Egyptische kunst 1: Algemene inleiding en oergeschiedenis
Wie aan Egypte denkt, denkt aan pyramiden, hiëroglyfen en Farao's. Veelal niet aan het magische wereldbeeld van de oude Epyptenaars en de van de dood-doortrokken religie en, daaraan direct verwant, de kunst. In een artikelenserie willen we één en ander voor het voetlicht brengen. De Egyptische kunst, sterk gerelateerd aan de dood, komt daardoor (vreemde tegenstelling) wellicht wat meer tot leven.
Algemene inleiding
Versieringen
Zodra een volksstam zich enigszins begint te ontwikkelen, gaat zij op diverse gebruiksvoorwerpen, zoals huisraad en gereedschap, versieringen aanbrengen. Die versieringen kunnen van alles zijn: streepjes, cirkels of kruisjes. Versieren wil zeggen: mooier maken. Voor de maker zullen deze versieringen slechts ten dele als zodanig bedoeld zijn. Hij heeft naast het mooier maken ook nog een andere, een hoger gerichte bedoeling gehad.
Magie
We vinden bijvoorbeeld in het zuiden van Frankrijk en in Spanje in sommige grotten afbeeldingen van dieren waarop jacht werd gemaakt. Zij kunnen in verband hebben gestaan met het oeroude begrip van de magie. Dit begrip namelijk: de macht over de afbeelding is hetzelfde als de macht over het afgebeelde!. Dit noemt men de contagieuze magie
Als men dus iets beschadigde aan zo'n rotstekening, dan wilde dat zeggen dat men zonder veel moeite en zonder persoonlijke schade het afgebeelde dier op de voorgenomen jacht zou kunnen vangen en doden.
Religie
Evenzeer is het de verhouding van de mens tot de hogere macht -betrokkenheid op de religie-, die de eerste blijvende bouwkunst heeft doen ontstaan. Reeds bij de primitiefste mens heeft het gevoel van eigen kleinheid, afhankelijkheid van ondoorgrondelijke hogere machten, geleid tot een basaal godsbegrip en tot de eerste vormen van religie. Hij wil zich dan in verbinding stellen met die godheid door middel van offers, om hem gunstig te stemmen en voor zich te winnen.
Voortbestaan van de ziel
Ook komt de primitieve mens voor het mysterie van de dood te staan. Een medemens, met wie hij altijd is omgegaan, lief en leed heeft gedeeld, is plotseling dood. Er moet iets zijn dat die mens, die daareven nog liep en sprak, doet verstijven en verstommen. En in de geest van de primitieve mens rijst dan het begrip dat er iets uit dat lichaam verdwenen is: de ziel Zo redenerend vindt hij dat het lichaam sterft, maar dat iets van die mens is blijven leven. Hij komt tot de leer van het voortbestaan van de ziel. Daarbij komt dan nog vaak de gedachte, zoals in het oude Egypte, dat die ziel het gestorven lichaam nog nodig kan hebben. Dit brengt de mens tot het maken van een blijvende woning voor het dode lichaam. En, zoals in het oude Egypte, wordt het lichaam tegen bederf gevrijwaard. Het karakter van de Egyptische kunst is, dat het geheel in het teken staat van de religie, in het teken van de dood. En dat is het belangrijkste aspect van de Egyptische kunst.
Oergeschiedenis
Ontstaan van de dynastieën
De naam Egypte komt van het Griekse Aigyptos. Naar alle waarschijnlijkheid was Egypte 3500 jaar voor onze jaartelling al een eenheidsstaat. Dat is echter puur hypothetisch. De stad van waaruit dese eenheidsstaat dan geregeerd zou zijn was Heliopolis, een Griekse benaming voor zonnestad. De stad waar men de zonnegod Re of Ra vereerde. In ieder geval, als er een staat geweest is, dan is die weer uiteengevallen. Koning Menes maakte er opnieuw een staat van. Dat was ongeveer 3100 jaar voor onze jaartelling. De hoofdstad werd Memphis, dat dicht bij het tegenwoordige Cairo was gelegen. Met koning Menes beginnen de zogenaamde dynastieën. Een dynastie is een bepaalde tijd waarover eenzelfde koninghuis regeert.
Opgravingen
Maar laten we even terugkeren naar de tijd van voor de dynastieën, naar het oudste Egypte. Of het een eenheidsstaat was, weten we niet. Wel weten we dat er in die oertijd mensen in de streken rond de Nijl gewoond en gewerkt hebben.
