen het A.R.-programma.
In antwoord daarop heeft het centrale bestuur geschreven dat ze wil praten over de moeilijkheden, maar dan moet daar het bestuur van de kiesvereniging van Houwerzijl bij aanwezig zijn. Maar dat wil het plaatselijk bestuur niet “omdat ze betrokken zijn in de kwestie”. Als blijkt dat het centrale bestuur dat verlangt, bedankt het plaatselijk bestuur van Houwerzijl als lid van de AR Partij. “En tevens deelde de voorzitter mede dat alle leden die met hen de vergadering zouden verlaten ook bedankten als lid”. Ds. Van Rij probeert het tij nog te keren, maar het lukt niet. Op de vraag van een der aanwezigen wat er moet gebeuren om nog tot samengaan te komen, “antwoordde de voorzitter pertinent dat alle leden der A.R. partij dan eerst vrijgemaakt moesten worden”.
De discussie wordt gestaakt en het bestuur verlaat “met plm. 36 leden van de 60 aanwezigen de vergadering”.
In de notulen volgt dan een regel wit met streepje en vervolgens staat er (in hetzelfde handschrift):
“Hierna werd de verg. op vlotte wijze voorgezet onder leiding van M. Rietema Sr. [de vader van M.J. Rietema, die opgestapt was] met plm. 24 leden”. Eerst wordt een nieuw bestuur gekozen: M.v.d. Veen (die weer voorzitter wordt), M.D. Rietema (secretaris), R. Veenwijk (penningmeester) en H. Wolters (2e voorzitter). Daarmee was het hele bestuur synodaal.
M.D. Rietema houdt dan een betoog waarin hij zegt dat er gestreefd moet worden, niet naar een kerkelijke partij, maar naar een nationale christelijke partij “van allen die willen strijden onder de banier van Jezus Christus”; “vooral nu de vijand komt aanrukken met opgestoken vaan (…) moeten wij een sterk bastion vormen om, als christelijke natie in optima forma, tegen de revolutie het evangelie te stellen. Pas dan kunnen wij zegen verwachten op onze strijd voor God, Ned. en Oranje.”
Tot slot van de avond gaat ds. Van Rij voor in dankgebed.
Na de splitsing
De eerstvolgende notulen maken duidelijk waar de vergaderde partijleden staan: de vereniging wordt weer ronduit AR Kiesvereniging genoemd. Bovendien, de volgende vergaderingen vinden plaats in café Hogeveen. Wat niet wil zeggen dat vergaderen in het gebouw van de vrijgemaakten, “Christelijke Belangen”, nu definitief verleden tijd is: de vergadering van 5 januari 1949 vindt er wel plaats. De opkomst is dan niet groot: 22 personen. (Misschien lag dat aan de plek waar vergaderd werd; maar ’t kan ook aan de spreker dan wel het onderwerp hebben gelegen: dhr. Blokzijl uit Groningen sprak die avond over “Bedrijfsorganisatie en geleide economie”.)
De eerste vergadering na het uittreden van een groep vrijgemaakten is op 22 april 1948, in café Hogeveen dus. Er zijn dan 34 leden. Over de landelijke verkiezingslijst van de AR zijn niet alle leden tevreden: Een aantal van hen vindt het niet goed dat er “alleen geleerden opstaan en geen practische personen”.
Jaarvergadering 11 maart 1949
De jaarvergadering verloopt zonder dat zich opvallende zaken voordoen of aan de orde komen. Aan de orde komt onder meer het opstellen van de groslijst voor de verkiezingen. Het centrale bestuur van de AR in de gemeente Ulrum heeft bij de eerste drie ook een vrijgemaakte kandidaat geplaatst: de Ulrumer E. Modderman. Daarover blijkt bij de aanwezige leden verschil van mening te bestaan. Er wordt over gestemd; 10 zijn tegen het plaatsen van Modderman, 14 voor. Dus Modderman blijft staan (op de derde plaats).
Jaarverslag 1949
Op de vergadering leest de secretaris het verslag voor. Er wordt geconstateerd dat het verenigingswerk, in tegenstelling tot 1948, “weer in oude banen is geleid”. Het normale aantal vergaderingen is weer gehouden.
