Geschiedenis van drie gereformeerde kerken en PKN in Ulrum
In Ulrum bestonden er na de Afscheiding van 1834 onder leiding van ds. Hendrik de Cock twee protestantse kerken: die van de hervormden en die van de chr. afgescheidenen. Met ingang van 1869 heette de laatste: Christelijke Gereformeerde Kerk en later – sinds 1892 – Gereformeerde Kerk, waarna er al spoedig ook weer een groep gereformeerden een eigen genootschap vormde onder de oude naam Chr. Gereformeerde Kerk. De Gereformeerde Kerk (die van 1892) splitste in de jaren 1944-1945: de zogenaamde Vrijmaking. Toen waren er drie gereformeerde kerkgenootschappen: een Gereformeerde, een Christelijke Gereformeerde en een Gereformeerde Vrijgemaakt, met daarnaast de 'oude' Hervormde Gemeente. In Ulrum kwam het in 2015 tot een fusie van de Gereformeerde Kerk (Schapenweg) en de Hervormde Gemeente. Zo ontstond daar een PKN-kerk met de naam Protestantse Gemeente Ulrum-Niekerk-Vierhuizen. Het vml. gereformerde gebouw kreeg de naam Goede Herderkerk en de vml. hervormde dorpskerk: Catharinakerk.
Inhoud
De Gereformeerde Kerk in Ulrum nam in 1901 een nieuw gebouw in gebruik aan de Leensterweg (waar sinds 2015 de PKN-gemeente haar onderkomen heeft). Maar toen was er ondertussen ook al een tweede gereformeerde kerk en die droeg de oude naam ”Chr. Gereformeerd”. Sinds 1895 bestond die in Ulrum en zij hield haar samenkomsten toen ook al aan de Singel, maar niet op de plek waar het gebouw nu staat. De eerste Chr. Gereformeerde kerk stond waar vroeger Woddema een fietsenzaak had: Singel nr. 23. Van het huidige gebouw werd de eerste steen gelegd op 10 oktober 1923.
Dus vóór het ontstaan van de Chr. Geref. kerk (Singel) is de geschiedenis van die kerk en van de Geref. Kerk (Leensterweg) en van de Geref. Kerk Vrijgemaakt (Asingastraat) één en dezelfde.
Landelijk beeld
Het landelijke beeld van het ontstaan van de Chr. Geref. kerken is als volgt. De Afgescheidenen van 1834 (later “Chr. Gereformeerden” geheten) verenigden zich in 1892 met de kerken van de Doleantie (de afscheidingsbeweging van 1886 o.l.v.
Abraham Kuyper) en vormden toen de Gereformeerde Kerken in Nederland. Een deel echter van de Chr. Gereformeerden (van 1834) ging niet mee met die vereniging en bleef voortbestaan als “Christelijke Gereformeerde Kerken”. Zoals gezegd, dat is het landelijke beeld, dat wil zeggen, de algemene gang van zaken zoals die ook in de kerkgeschiedenisboeken beschreven staat. Vaak week de plaatselijke situatie echter af van het algemene beeld. Dat was bijvoorbeeld in Ulrum het geval. Het is niet helemaal duidelijk hoe het hier precies in z'n werk is gegaan en dus is er ruimte voor verschillende lezingen. Als uitsluitend de bestaande archiefstukken als bron gebruikt worden, ontstaat de volgende geschiedenis.
Ulrum
De notulen van de kerkenraad van de Chr. Geref. Kerk te Ulrum (de Afgescheidenen van 1834 dus eigenlijk) d.d. 13 juli 1892 vermelden alleen dat de naam nu geworden is: Gereformeerde Kerk te Ulrum. Meer niet. Nu is het mogelijk dat er ook in Ulrum, in 1892, een groep is geweest die zich niet met het samengaan kon verenigen en apart van de nieuwe "Geref. Kerk" bleef bestaan en zo de Chr. Geref. Kerk voortzette. Waarschijnlijk is dat niet het geval. Want wat was er binnen de (ene) Geref. Kerk in Ulrum aan de hand rond 1893 (volgens het notulenboek)?
