De Vier van Breda: oorlogsmisdadigers die gratie kregen
Na de bevrijding werden 152 oorlogsmisdadigers ter dood veroordeeld. Van hen kregen 38 mannen en één vrouw daadwerkelijk de doodstraf. Aan de overige werd gratie verleend en zij belandden achter de tralies. Vier van deze mannen zijn bekend geworden als de Vier van Breda. Dit viertal, de Duitsers Willy Lages, Joseph Kotȁlla, Franz Fischer en Ferdinand Aus der Fϋnten, was door de Bijzondere Raad van Cassatie ter dood veroordeeld, maar koningin Juliana weigerde haar handtekening onder de doodvonnissen te zetten. Daarom werden zij opgesloten in de Koepelgevangenis in Breda.
Middeleeuwse martelmethoden
Wie waren deze mannen? De SS’er Willy Lages was tijdens de oorlog hoofd van de Zentralstelle fϋr jϋdische Auswanderung. Hij was verantwoordelijk voor de wegvoering van circa 107.000 Joden naar concentratiekampen en de mishandeling van tal van gevangenen. Om informatie los te krijgen liet hij hen met vuisten slaan, afranselen met gummistokken of dagen en nachten achtereen verhoren. Onder zijn leiding werden middeleeuwse martelmethodes toegepast, zoals het steken van gloeiende naalden onder de nagels en in de handen en voeten van gevangenen.
Dreigende kabinetscrisis
Nadat Lages’ doodvonnis uitgesproken was, diende hij een gratieverzoek in. Minister Mulderije van Justitie adviseerde de koningin dit af te wijzen, maar zij weigerde. De minister stelde daarop zijn portefeuille ter beschikking. Minister-president Drees liet de koningin weten dat hij absoluut niet wilde dat Mulderije wegging en er een kabinetscrisis dreigde. Daarop zei de vorstin: ‘Maar meneer Drees, dat hoeft toch helemaal niet, dan ga ik toch weg?’ Dat ging Drees te ver en hij ging akkoord met de gratieverlening.
Juliana werd bij haar verzet tegen voltrekking van de doodstraf waarschijnlijk beïnvloed door de gebedsgenezeres Greet Hofmans, die haar ‘ingevingen’ aan haar doorgaf. Onder invloed van deze vrouw die aan het hof verbleef, ontwikkelde Juliana denkbeelden waarin vrede en geweldloosheid centraal stonden. Zo kwam zij ertoe een massamoordenaar als Willy Lages gratie te verlenen. Lages werd op 24 februari 1955 overgebracht naar de Koepelgevangenis in Breda.
‘Judenfischer’
Daar zat sinds 1952 ook de oorlogsmisdadiger Franz Fischer. Hij had de doodstraf gekregen voor zijn betrokkenheid bij de deportatie van 13.000 Joden, waarvan de meesten omkwamen, en voor de mishandeling van opgespoorde Joodse onderduikers. Vanwege zijn fanatisme kreeg hij al snel de bijnaam ‘Judenfischer’.
Fischer werd op 12 juli 1950 ter dood veroordeeld. Hij vroeg de koningin om gratie, maar zij schoof het nemen van een beslissing lange tijd voor zich uit. Daardoor werd de kans steeds kleiner dat de doodstraf voltrokken zou worden. Minister Struijken van Justitie stelde haar toen voor om alleen die oorlogsmisdadigers te executeren die zowel in eerste instantie als in hoger beroep de doodstraf hadden gekregen. Fischer hoorde daar niet bij en hij kreeg gratie, evenals zij collega-misdadiger Ferdinand Aus der Fϋnten.
De ‘Kotȁllatrap’
Ook deze Duitser was betrokken bij de wegvoering van Nederlandse Joden. Hij was Hauptstϋrmfϋhrer geweest bij de Zentralstelle fϋr jϋdische Auswanderung en had de deportatie geleid van de patiënten van de Joodse psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bos.
Op 7 november 1952 werd Aus der Fϋunten met Fischer en Joseph Kotȁlla naar de gevangenis in Breda gebracht. Kotȁlla had ook al gratie gekregen.
Joseph Kotȁlla was de beruchte kampbeul uit kamp Amersfoort die het vooral voorzien had op Joden en priesters. Hij had een sadistisch genoegen in het mishandelen van gevangenen. Tijdens de veelvuldige appels trapte hij gevangenen tussen hun benen met zijn laarzen waarin ruwe spijkers zaten. De gevangenen noemden dit de ‘Kotallatrap’. Ook sloeg hij gevangenen en hitste herdershonden tegen hen op. De voormalige verzetskrant Het Parool noemde hem na de oorlog een ‘mensch-duivel’.
Dansen op de gevangenen
Een escalatie van geweld vond plaats tijdens het appel op Nieuwjaarsdag 1945. Er waren twee gevangenen ontsnapt en Kotȁlla wilde dat wreken. De schrijver Theun de Vries maakte het mee:
‘Eensklaps danst Joseph Kotȁlla. Terwijl de gevangenen heen en weer kruipen….springt hij tussen hen in; hij danst met de laarzen over de magere, scherpe rugwervels; hij kneust de schouderbladen en breekt de enkels’.
Na dit brute geweld moesten 100 gevangenen in de ziekenbarak opgenomen worden. Kotȁlla’s gedrag was zo buitensporig dat al tijdens de bezetting door de SD een strafrechtelijk onderzoek naar hem gestart werd. Voor Juliana was dit alles echter geen reden het gratieverzoek van de Beul van Amersfoort, zoals hij genoemd werd, niet in te willigen. Door Juliana’s menslievendheid werd ook zijn doodvonnis omgezet in levenslange gevangenisstraf.
Vrijlating Lages
Begin jaren zestig werden alle oorlogsmisdadigers vrijgelaten, met uitzondering van de vier Duitsers in de Koepelgevangenis. Zij raakten bekend als de Vier van Breda en zouden nog verschillende jaren in hun cel doorbrengen. Lages stierf als eerste. Hij had elf jaar in de cel doorgebracht en omdat hij zich netjes gedroeg werk mogen doen, waarvoor hij wat geld kreeg. Dat werk bestond voornamelijk uit het tellen van schoon en vuil wasgoed in de badkamer. In 1966 kreeg hij last van zijn darmen en artsen dachten dat hij kanker had. Zij durfden hem niet te opereren en Lages kreeg op humanitaire gronden een strafonderbreking van maximaal drie maanden. Hij werd met een ambulance naar een ziekenhuis in Duitsland gebracht. Daar bleek dat hij alleen een darmafsluiting had. Dat werd verholpen en Lages leefde vervolgens nog vijf jaar in vrijheid. Hij kon niet aan Nederland uitgeleverd worden, omdat dit volgens de Duitse grondwet niet mogelijk was. Lages stierf in april 1971. Hij was 69 jaar.
Na de vrijlating van Lages beijverden verschillende Ministers van Justitie, waaronder Van Agt, zich om de overgebleven drie mannen vrij te krijgen. Dit bracht steeds zo veel woede onder de bevolking te weeg dat zij ervan afzagen. Het sterkst verzetten de verenigingen van oorlogsslachtoffers zich tegen een mogelijke invrijheidstelling.
Vrijlating Twee van Breda
In juli 1979 overleed Kotȁlla op de leeftijd van 78 jaar. Nu waren allen Fischer en Aus der Fϋnten nog over. Zij hadden zich tijdens hun gevangenschap netjes gedragen. Fischer had zijn tijd doorgebracht met schoonmaakwerk. Hij had een eigen werkruimte met daarin een oude stofzuiger, dweilen, emmers en versleten textiel dat hij als poetsdoek gebruikte. Een erg goede schoonmaker was hij niet, want regelmatig snoot hij zijn neus in zijn poetsdoek, waarna hij er een bureaublad mee afveegde. Toen zijn gezondheid afnam, hield hij alleen nog zijn eigen cel schoon.
Aus der Fϋnten haalde zijn koksdiploma en kookte nadat hij zijn diploma gehaald had voor de gevangenen. Op zijn 75e stopte hij om medische redenen met zijn werk en verbleef vrijwel uitsluitend in zijn cel. De regering zag geen reden om de beide oorlogsmisdadigers langer vast te houden en debatteerde over hun vrijlating. VVD-ministers drongen daar sterk op aan, terwijl hun CDA-collega’s meenden dat er meer rekening gehouden moest worden met de gevoelens van oorlogsslachtoffers. Vooral door de inzet van minister Korthals Altes herkregen de Twee van Breda op 27 januari 1989 hun vrijheid.
Fischer (87) trok weer in bij zijn vrouw. Hij leefde nog ruim een half jaar en overleed aan een longontsteking. Aus der Fϋnten (79) ging bij zijn zoon in Duisburg wonen. Na bedreigingen dook hij onder in een verzorgingstehuis. Hij stierf 82 dagen na zijn vrijlating aan een hersenbloeding.