Wat het ledenaantal betreft is er geen reden voor tevredenheid: enkele tientallen leden verlies. Dat de kerkelijke verdeeldheid ook tot partij-politieke verdeeldheid heeft geleid, is betreurenswaardig. Het is beter dat een politieke partij niet kerkelijk gebonden is; dat geeft verdeeldheid – “en de satan roept om verdeeldheid”. De secretaris vervolgt met een gloedvol betoog over de wenselijkheid van christelijk-nationale eenheid (in ongeveer dezelfde bewoording als op 15 april 1948, nadat toen een deel van de aanwezigen de zaal had
verlaten.
Periode november 1949 – december 1951
Sinds de notulen van 25 november 1949 is H. Wolters secretaris; M. v.d. Veen blijft voorzitter. De vergaderingen vinden nu steeds plaats in café Hogeveen.
De soevereiniteitsoverdracht in Indonesië is in die periode enige malen aan de orde. Er worden regelmatig cursusvergaderingen, meestal in Groningen, bezocht. Diverse actuele politieke zaken worden dan besproken. Ds. Zaal, de chr.gereformeerde dominee van Ulrum, is onderwijl lid van de Tweede Kamer voor de AR geworden. Hij spreekt in Houwerzijl op 25 januari 1950 over de financiële positie van ons land.
Jaarvergadering gehouden op 17 maart 1950 - Nog een “Jaarverslag 1949”
Op 17 maart 1950 is er weer een jaarvergadering. Er wordt dan een jaarverslag voorgelezen die voor de tweede keer de titel “Jaarverslag 1949” meekrijgt. Waarschijnlijk vond de nieuwe secretaris, H. Wolters, dat de datering van de jaarverslagen anders moest. Hoe dan ook, het verslag handelt over “het jaar achter ons”. En dat jaar bood, volgens de secretaris, niet veel lichtpunten. De wereldmachten die in de Tweede Wereldoorlog schouder aan schouder stonden, staan nu tegenover elkaar. Het gevaar komt uit het oosten.
In oktober ’50 wordt besloten de contributie te verhogen van 50 ct naar 1, 25 gld. Dat is dan wel incl de ontvangst, zesmaal per jaar, van het partijblad “Nederlandse Gedachten”. In het jaarverslag over 1950 schrijft de secretaris dat er geen reden tot juichen is. Er wordt door ons te weinig gedaan op het gebied der christelijke politiek om de steeds moeilijker wordende omstandigheden het hoofd te kunnen bieden.
Jaarvergadering, 19-2-1951
Er wordt tijdens de vergadering verslag gedaan van een rede van professor Zuidema over “De Christen en de politiek”. Deze had in de rede opgeroepen om als christen midden in de wereld te staan om het christen-zijn en de christelijke politiek uit te dragen. Daarna spreekt de heer Veenwijk over “De vrouw in de AR-kiesvereniging”. De vrouw moet niet afzijdig gehouden worden, want zij is voor een groot deel opvoeder van het volk. Ze moet wel kennis nemen van de politiek maar er niet zo in opgaan dat ze haar plichten in het gezin vergeet.
Notulen van vergadering 22-11-1951
(Sinds 1951 wordt de benaming “Nederland en Oranje” voor de AR-kiesvereniging weer gebruikt bij de notulering.) In zijn openingswoord op 22 november 1951 stelt de voorzitter ”dat we zijn aan het einde der dagen”. We moeten zorgen dat we olie in de lampen hebben. Het is goed dit te bedenken nu we voor de Tweede Kamerverkiezingen in 1952 staan. Als het program van actie aan de orde komt wordt er voorgesteld daarin op te nemen dat Nederlandse arbeiders beter vlas kunnen gaan trekken in de Noordoost-Polder dan Belgische arbeiders. Dit zal aan het centraal comité worden meegedeeld.
Notulen van vergadering van 14-12-1951
Wethouder Meijer spreekt over de gemeentepolitiek. Daarbij komt ook het 1000-woningenplan aan de orde. Dat geeft verlichting, maar toch is de toestand bij de volkshuisvesting nog nijpend, vooral in Zoutkamp. En Houwerzijl krijgt geen toewijzing in dit project… Ook scholenbouw in het dorp en de aanleg van riolering laat nog steeds op zich wachten. De financiële toestand en het steeds duurder worden van materialen zijn de oorzaak.