Kalkhuis versus Nipperus
In april 1893 wordt vermeld dat ouderling Kalkhuis, in het schoolbestuur, meester Nipperus en de rest van het bestuur beschuldigd heeft van leugen. De kerkenraad is, na informatie te hebben ingewonnen, van mening dat die beschuldiging ten onrechte was; Kalkhuis moet de beschuldiging intrekken. Kalkhuis is dat echter niet van plan. Men gaat voortvarend te werk, want in mei wordt de kwestie al voor de classis gebracht. Uit een schrijven van de classis aan de kerkenraad blijkt dat Kalkhuis in het ongelijk is gesteld; maar tegelijk wijst de classis beide partijen erop, dat men elkaar moet vergeven. En wat blijkt: Kalkhuis wil dat wel, maar de kerkenraad houdt hem voor dat "daarmede niet hersteld is wat bedorven werd". Wat de kerkenraad betreft, moet hij eerst schuld belijden (in de praktijk betekent dat, dat Kalkhuis de beschuldigingen aan het adres van meester Nipperus moet intrekken). Kalkhuis weigert en hij wordt onder censuur gesteld. Pas als ook de classis stelt dat Kalkhuis zijn beschuldiging moet intrekken, doet deze dat, en de vrede is hersteld. Echter, bij de kerkenraadsverkiezingen van januari 1894 wordt Kalkhuis door de kerkenraad niet meer als herkiesbaar voorgesteld. Kalkhuis tekent protest aan. 't Komt niet meer goed, want in maart 1894 blijkt Kalkhuis zijn attestatie en die van zijn familieleden te hebben opgevraagd. Hij heeft toen ook nog per brief meegedeeld dat hij en zijn gezin niet meer tot de Geref. Kerk willen behoren. Verder wordt er in de notulen niets meer vermeld over Kalkhuis of de vestiging van een Chr. Geref. Kerk.
Kalkhuis verlaat de Gereformeerde Kerk
Het is al met al duidelijk dat ouderling Kalkhuis uit de Geref. Kerk is gestapt in verband met een conflict. Of dáárvan het gevolg is geweest dat er een Chr. Geref. Kerk is ontstaan, is niet helemaal zeker, maar wel zeer waarschijnlijk. Het is weliswaar niet geheel ondenkbaar dat er in 1892 in Ulrum naast de Geref. Kerk een aparte groep (een soort huisgemeente?) was blijven bestaan die de oude naam “Chr. Geref. Kerk” handhaafde en waarbij Kalkhuis zich aansloot, maar waarschijnlijk is dat niet het geval geweest. Dat blijkt ons inziens uit stukken die zich in het Rijksarchief in de Haag bevinden: Bij de minister van Justitie (officieel bij "Hare Majesteit de Koningin-Regentesse") kwam namelijk in september 1895 een brief binnen van "de kerkeraad van de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Ulrum", d.d. 7 sept. 1895; voorzitter: G. Kalkhuis (!), scriba: W. Kamminga. Daarin delen zij mede dat in 1892 de Chr. Geref. Kerk te Ulrum niet als vernietigd te beschouwen is, maar is gebleven in het "bestaande voetspoor" van 1869 (in dat jaar namelijk konden de Afgescheidenen officieel - dat wil zeggen, met toestemming van de overheid - de naam "Chr. Gereformeerd" aannemen). Ze wenst ook als zodanig erkénd te worden.
Dus nog geen anderhalf jaar nadat hij was toegetreden tot de groep die gemakshalve de "Chr. Gereformeerden" zullen noemen, was Kalkhuis al preses. Dat is voor een nieuweling wel erg snel binnen een bestáánde gemeente. Met andere woorden, hij heeft zeer waarschijnlijk, nadat hij uit de Gereformeerde Kerk was gestapt, zelf het initiatief genomen tot formatie van een aparte groep Gereformeerden in Ulrum en ervoor gezorgd dat het in 1894 kwam tot bevestiging van een kerkenraad die, onder zijn leiding, zich in 1895 tot de overheid wendde om erkenning te verkrijgen.
Vrijmaking in Ulrum in 1945
Ten tijde van de bouw van de kerk aan de Leensterweg waren er dus twee gereformeerde gemeenten en daarmee twee gereformeerde kerken. In getalsverhoudingen gezien, vormden de Chr. Gereformeerden slechts een klein groepje vergeleken met de Gereformeerden die het gebouw aan de Leensterweg bevolkten. Helaas kon ook die groep de eenheid niet bewaren: in 1945 kwam er weer een splitsing, waarbij de Geref. Kerk Vrijgemaakt ontstond. De vrijmaking van 1945 – landelijk gezien is het de vrijmaking van 1944, maar
in Ulrum vond de scheuring na de bevrijding in ’45 plaats - is zeer ingrijpend geweest, overal in het land en zeker ook in de provincie Groningen. Ook in Ulrum. Niet alleen qua aantallen – het aantal vrijgemaakten in Ulrum was fors – maar ook wat betreft het hele sociale leven binnen het dorp. En niet alleen in de jaren direct na de splitsing; tot rond 2000 trokken de twee gemeenten gescheiden op, zonder enige toenadering, laat staan samenwerking. In het eerste decennia van de 21e eeuw kwam er een verandering naar meer onderling contact en in het tweede decennium kwam er ook samenwerking van de grond.
