De Orde der Tempelridders
Weinig religieuze ordes worden door zoveel geheimzinnigheid omgeven als die van de Tempeliers. Dit hangt waarschijnlijk samen met de chaotische periode waarin de orde bestond en het onverwachte en gruwelijke einde ervan.
De kruistochten en de stichting van de orde der Tempeliers
Het ontstaan van de orde der Tempeliers hing samen met de Middeleeuwse
kruistochten naar het Heilige Land. In 1095 riep paus Urbanus ll op tot een kruistocht, die ook daadwerkelijk van start ging een jaar later in 1096. In 1099 namen de Kruisvaarders Jeruzalem in. De streek was echter onveilig en dit was hetgene wat aanleiding gaf tot het stichten van de orde. De Franse edelman Hugues de Payenne en acht andere ridders besloten samen om zich in te zetten voor de veiligheid van de pelgrims tijdens hun bezoeken aan de plaatsen in het Heilige Land. De koning van Jeruzalem Baldwin ll gaf hen toestemming om hun hoofdkwartier op de Tempelberg, binnen het gebied van de Al-Aqsa moskee te vestigen. Deze plek, die zowel voor joden, christenen als moslims van groot belang is, wordt onder andere genoemd als de plaats waar eens de tempel van Solomon stond. De Tempeliers veranderden de Al-Aqsa moskee in een kerk en noemde die 'Templum Domini', de tempel van de heer, en hiervan leidden ze hun naam af.
Krijger-monnikken
In 1129 kreeg de orde het stempel officiëel tijdens het Concilie van Troye en vanaf dat moment begon de bekendheid van de groep ook in Europa toe te nemen. De Tempeliers waren de eerste krijger-monnikken binnen de christelijke geschiedenis en aanvankelijk stonden ze aan veel kritiek bloot, het werd niet juist geacht dat een monnik een zwaard droeg, al was het dan om reizigers en heilige oorden te beschermen. Bernard de Clairveaux, een belangrijke man binnen de kerk en een neefje van een van de stichters van de nieuwe orde, zette zich voor hen in. Hij propageerde het idee van doden in de naam van Christus.
De orde groeide in snel tempo. Mensen werden opgeroepen om geld, land of goederen aan de orde te doneren en aangemoedigd hun zonen in te laten treden. Bij intrede moest een nieuwe monnik onder andere een eed van armoede afleggen en gaf daarmee al zijn bezittingen op aan de orde. Paus Innocentius ll gaf leden van de orde toestemming om vrij grenzen te kunnen overschrijden, geen belastingen te betalen en dat leden bovendien aan niemand, behalve aan de paus zelf, verantwoording schuldig waren. Hiermee kreeg de orde ongekende macht en vrijheid.
Ondanks de naam van strijders, was het grootste deel van de ordeleden niet actief als militair. De meeste leden hielden zich bezig met het werven van geld. Degenen die wel strijders waren waren uitstekend getraind en bewapend. Bovendien werd het nobel geacht om tijdens de strijd te sterven en was het verboden voor een monnik om zich terug te trekken in de strijd, alleen bij extreme overmacht.
Bank
De orde van de Tempeliers wordt wel gezien als een voorloper van de eerste banken. Omdat de orde zo wijd vertakt was maakten pelgrims gebruik van de mogelijkheid om bij hun afwezigheid hun geld en bezittingen tijdelijk in handen van de Tempeliers te geven. Hierbij werd gebruik gemaakt van 'kredietbrieven'. Een pelgrim kon op een bepaald punt zijn/haar geld aan de Tempeliers geven, kreeg hier een kredietbrief en kon dan bij Tempeliers elders geld van hun krediet halen. Hiermee was een nieuwe manier van omgaan met geld geboren.
De economische macht van de orde nam snel toe en werd al snel belangrijker dan de strijd. De normale afkeer binnen de kerk van rente werd door de Tempeliers op slimme wijze omzeilt en er was verbazingwekkend weinig kritiek op de orde. Met hun economische macht nam ook de politieke macht snel toe. De orde bezat grote landerijen, zowel in Europa als in het Heilige Land.
De slag bij Hattin
Het keerpunt voor de orde kwam in 1187 in de Slag bij Hattin. De troepen stonden tegenover
Saladin, van wie ze eerder slagen gewonnen hadden. De Slag werd verloren en ook het daaropvolgende beleg van Akka werd een mislukking. Bij het beleg van Akka werd de grootmeester van de orde, Gerard de Ridefort, gevangen genomen en gedood. Binnen een jaar heroverden de troepen van Saladin Jeruzalem. Dit was een enorme slag voor de Tempeliers, wier hele bestaanreden oorspronkelijke Jeruzalem was. De interesse van de Europese adel in het Heilige Land nam steeds verder af, met elke nieuwe nederlaag en uiteindelijk moesten de Tempeliers het vasteland verlaten en vestigden ze hun nieuwe hoofdkwartier op Cyprus in 1291.
Jacques de Molay
De laatste officiële grootmeester van de orde, Jacques de Molay, werd in 1292 benoemd en hij begon met een reis door Europa om steun te verkrijgen voor zijn orde. De nieuwe paus Bonifatius Vlll gaf de orde op Cyprus dezelfde rechten en privileges die ze ook in het Heilige Land hadden gehad. Ook een aantal koningen gaven de nieuwe grootmeester hun steun.
In 1300 probeerden de Tempeliers opnieuw voet aan land te krijgen in het Midden-Oosten. Ze namen het eiland Arwad, voor de Syrische kust, in en bezetten vervolgens Tortosa (het huidige Tartous in Syrië). De bezetting was echter van korte duur en de troepen moesten zich terug trekken op Arwad. In 1303 werden de Tempeliers gedwongen om ook Arwad op te geven, waarmee ze hun laatste strohalm verloren. Hiermee had de orde haar reden van bestaan verloren, maar was het nog wel een belangrijke economische macht.
Een eigen staat
De Tempeliers hadden, net als de Teutoonse ridders, het plan opgevat om een eigen staat te stichten en hadden daarbij hun oog laten vallen op de Languedoc, in het zuidwesten van Frankrijk. Koning Philip IV van Frankrijk had waarschijnlijk alle reden om zich zorgen te maken, want daarvoor hadden de Tempeliers hun oog laten vallen op Cyprus en dat had geleid tot een coup, waarbij de ene broer de andere broer als koning verving. De Tempeliers hadden macht, geld, vormden min of meer een staat binnen een staat, maar hadden hun oorspronkelijke reden van bestaan verloren, wat hen extra gevaarlijk maakte. De Franse koning stak daarnaast diep in de schulden bij de orde. Daarbij hadden de Tempeliers een hoofdkwartier in de Champagne, een gebied dat aan koning Philip toebehoorde. Deze zaken bij elkaar opgeteld leidden waarschijnlijk tot de ondergang van de Tempeliers.
Ondergang van de orde
De ondergang van de orde van de Tempeliers is een stuk minder duidelijk dan de geschiedenis die er aan vooraf ging. De Franse koning Philip lV vroeg de Tempeliers geld om zijn oorlog tegen Engeland te financieren. De Tempeliers weigerden, waardoor de koning in woede ontstak en de paus vroeg hen te excommuniceren. De paus echter excommuniceerde de koning en bevestigde dat hij degene was met de ultieme macht. De Franse koning liet dit niet op zich zitten en liet de paus ontvoeren en beschuldigde hem onder andere van ketterij, een zeer ernstige aanklacht in die tijd. De paus werd gered, maar stierf een maand later, waarschijnlijk aan de schok.
De nieuwe paus hierriep de excommunicatie van de Franse koning, maar liet wel zijn helpers straffen. Een jaar later stierf ook deze paus. Hierop volgde een periode waarin gekibbeld werd over de nieuw te kiezen paus. Uiteindelijk werd Bertrand de Goth, een vriend van koning Philip tot nieuwe paus gekozen, paus Clementus V. Clementus V liet onmiddelijk zien aan welke kant hij stond en besloot tot een onderzoek van de Tempeliersorde. Ook verhuisde hij de pauselijke residentie naar Avignon in Frankrijk.
13 oktober 1307
De woede van koning Philip was groot en dat leidde op 13 oktober 1307 tot massa-arrestaties van ordeleden. De Tempeliers werden beschuldigd van tal van zaken, met als belangrijkste ketterij, duivelsaanbidding, het ontkennen van Christus. Ze werden onderworpen aan folteringen door de Inquisitie, een speciale groep religieuzen, die zich bezig hield met onderzoek naar dit soort zaken. Rond de 140 ordeleden werden gefolterd en in de loop van de tijd 'bekenden' ze vrijwel allemaal schuldig te zijn en vreemde riten zoals 'spugen op het kruis'. Deze bekentenissen waren echter allemaal verkregen tijdens folteringen. Tempeliers schreven paus Clementius om hulp en die schreef een aantal brieven naar de Franse koning, maar deed verder niets. De bekentenissen veroorzaakten een schok bij het gewone volk en de paus riep op tot in beslagneming van de bezittingen van de Tempeliers. De schok was zo groot dat ook de
Hospitaalridders onmiddelijk afzagen van hun 'bankzaken', uit angst hetzelfde beschoren te zijn als de Tempeliers.
Opheffing
In 1312 werd de Tempeliersorde officiëel opgeheven. Veel van de eigendommen van de orde buiten Frankrijk (waar het allemaal aan de koning toeviel) werden overgeheveld naar de orde van de Hospitaalridders en ook leden van de Tempeliers vonden daar een nieuwe plek. In veel landen ging het land niet naar de Hospitaalridders, maar werd het overgenomen door de lokale adel om zo de invloed van de kerk te verkleinen. Al snel zag de kerk in dat ze onjuist hadden gehandeld inzake de Tempeliers en dit werd ook openlijk beleden.
"De vloek van de Tempeliers"
De laatste grootmeester van de orde, Jacques de Molay, werd ter dood veroordeeld en op een brandstapel verbrand. Zijn laatste woorden zouden een vloek over koning Philip en paus Clementius zijn geweest, ze zouden binnen een jaar sterven. En beiden stierven daadwerkelijk binnen die periode, waarmee de geruchten omtrent de Tempeliers een hoge vlucht kregen.
Populaire cultuur
Door de gruwelijke omstandigheden waarop de orde aan haar einde kwam, de martelingen en bizarre beschuldigingen, zijn de Tempeliers ook vandaag de dag nog populair. Ze vormenonder andere een thema in 'De slinger van Foucault' van Umberto Eco en ook in het zeer bekende 'De Da Vinci Code' van Dan Brown.