De uitroeiing van het Armeense volk in de twintigste eeuw
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vermoordden de Ottomaanse regering anderhalf miljoen Armeniërs. Zij werden gedeporteerd naar het Syrische woestijnstadje Der el-Zol. Veel Armeniërs stierven tijdens de reis door uitputting of door slachtingen die Turkse soldaten aanrichtten. De rest kwam om in de Syrische woestijn.
Armeens nationalisme
De Armeniërs maakten deel uit van het Ottomaanse of Turkse Rijk. Zij leidden een onopvallend bestaan als christenen in een islamitisch land. Vanaf 1821 verloor het Ottomaanse Rijk in hoog tempo grondgebied doordat verschillende gebieden zich onafhankelijkheid verklaarden en door het Europese kolonialisme.
Ook onder de Armeense bevolking stak het nationalisme de kop op. In 1895 vroegen enkele vooraanstaande Armeniërs om hervormingen en inspraak in de regering. Dat leidde tot een uitbarsting van geweld. De Turkse politie doodde honderden Armeniërs die in Istanboel woonden en daarna verspreidde het geweld zich naar provincies met grote Armeense gemeenschappen. Regeringstroepen brachten daar in de jaren 1895 – 1897 tussen de 50.000 en 200.000 onschuldige mensen om.
Nieuwe slachtpartijen
De vooruitzichten voor de Armeniërs leken wat beter te worden toen in 1908 de Jonge Turken aan de macht kwamen. Zij streefden hervormingen na en de Armeense nationalisten steunden hen. Dat ergerde de conservatieve tegenstanders van de nieuwe regering. In 1909 deden zij een greep naar de macht en orthodoxe moslims in de stad Adana maakten van de gelegenheid gebruik om de aanval te openen op de Armeniërs. Daarbij stierven 15.000 tot 20.000 mensen.
Na deze uitbarsting van geweld begon het streven van de Jonge Turken naar een groot Turks rijk dat zich zou uitstrekken van de Balkan tot Centraal-Azië en waar geen plaats meer was voor christelijke minderheden, zoals de Armeniërs. In 1913 vestigden de Jonge Turken een dictatuur en vanaf dat moment nam de onderdrukking van minderheden toe. Armeense, Griekse en Bulgaarse plaatsen kregen Turkse namen, hun bedrijven werden onteigend en het Turks werd de voertaal.
Geen buitenlands protest
Vanzelfsprekend raakte in Amerika en West-Europa bekend hoe de Turken omgingen met hun minderheden. De bloedbaden en maatregelen die de Jonge Turken vanaf 1913 namen, leidden tot bemoeienis van het buitenland. Europese regeringsleiders dwongen de Turken de rechten van de Armeniërs te respecteren. Zij stelden twee inspecteurs aan die erop moesten toezien of de Turken zich aan de gemaakte afspraken hielden.
Maar daar kwam niets van terecht door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Die vormde voor de Turkse regering een uitgelezen gelegenheid om zich van hun minderheden, en in het bijzonder de Armeniërs, te ontdoen zonder buitenlandse bemoeienis. De directe aanleiding tot de moord op de Armeense bevolkingsgroep vormde de verloren strijd tegen de Russen in de eerste oorlogswinter. De Armeniërs kregen de schuld.
Onteigening Armeens bezit
De regering legde haar onderdanen uit hoe gevaarlijk de Armeense medeburgers waren. Zij zouden een staatsgreep willen plegen en de Bosporus openstellen voor de Geallieerden. Als bevolkingsgroep mochten zij niet langer blijven bestaan. De Turkse regering begon met het ontslaan van alle Armeense politieagenten, rijksambtenaren en soldaten. Daarna onteigende ze de bedrijven, fabrieken en boerderijen van de Armeniërs. Dat leidde tot grote armoede.
Doden van de elite
Na de onteigening kwam de ‘finale oplossing’ van het Armeense probleem, namelijk de deportatie naar concentratiekampen in de Syrische woestijn. Op 23 mei 1915 kondigde minister Talât van Binnenlandse Zaken aan dat de hele Armeense bevolking moest verhuizen naar het stadje Der el-Zol. Allereerst was de elite aan de beurt. Mannen met hoge posities werden opgepakt en geëxecuteerd. In de stad Diyarbekir arresteerde de Turkse politie 636 mannen, zette hen op vlotten en voer met hen de Tigris af. Bij een kloof hielden de agenten halt, beroofden hun gevangenen van hun bezit en brachten hen om.
Deportatie
Na de elite was de rest van de bevolking aan de beurt. Talât liet hun via hun provincie- en districtshoofden weten op welke dag ze klaar moesten staan voor vertrek. Ze mochten slechts het hoogstnoodzakelijke meenemen. Voor een deel van de bevolking regelde de minister goederentreinen of vervoer per schip, maar de meeste mensen moesten lopen, duizend kilometer naar de woestijnen rond Der el-Zol. Een overlevende beschreef hoe de deportatie in de stad Sivas verliep:
‘Een enorme karavaan strekte zich uit van het ene eind van de straat naar de andere…Mannen droegen hoeden ter bescherming tegen de zon en liepen langs de karren. Vrouwen met een witte hoofddoek volgden…De kinderen liepen links en rechts langs hun ouders, alsof ze aan een aangename reis begonnen’.
Massamoord
De Turkse bevolking keek toe en de kinderen bekogelden de reizigers met stenen. Velen van hen zouden de Syrische woestijn nooit bereiken. Zij bezweken onderweg of werden gedood door Turkse soldaten. Zo bereikten van de 40.000 Armeniërs die vertrokken uit de stad Erzurum slechts 0,7% hun bestemming. Soldaten doodden de rest en gooiden de lijken in de Eufraat. Anderen werden samengedreven in een grot waarin grote vuren brandden. Zij stikten door de rook. De Armeniërs die de Syrische woestijnstad wel bereikten, kwamen daar om, omdat er geen overlevingskansen waren.
Buiten het Ottomaanse rijk werd na enige tijd duidelijk dat de Turken een heel volk aan het uitmoorden waren. De regering liet echter weten dat ze de Armeniërs alleen maar verhuisde naar een andere plaats om daar te wonen. Verder dan tot een veroordeling van het Turkse beleid kwamen de Geallieerden niet. En dat terwijl in korte tijd anderhalf miljoen Armeniërs omkwamen!
Na de deportatie begon de vernietiging van de materiële cultuur. Turkse soldaten staken de kerken in brand of maakten er een moskee van. De overheid legde beslag op de huizen van de weggevoerden en haalde het geld van hun bankrekeningen.
Inspiratie voor Hitler
Na de oorlog vergat Europa de Armeense genocide. Voor Hitler was de volkerenmoord echter een bron van inspiratie voor zijn Endlösung. Een snelle, probleemloze vernietiging waar niemand zich mee bemoeide en waar achteraf over gezwegen zou worden – zo stelde hij zich de uitroeiing van het Joodse volk voor.
Voor de Turkse regering is de genocide zelfs na honderd jaar nog niet bespreekbaar. De overheid ontkent dat in het Ottomaanse Rijk een volkerenmoord heeft plaatsgevonden en verbiedt zijn onderdanen erover te praten. Er wordt alleen gesproken over een ‘gezamenlijke pijn’ die door de Eerste Wereldoorlog is ontstaan. Hoe lastig deze kwestie is bleek in het voorjaar van 2015 toen paus Franciscus de massamoord op Armeniërs 'de eerste genocide van de twintigste eeuw' noemde. Turkije riep daarop de pauselijke vertegenwoordiger op het matje en haalde zijn ambassadeur terug uit Vaticaanstad.