Een kerkelijke strijd tijdens de oorlog
Het is hier niet de geschikte plaats om in te gaan op de (theologische) achtergronden van de ‘Vrijmaking van '44’. Volstaan moet worden met de volgende korte samenvatting. Al lang woedde er onder de geleerden binnen de landelijke kerk en de Theologische Hogeschool en de Vrije Universiteit een theologische strijd over zaken als doop, verbond en wedergeboorte. De Kamper professor K. Schilder (van eenvoudige komaf, briljant en onverschrokken anti-Duits) stond daarbij met een kleine aanhang tegenover de heersende elite binnen de gereformeerde zuil waarin professor H.H. Kuiper (zoon van de beroemde Abraham) een leidende rol speelde. De geleerde theologen twistten over stellingen als: 'Wij mogen onze gedoopte kinderen voor wedergeboren houden tot het tegendeel blijkt'. Via de dominees en via brochures kwamen de discussies ook in de kerkenraden en de huiskamers. Maar het was wel
midden in de Tweede Wereldoorlog, en professor Schilder - die wegens anti-Duitse publicaties eerst gevangen was gezet door de Duitsers, een publicatieverbod kreeg opgelegd en later moest onderduiken – vond dat hij onvoldoende gelegenheid had zich te verdedigen en zijn achterban te mobiliseren. Toen dan ook midden in de oorlogsjaren het twistpunt over doop en verbond op de landelijke synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland behandeld zou worden, vroegen Schilder en de zijnen uitstel van behandeling (tot na de oorlog). Het is de grote fout van de 'synodalen' geweest – en dat is enige jaren geleden vanuit die hoek ook deemoedig toegegeven – dat ze behandeling toch hebben doorgezet. Schilder werd geschorst en later afgezet, en zijn opvattingen werden veroordeeld. Dat accepteerden hij en zijn aanhang natuurlijk niet (men beriep zich o.a. op art. 31 van de kerkorde - een artikel dat erop neerkomt dat een lid der kerk zich niet aan leerstellingen en reglementen hoeft te houden als deze duidelijk in strijd zijn met Gods Woord en de Dordtse Kerkorde). Zo waren de Gereformeerden, midden in de ellende van de Tweede Wereldoorlog, onderling ook in een strijd verzeild geraakt, die (officieel) in 1944 tot een scheuring leidde. En die strijd woedde nog lang na mei 1945 door.
De scheuring
Het moet gezegd worden: het is in Ulrum gelukt om elkaar, in ieder geval formeel, nog vast te houden tot na de oorlog, tot begin juli 1945 om precies te zijn. Toen was er echter geen houden meer aan: 6 van de 16 kerkenraadsleden (waarbij ook de dominee en de scriba) wensten zich niet te binden aan het omstreden Synodebesluit en kwamen zo apart te staan. Samen met hun aanhang vormden zij de Gereformeerde Kerk “Onderhoudende art. 31 K.O” (zoals er - vooral vroeger - gemakshalve bijgezegd werd). In Ulrum ging dus de gereformeerde dominee (J. van Nieuwkoop) ook met de Vrijmaking mee, maar anders dan meestal elders het geval was, volgde de meerderheid der gemeenteleden haar predikant niet. Wel was de groep Vrijgemaakten (een term die later meestal gebruikt werd om die andere Gereformeerde Kerk aan te duiden) zo groot dat de gevolgen van de scheuring ook in Ulrum hard aankwamen. De scheur liep niet alleen door de kerkelijke gemeente, maar ook door de families, ja zelfs soms door gezinnen en (later) ook door de school en de verenigingen. Zo kwam er in dorpen als Ulrum, waar de gereformeerden de grote meerderheid vormden, eigenlijk een scheur in de hele dorpsgemeenschap.
Het gebouw
In sommige plaatsen bleven de twee groepen nog jarenlang gebruik maken van hetzelfde gebouw. In Ulrum gelukte dat niet. De kleinste groep (de Vrijgemaakten) kreeg in 1946 de beschikking over een eigen kerkgebouw aan de Asingastraat. Het gebouw was toen trouwens de eerste nieuw-gebouwde vrijgemaakte kerk in Nederland.
Einde
In 2018 was het ledenaantal van de GKV in Ulrum zodanig gedaald dat men overging tot opheffing van de kerkgemeenschap. Het kerkgebouw kwam in gebruik bij de Chr. Gereformeerden.
Oecumene in Ulrum
Er is waarschijnlijk in de geschiedenis der Kerk niet één gebod van Christus door zijn volgelingen zo continu en op grote schaal met voeten getreden als het gebod: 'dat zij één zijn' (zie het Hogepriesterlijk gebed), Johannes 17: 21). Ook in Ulrum. Wel is er in de loop der jaren het een en ander veranderd:
Een samenwerking van de Gereformeerde Kerk (Leensterweg) met de
Hervormde Gemeente begon eerst aarzelend en nam rond 2000 vastere vormen aan. Dat werd in de hand gewerkt door het landelijke Samen op Weg-proces dat in 2004 leidde tot de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). In Ulrum kwam het in 2015 tot een fusie van de gereformeerde kerk ‘synodaal’ (Schapenweg) en de hervormde gemeente. Zo ontstond daar een PKN-kerk met de naam Protestantse Gemeente Ulrum-Niekerk-Vierhuizen. Het vml. geref. gebouw kreeg de naam Goede Herderkerk en de hervormde dorpskerk: Catharinakerk.
Lees verder