Dat is gebleken uit allerlei werktuigen die men ter plaatse opgegraven heeft en waarvan men, met de moderne middelen die de onderzoekers ter beschikking stonden, de oudheid heeft kunnen vaststellen. Dit oer-tijdperk noemt men wel de eerste Negada cultuur. Ook wel de Merinde-, Tasa- of Badaricultuur, al naar gelang de naam van de plaats waar met succes opgravingen zijn verricht. Bij het onderzoeken van deze opgegraven voorwerpen was het opmerkelijk dat deze voorwerpen en werktuigen uit de oudste Egyptische cultuur volmaakt overeenstemmen met die uit het oudste Europese tijdperk! En hier treedt men binnen in een wereld vol geheimen, vol raadselen, die ook de moderne onderzoeker met geen mogelijkheid kan oplossen. Hier staat hij voor het geheim van de verrichtingen van de vroegste bewoners van de aarde.
Overal hetzelfde
De oudste cultuur van de mensheid is namelijk over uitgestrekte gebieden opvallend gelijk! De handbijl, gevonden in het brandend hete woestijnzand van Egypte, werd in geheel Afrika gevonden. En niet alleen in Afrika. Ook in de verweerde breukvlakken van de hellingen van China, uit de oerholen van Palestina, uit de bodem van Zuid-Mesopotamië, uit België en uit Frankrijk. Is het menselijk verstand nu overal tegelijk tot dezelfde ontwikkeling gekomen, of heeft men in die tijd al handels- en zwerftochten ondernomen? Het zijn vragen die wel nooit beantwoord zullen worden.
De eerste Negada-cultuur
Uit de eerste Negada-cultuur zijn ook grote, grove basaltkruiken afkomstig, die opgegraven zijn in het zuiden van Opper-Egypte en Nubië. Het karateristieke wapen van de mensen uit die tijden was de discusknots die aan een houten stok bevestigd was. De doden uit de eerste Negada-cultuur zijn over het algemeen goed bewaard gebleven, hoewel ze niet gemummificeerd zijn, doch gewoon gedroogd. Dat zij zo goed bewaard zijn gebleven komt door de droge zouthoudende grond waarin zij begraven waren. Ze dateren dus uit de oudste tijd: 5000 tot 3000 voor Christus. De mensen zijn in die tijd van middelmatige grootte geweest en moeten tengere ledematen hebben gehad. Tevens is uit de ondezoekingen gebleken dat ze tamelijk sluik haar hadden en een lichtbruine gelaatskleur. Aanvankelijk werden de doden in rietmatten gewikkeld. Een enkele keer zijn ze ook in linnen gewonden. Men wist dus al van de bereiding van linnen! Hun graf was een ondiepe kuil. Ze liggen daarin met opgetrokken knieën, de handen bij het hoofd, op de linkerzijde, zodat het hoofd naar het westen gericht was. Naar de richting waar de zon onder gaat.
Men heeft zelfs meebegraven honden ontdekt.
De tweede Negada-cultuur
Deze cultuur had haar centrum in Midden-Egypte, maar strekte zich overigens vrij gelijkmatig over het gehele land uit. De vormen van deze cultuur gaan heel geleidelijk over in de eerste dynastieën. Kenmerken van deze cultuur zijn bijvoorbeeld de lichtbruin gekleurde aarden kruiken, die in bruinrood met zig-zag lijnen, op zichzelf staande spiralen, rechthoeken, driehoeken en hele voorstellingen zijn beschilderd. Op de vazen die het rijkst versierd zijn, ziet men dikwijls afbeeldingen van schepen, met hoge campagne en boeg. Ook gestyleerde vrouwenfiguren met gekromde, naar boven gerichte armen, antilopen en steltvogels, enz. Alles wijst in deze periode op verandering in gebruiken. De vervaardiging van stenen vaatwerk is tot volle bloei gekomen. De mensen uit de tweede Negada-cultuur moeten een heel goede smaak gehad hebben. De graven zijn nu beter verzorgd dan in de eerste Negada-cultuur. Het principe is echter gelijk gebleven. De graven zijn echter langwerpiger van vorm geworden en met tichelstenen bemetseld. Met het gebruik om dat taaie Nijlslib in tichels te snijden, begint een ontwikkeling die grote gevolgen zal hebben. In het graf wordt nu een ruimte voor geschenken afgescheiden.
Over de houding die de mens in het graf was gegeven, is veel gefantaseerd. Men heeft gedacht aan de embryohouding, een regelrechte wedergeboorte in het hiernamaals. In de rechterhand had de dode een leistenen bord voor het wrijven van schmink. Ook de in het graf aanwezige schmink- en zalfpotten moesten er voor zorgen dat de dode bij het ontwaken de lichaamsverzorging kon voortzetten. Eten en drinken zat in grote, aarden kruiken. Het stenen vaatwerk en de messen zijn zeer fijn van materiaalkeuze. In 1938 vond de Britse archeoloog sir Walter Ermery in een graf uit de tweede dynastie in Sakkara op borden en schotels een welhaast volmaakte vorm van een volledige dodenmaaltijd: kwartels, duiven, vissen, runderkarbonade, groente, koeken en driehoekige broden. Deze vondst brengt ons naar het begin van het historische tijdperk.
© 2008 - 2024 Bvell, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen