Egyptische kunst 11: Karakteristieke eigenschappen
De Egyptische kunstenaar werkte voor het hiernamaals. Al zijn werk werd gedragen door de doodsgedachte. Hij streefde niet naar natuurgetrouwe weergave, maar naar volledigheid. Het dubbel kon dan tevreden zijn. Strenge regels beperkten zijn doen en laten. De religie bepaalt wat de kunstenaar mag en niet mag. Een statische kunst is het resultaat. Kunst met de beklemming van het graf.
De doodsgedachte
De achtergrond van de vroegste kunstvormen is religie. Versieringen en verfraaiingen werden niet aangebracht om de versieringen zelf, maar omdat ze een hoger doel dienden. De magische gedachtegang van de primitieve volkeren speelde een grote rol in de kunst. Dat magische had weer als achtergrond dat de primitieve mens een gevoel van afhankelijkheid bezat, een afhankelijkheid van een hogere macht, een god.
Ook komt de mens voor het mysterie van de dood te staan; hij ziet dat bij een dode iets het lichaam heeft verlaten en komt tot de "leer" van het bestaan en het voortbestaan van deziel. Dit brengt hem er toe een blijvende woning te maken voor de dode; het lichaam zou de ziel misschien nog nodig kunnen hebben, of andersom. Zo komen we bij het kenmerkende aspect van de Egyptische kunst. Deze kunst was gedragen door de doodsgedachte.
Gebonden aan regels
Daarenboven is de Egyptische kunst aan bepaalde, strakke regels gebonden. Die regels waren niet op schrift gesteld, maar leefden voort in het bewustzijn van elke Egyptische kunstenaar, van generatie op generatie. Met deze traditionele regels is ook wel eens gebroken, zoals tijdens de regeringsperiode van koning Achnaton. Deze breuk met de traditie duurde echter nooit lang. Natuurlijk heeft de Egyptische kunst, die de meest blijvende glorie van haar cultuur uitmaakt, een zekere ontwikkeling doorgemaakt, nog afgezien van de voorafgaande prehistorie en de nabloei in de Grieks-Romeinse tijd. De Egyptische kunst heeft in de drieduizend jaar van haar bestaan verschillende vormen en stijlen gekend, de Amarnaperiode niet meegerekend. Wel is er een gemeenschappelijke signatuur die ons in de regel een werk dadelijk als Egyptisch doet herkennen.
Niet slechts wat men ziet
De Egyptische kunstenaar beeldde niet alleen af wat hij zag, maar ook wat hij niet zag, met andere woorden: wat gezien zou kunnen worden. Wanneer wij bij een vijver staan, zien we een gedeelte van het wateroppervlak. Wat zich onder water afspeelt, zien we in normale gevallen niet, of slechts ten dele. Een schilder die natuurgetrouw wil werken, zal dan ook weergeven wat hij waarneemt: een deel van de wateroppervlakte. De Egyptische kunstenaar is het hier niet mee eens. Hij tekent de gehele vijver. Niet alleen de wateroppervlakte, maar ook de vissen die zich in de vijver bevinden, of ze nu waarneembaar zijn of niet. Hij weet dat ze er zijn, dus beeldt hij ze af. Alles zo volledig mogelijk.
Zo bestaat er een grafreliëf, waarop een man wordt afgebeeld die op de Nijl vaart. Hij jaagt op vogels die in het riet verborgen zijn. Dit tafereel wordt als volgt afgebeeld: de vissen worden getekend en boven het riet wordt een aantal vogels afgebeeld. Daarmee vertelt de kunstenaar wat zich in het water en tussen het riet ophoudt. De maker wil dus voor alles volledig zijn. Het gaat hem er niet slechts om wat hij ziet, maar ook om wat hij weet dat er is! Als hij een offertafel met gaven er op, of een mand met vruchten tekent, dan plaatst hij in zijn tekening de offergaven of de vruchten boven elkaar. Hij stapelt ze als het ware op. Voor ons gevoel lijkt het of ze in de lucht zweven.