Periode januari 1952 – december 1953
De AR te Houwerzijl is na de splitsing in verband met de Vrijmaking in rustiger vaarwater gekomen. De opbouwperiode van na de oorlog is in volle gang, ’t is een zuinige tijd, maar men steekt de handen uit de mouwen. Het maatschappelijk leven en daarmee de partijpolitiek wordt gekenmerkt door verzuiling; in die zin is er weinig veranderd vergeleken met de jaren vóór de oorlog. Uit de notulen van de AR-kiesvereniging komt dat beeld duidelijk naar voren. Opvallende, van het kenmerkende beeld afwijkende zaken doen zich eigenlijk niet voor. Wel zijn er natuurlijk de grote nationale kwesties die ook in Houwertzijl aan de orde komen.
Ter illustratie volgen hieronder nog wat passages uit die notulen (die doorlopen tot en met 1953)
Notulen vergadering 14 januari 1952
De voorzitter memoreert de verandering van SDAP in Partij v.d. Arbeid. Niet alleen de naam is veranderd. Ook zoals de PvdA zich voordoet is anders dan vroeger. “Dat heeft de mensen in de war gebracht. Het nieuwe wat de P v/d arbeid brengt heeft de A.R. van de hand gewezen omdat het afkeert van Gods Woord.”
Jaarverslag over 1951
De secretaris stelt dat we, terugziende op het afgelopen jaar, tot de conclusie moeten komen dat we weer tekort geschoten zijn. We hadden zoveel meer kunnen doen, ook in het politieke werk. En als we dan onze blik richten op de dingen om ons heen dan is er weinig opwekkends. “We zien oorlogen en geruchten van oorlogen. Maar laten we bedenken dat God dit alles bestuurt en dat dit alles moet komen voor het einde der wereld en het laatste oordeel. Dan kunnen we geloven en vertrouwen dat God alles voor zijn uitverkorenen te beste zal keren.”
Notulen vergadering 12 december 1952
Er is een stuk ingekomen van het Centraal Comité waarin sprake is van een comité dat streeft naar hereniging van de AR met de
CHU. Geadviseerd wordt, daar niet aan mee te werken. Ook is er een verslag van een cursusvergadering over economie. Er blijken 140.000 structurele werkelozen te zijn. Veel te veel. En dat komt mede door het verlies van ons Indië. Er is veel geld nodig om de werkeloosheid te bestrijden. Wel, zo stelt de voorzitter, dat moet het bedrijfsleven zelf maar betalen en niet de regering.
Notulen vergadering 29 januari 1953
Burgemeester Ottevanger van de gemeente Ulrum treedt op als spreker. Ook hij heeft het over het streven naar hereniging met de CHU. Dat is geprobeerd, maar niet doorgegaan en dat is te wijten aan de opstelling van de CHU. Wat de AR betreft: bij de landelijke verkiezingen is er fors verloren. Spreker wijt dat onder meer aan emigratie, stemmenverlies aan het GPV en onverschilligheid bij de jongeren.
Jaarverslag over 1952
De secretaris schrijft dat er in het afgelopen jaar drie keer is vergaderd. Het ledental is gedaald. Al met al is er binnen de vereniging niet veel gebeurd. Hij spreekt de hoop uit dat we weer een levendige kiesvereniging mogen worden en dat we dan de christelijke beginselen ook weer mogen uitdragen.
Jaarverslag over 1953
“Dit jaar was er niet veel bijzonders in ons verenigingsleven”. Dan volgt er toch nog een hele rij activiteiten. Het ledental is weer iets teruggelopen, dus actie is gewenst: allen die lid “moeten zijn” worden bezocht. Maar de dankbaarheid overheerst. “Want als wij nog denken aan de overstromingsramp [in Zeeland]. En wij zijn toch niets beter dan zij.” Secretaris J. Knol eindigt zijn verslag met de hoop dat wij ”ook in 1954 weer de A.R.-beginselen mogen beleven en de A.R.-belangen weer behartigen.”
Daarmee eindigt ook het laatste verslag in het tweede schrift met notulen van de AR-kiesvereniging te Houwerzijl.
Lees verder