Van fakkel tot sigaar. De geschiedenis van de sigaar
Het roken van sigaren heeft altijd iets elegants en stijlvols gehad en heeft dit nog steeds. Ondanks - of misschien juist dankzij - het rookverbod worden speciale rooklounges en bars voor sigarenrokers in Nederland en België goed bezocht. Tevens is er een grote interesse in nationale en internationale chique tijdschriften over sigaren, waardoor steeds weer nieuwe liefhebbers en liefhebsters genieten van een goede sigaar. Wanneer en door wie is deze plezierige gewoonte ooit ontwikkeld?
De eerste kennismaking
De Spanjaarden waren de eerste Europeanen die dit genoegen smaakten. Op 28 oktober 1492, de dag dat Christophorus Columbus voor het eerst Cuba aandeed, schreef hij in zijn logboek dat de plaatselijke indianen, zowel mannen als vrouwen, een 'brandende fakkel' rookten 'waarbij zij inhaleerden'. De Cubanen die Columbus en de zijnen ontmoetten, noemden de plant die ze rookten cohiba - later de merknaam van een van de meest vermaarde (en duurste) soorten havannasigaren van het Cuba van Fidel Castro. Columbus bracht enkele tabakszaden en -bladeren mee terug naar Europa, maar het zou nog tot midden 16e eeuw duren voordat tabak echt populair werd gemaakt door avonturiers en diplomaten zoals de Fransman Jean Nicot. Naar hem is de tabaksplant Nicotiana en later de stof nicotine vernoemd. De Portugezen hebben het meeste gedaan om de rest van de wereld te bekeren door rond 1512 als eerste land buiten de Amerika’s de tabaksplant te cultiveren. Rond 1558 was snuiftabak al te koop op de markten van Lissabon.
Rokende Mayapriester
Lang voor de komst van Columbus genoten de indianen in Midden-Amerika en de Cariben van deze voorlopers van de moderne sigaar. Een reliëf op een 2000 jaar oude Mexicaanse tempel toont een Mayapriester die opgerolde tabaksbladeren rookt. Het Spaanse woord cigarro is afgeleid van sik 'm; het Maya-woord voor 'roken'.
Rookverbod door koning en Paus
Rond 1520 had de tabaksplant, en de gewoonte om hem te roken, Europa bereikt. Een eeuw later had het roken zich in Europa en het Midden-Oosten zo verbreid dat veel heersers maatregelen namen om het te beteugelen. In 1614 bracht de Britse koning Jacobus I het roken in zijn land een zware slag toe door de beruchte 'Misocapnos' (Rookhater) te schrijven, later uit het Latijn in het Engels vertaald onder de titel 'A counterblast to Tobacco'. Deze koning zag in tabak een ziel- en lichaamverdervend venijn en hief een forse belasting op tabak om zijn onderdanen het roken onmogelijk te maken of op zijn minst te bemoeilijken. Zijn onderdanen waren niet onder de indruk. Een decennium later verbood paus Urbanus I Spaanse priesters het roken. En als klap op de vuurpijl kreeg een weerspannige sigarenroker gemakshalve de schuld van de grote brand van Moskou in 1650. Deze officiële afkeuring had echter weinig effect op het groeiend enthousiasme voor het roken.
Nederland als grootste sigarenexporteur
De Spanjaarden waren de grondleggers van de sigarenindustrie: de Koninklijke Fabrieken van Sevilla werden in 1731 gesticht maar al in 1717 ontstonden daar sigarenfabriekjes. In de jaren daarna schoten in heel Europa de fabrieken als paddenstoelen uit de grond. Uiteindelijk werd Nederland de grootste sigarenexporteur ter wereld en is dat tot op de dag van vandaag. Dit is voor het overgrote deel te danken aan de sublieme, zeer kruidige tabak die nu nog steeds geteeld wordt op de berghellingen rondom de Sumatraanse stad Medan, in het voormalig Nederlands Indië.
Koning Ferdinand van Spanje
In 1831 verleende koning Ferdinand van Spanje de Cubanen het recht op het eiland - een Spaanse kolonie - tabak te produceren. Cuba werd al snel overspoeld met sigarenmakers, die vooral aan de Spaanse kroon leverden. Tot op de dag van vandaag stuurt het eiland jaarlijks een symbolische partij cohibas naar de koning van Spanje, en als tegenprestatie importeert Spanje de meeste Cubaanse sigaren.
De sigaar in Amerika
Uit Cuba en Midden-Amerika geïmporteerde tabaksplanten werden vanaf het einde van de 17de eeuw in de Britse koloniën in Noord-Amerika geteeld. De eerste oogsten waren echter bestemd voor gebruik als pijptabak, de Engelse manier van roken. De Amerikaanse rokers gingen in de tweede helft van de 18de eeuw over op sigaren. Nadat de kolonisten in 1783 hun onafhankelijkheidsstrijd van de Britten wonnen, verschenen er sigarenfabrieken in Connecticut, Pennsylvania en de staat New York. Conestoga, in Pennsylvania, ontwikkelde zich tot een centrum van sigarenindustrie; vandaar dat Amerikanen een sigaar een 'stogie' noemen. Het roken van sigaren bereikte in de VS zijn hoogtepunt na de Amerikaanse Burgeroorlog, met Amerikaanse bedrijven die sigaren maakten van een mengsel van inheemse en uit Havana afkomstige tabaksbladeren
© 2015 - 2024 Nasiuduk, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Het genieten van een sigaarVoor het roken van een sigaar moet je, in tegenstelling tot een vluchtige sigaret, je tijd nemen. Het is als het ware ee…
Cubaanse sigarenMonte Cristo, Cohiba, Romeo y Julieta. Wie aan Cuba denkt, denkt aan sigaren. Maar wat maakt de Cubaanse sigaren wereldb…
Bronnen en referenties
- https://en.wikipedia.org/wiki/A_Counterblaste_to_Tobacco
- http://content.time.com/time/nation/article/0,8599,1869320,00.html
- http://www.sigaren-specialist.nl/geschiedenis-van-sigaren/
- http://cigarhistory.info/Cigar_History/History_1762-1862.html