Het afbeelden van personen
In de reliëfkunst wordt een persoon ook nooit afgebeeld zoals we hem zien. Ook hierbij is de weergave een vorm van vertellen. Alles van die persoon wordt zo volledig mogelijk weergegeven. De romp wordt in zijn volle breedte getekend, dus als het ware naar de toeschouwer toegedraaid, hoewel we de persoon van opzij bekijken en dus alleen schouder en arm zouden moeten zien. Bij het afbeelden van groepen is de voornaamste persoon het grootst afgebeeld. Als we een reliëf van een gezin zien, dan zien we dat de vader als de belangrijkste persoon in het gezin het grootst is getekend, de moeder kleiner en de kinderen nog kleiner. De slaven die er eventueel bijstaan, worden dan het kleinst afgebeeld. Bij het vrijstaande beeld worden dezelfde regels in acht genomen als bij de reliëfkunst. Een mannelijk beeld mag alleen met de linkervoet vooruit staan; een beeld van een vrouw heeft de beide voeten aaneengesloten. Een beeld mocht evenmin zijwaarts gebogen of gedraaid zijn.
Functie voor het hiernamaals
Alleen door al deze regels op te volgen, waarvan de hierboven genoemde er slechts enkele zijn, kon een beeld voldoen aan zijn doel: om voor het dubbel als verblijfplaats te dienen. Werd een persoon daarentegen in perspectief afgebeeld dan was de afbeelding niet volledig en kon dus geen woning zijn voor het dubbel.
Statisch karakter
De Egyptische beelden zijn, in verband met het doel om ter woning te dienen voor het dubbel, ook voor wat de weergave van het hoofd betreft, gelijk aan de portretten. Ze geven geen fotografisch beeld van de mens. Ze geven wel een afdruk van het blijvende, van het karakter. Geen enkel gebrek werd op het beeld aangebracht. Het beeld moest immers alle functies bezitten die een mens tijdens zijn leven had. Mochten zich in de loop der jaren gebreken openbaren, dan werden die niet afgebeeld. Ook ouderdomsgebreken werden bij de afbeelding vermeden. Het dubbel mocht niet voor onaangename verrassingen worden geplaatst.
Voor de juiste anatomische weergave van het menselijk lichaam had de Egyptische kunstenaar geen belangstelling. Het ging bij het maken om de grondvorm. Die grondvorm werd volgens bepaalde regels afgewerkt. Een van die regels was de wet van de frontaliteit. Dat wil zeggen: de beelden werden gemaakt om van voren te worden bekeken.Vaak stond het ook niet los in de ruimte, omdat het deel uitmaakte van een bouwwerk. De meeste beelden uit later tijd en uit andere culturen werden gemaakt om van alle kanten bekeken te kunnen worden; we kunnen er omheen lopen. Bij Egyptische beelden was dat absoluut niet de bedoeling. De Egyptenaar streefde in zeker opzicht naar een ideale uitbeelding van de mens en niet naar een natuurgetrouwe weergave van de zichtbare en tastbare werkeljkheid.
Zo is er evenmin aandacht voor bepaalde lichaamsstanden. Het beeld is dus, ook wat de houding betreft, statisch.
Het contact tussen deze beelden en het graf is haast voelbaar. Contact tussen het beeld en de levende mens is er niet. De Egyptische kunst is een kunst die gedragen werd door de doodsgedachte. Daardoor doet ze enigszins beklemmend aan, maar is toch tevens van onvergelijkelijke schoonheid.
De Grieks-Romeinse tijd
In de Grieks-Romeinse tijd heeft de Egyptische kunst nog een korte tijd van nabloei gehad, hoewel de kunstwerken uit die tijd heel anders aandoen dan die van het oude, zelfstandige, nog niet door invloeden van buiten beheerste Egypte. De kunst uit de periode van nabloei doet niet meer Egyptisch aan, al heeft ze wel de pretentie Egyptisch te zijn. De beeldhouwers gaan in deze tijd een middenweg zoeken tussen de Egyptische en de Griekse kunst, wat het eigen karakter niet ten goede komt.
In het Museum van Oudheden in Leiden staat een beeld uit de tijd van de nabloei: een torso van een recht-overeind staande vrouw. De weergave van het gewaad (dat door een knoop op de borst gesloten is) en van de haartooi is Grieks. Het beeld stelt óf een Egyptische vrouw, óf de godin Osirs voor. De overgangsperiode tussen de Egyptische en de Griekse kunst valt in de eeuwen rondom het begin van onze jaartelling. Het gebruik van zeer donkere steensoorten komt dan in zwang.
© 2008 - 2024 Bvell, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Luchtschip de HindenburgEen ongeluk, of toch een aanslag. Veel mensen vragen zich af wat er op die bewuste 6 mei 1937 allemaal heeft afgespeeld.…